RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 16/661363-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 april 2016.
geboren op [1987] te distrikt [geboorteplaats] (Suriname),
Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2015, 9 februari 2016 en 22 maart 2016. De zaak is inhoudelijk behandeld op 22 maart 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C.G. Matze, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 15 januari 2012 tot en met 13 oktober 2012 zich ten aanzien van [naam] (geboren [1995] ) schuldig heeft gemaakt aan verschillende vormen van mensenhandel.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
- Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, te weten beide ten laste gelegde varianten onder A en B. Daarbij merkt de officier van justitie met betrekking tot de tenlastegelegde periode op dat een kortere periode bewezen kan worden, te weten 1 augustus 2012 tot en met 13 oktober 2012 (de periode van de duur van de relatie).
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte wist dat [naam] zich bezighield met prostitutie. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat zij haar inkomsten had uit een massagesalon, acht de officier van justitie ongeloofwaardig aangezien [naam] en verdachte bij de politie daar niets over hebben verklaard. Tevens wist verdachte dat de afspraak in de woning aan het [adres] op 13 oktober 2012 een prostitutieafspraak was toen [naam] om 7 uur ’s ochtends werd gebeld of zij op een feestje kwam. [naam] heeft verklaard dat zij zelf voor de prostitutie heeft gekozen en zichzelf prostitueerde en dat zij koppig was en heeft doorgedramd en gezeurd dat hij haar moest brengen. Daaruit blijkt dat verdachte wist dat het een prostitutieafspraak was. [naam] kwam met geld naar buiten terwijl verdachte buiten op haar wachtte. De verklaring van verdachte dat het een feestje was en hij er niet van wist, acht de officier van justitie, gezien het bovenstaande, dan ook ongeloofwaardig.
Tenslotte acht de officier van justitie ook het tenlastegelegde onder B wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte voordeel heeft getrokken uit de prostitutie. Hij heeft van haar prostitutie-inkomsten meegeprofiteerd doordat zij meebetaalde aan de boodschappen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van zowel het tenlastegelegde onder A als onder B. Indien het oogmerk of het opzet op de seksuele uitbuiting en het opzettelijk voordeel trekken toch bewezen kan worden, stelt de verdediging zich subsidiair op het standpunt dat hem één minimaal verwijt kan worden gemaakt.
De verdediging stelt hierbij voorop dat [voornaam] (zoals verdachte het slachtoffer kende en noemde) een heel gesloten, kwetsbaar en beschadigd meisje is die door jeugdzorg niet in toom gehouden kon worden. Op 14 jarige leeftijd is zij uit een gesloten instelling weggelopen. Zelfs de hulpverlening heeft niet kunnen tegenhouden dat zij zich in de inrichting al prostitueerde.
De verdediging stelt dat verdachte met het brengen van [voornaam] naar [woonplaats] niet het oogmerk had op de seksuele uitbuiting van [voornaam] . Verdachte is pas achteraf hiervan doordrongen geraakt. Verdachte wist dat zij in het verleden in de prostitutie zat. De eerste zes weken dat hij haar kende woonde ze bij haar tante. Zij verbleef soms wel bij hem maar verdachte had verder geen zicht op wat zij deed. Verdachte was niet capabel en stelde niet al teveel vragen. Hij kon niet tegen haar op. Zij bepaalde onder meer ook dat zij zich prostitueerde. Verdachte dacht dat zij gestopt was met de prostitutie. Zij heeft verdachte bedrogen door gebruik te maken van zijn onderdak en vervoer. Hij hield van haar. Het is dus duidelijk dat verdachte [voornaam] niet tot prostitutie heeft gebracht; dat deed ze al voordat ze verdachte kende.
