Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2016, werd de verdachte beschuldigd van het bewegen tot het plegen of dulden van seksuele handelingen met een 17-jarig meisje. De rechtbank heeft op basis van het dossier en de verklaringen tijdens de zitting geoordeeld dat het meisje zichzelf had aangeboden voor seksueel contact in ruil voor geld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij het meisje had bewogen tot deze handelingen. De rechtbank concludeerde dat de opzet van het meisje vanaf het begin gericht was op het verkrijgen van geld door middel van seksuele diensten, waardoor er geen sprake was van een poging tot bewegen tot seksuele handelingen. Hoewel er mogelijk sprake was van een poging tot ontucht met een minderjarige prostitué, was dit feit niet ten laste gelegd en kon het daarom niet in de beoordeling worden meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de advocaat van de verdachte, mr. A.R.A.L. Norenburg, zijn standpunt naar voren bracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.