Evenmin heeft verdachte opzettelijk voordeel getrokken; daarentegen heeft zij voordeel van verdachte gehad. Dat zij wel eens mee heeft betaald aan de boodschappen is niet meer dan logisch, aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende aanwijzingen om wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren dat verdachte het onder A (sub 5) ten laste gelegde feit heeft begaan. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte [naam] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen. Dit betekent dat verdachte van het onder sub 5 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde onder A (sub 2) en onder B (sub 8) heeft begaan zoals hierna onder 5 is weergegeven.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.[1]
Op 13 oktober 2012 om 08:40 uur kwam de melding: “ [adres] , kenteken [kenteken] , wordt op dit moment gedeald en prostitutie in de woning, sprake van geld over en weer, mannen in onderbroek in de voordeur”.[2]
De melder vertelde dat het meisje al meerdere malen was afgezet op de [adres] in de afgelopen maanden. Ook verklaarde de melder dat het meisje regelmatig op eigen gelegenheid naar de woning was gekomen op de meest vreemde tijden.[3]
De deur werd geopend door [X] .[4] In de woning aangekomen, zag verbalisant in de slaapkamer een man op de rand van het bed zitten met alleen een boxershort aan. Hij zag op het bed een verpakking van vermoedelijk een condoom. Hij zag ook een vrouw. Er kwam nog een man van boven met alleen een sportbroek aan met daar overheen een badjas. [5]
De verbalisant zag dat er een negroïde man aan de deur kwam. Hij bleek te zijn: [verdachte] . Hij hoorde hem zeggen dat hij via via bij deze jongens terecht was gekomen. Op de vraag of er nog een dame in de woning was zei hij : Ja, mijn vriendin [voornaam] . [6]
Verbalisant hoorde [X] zeggen: mijn vriendin is boven, [voornaam] . Hij wist niet wat haar achternaam en geboortedatum was; alleen dat ze in [woonplaats] woonde. Het meisje kwam naar beneden, met collega’s van de verbalisant, en zei: Ik wil hier weg, ik wil me douchen, ik voel me vies.” Ze gaf op te zijn [valse naam] . [7] Later bleek ze te zijn [naam] , geboren op [1995] .[8]
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn vriendin bij de woning aan het [adres] was. Zijn vriendin heet [voornaam] . Zij is 17 jaar. Hij is daar terecht gekomen via zijn vriendin. [9] Hij wist niet hoe zijn vriendin verder heette. Toen hij in [woonplaats] aankwam, ging hij op de bank zitten met twee jongens. Zijn vriendin ging naar boven waar al een andere jongen was. Hij kende [voornaam] ongeveer 2 maanden, via internet. Ze heeft hem kort geleden verteld dat ze haar geld verdiende via prostitutie. [10] Ze woonde nu tijdelijk bij hem. Zij betaalde mee in het huis, boodschappen enzo. Het klopte dat er geld in zijn auto lag, ongeveer € 200,00. Dat geld was van [voornaam] maar hij heeft het gekregen van haar om in de auto te leggen. Hij kreeg het geld (€ 150,00) van de jongen, die hem ook € 50,00 gaf voor de benzine. [voornaam] zei dat de jongen dat deze het geld aan hem moest geven. [11]
Ze heeft verteld dat ze het geld nodig had. Hij wist dat ze pas 17 was en dat het dan strafbaar was wat ze deed.[12] Ze heeft hem nooit verteld dat haar echte naam [voornaam] is. Het klopt dat [voornaam] hem die avond gedwongen heeft naar [woonplaats] te rijden. [13]
Toen zij bij het huis in [woonplaats] aankwamen, ging [voornaam] gelijk naar boven. Hij stond toen buiten. Die jongen heeft dat geld meteen aan hem gegeven. De jongen zei dat hij het voor [voornaam] moest bewaren en weer aan haar moest geven. [voornaam] gaf vaker geld aan hem omdat ze anders te veel geld uitgaf. Hij bewaarde het voor haar en als ze geld nodig had dan gaf hij dat aan haar. Hij heeft [voornaam] vaker gevraagd om te stoppen met prostitutie maar ze zei dat ze het geld nodig had. Ze wilde ook bijdragen omdat hij schulden had en zodoende konden zij ook boodschappen betalen.[14]
Getuige [valse naam] (valse naam van [naam] ) heeft verklaard altijd zelf te gaan. Haar vriend bracht haar nooit. Nu voor het eerst ging haar vriend, [verdachte] . Zij kreeg een telefoontje voor een afspraak. Zij zei: oké, let’s go we gaan. Zij had de advertentie voor prostitutie al voordat zij haar vriend had. Zij bood haarzelf aan. Ze hadden snel geld nodig en zij zei:” kom op, let’s go”. Zij zou naar [woonplaats] gaan voor een uurtje. Zij zou er om 8:15 uur zijn. Zij ging naar binnen; haar vriend ging buiten wachten. De afspraak was 40 minuten de één en 20 minuten de ander. Zij wist dat er meerdere mannen in de woning waren.[15]
Op de vraag dat haar vriend 25 is en dat die toch weet dat het niet kan, heeft zij geantwoord dat zij koppig was. Zij heeft doorgedramd en gezeurd dat hij haar moest brengen.
Zij wilde dat hij haar zou brengen.[16]
Zij heeft seks gehad in die woning. [valse naam] blijkt te heten: [naam] .[17] Ze had geld nodig en daarom deed ze escort werk en ook cardates. Haar vriend had ze ontmoet rond juli 2012. [18]
Overweging ten aanzien van het oogmerk op seksuele uitbuiting
De rechtbank is van oordeel dat bij de vraag of bij verdachte ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde handeling, te weten vervoeren, sprake is van het oogmerk van uitbuiting, de verklaring van verdachte als uitgangspunt genomen dient te worden.
De rechtbank is, gelet op deze verklaring van verdachte, van oordeel dat het handelen van verdachte gericht was op het prostitueren van [naam] . Door haar, met de voorkennis die hij van haar had op 13 oktober 2012 op een dergelijk vroeg tijdstip -in ieder geval een ongebruikelijk tijdstip voor een feestje- naar een woning te brengen in [woonplaats] , heeft verdachte het oogmerk gehad op de seksuele uitbuiting door de jongens in die woning. Daarbij heeft de rechtbank tevens gelet op het feit dat verdachte, toen zij naar binnenging, buiten is blijven staan en geld in ontvangst heeft genomen, en vervolgens beneden in de woning op haar heeft gewacht, terwijl zij boven was met een andere jongen.
Overweging ten aanzien van het opzettelijk voordeel trekken
De rechtbank stelt vast dat op basis van de verklaring van verdachte blijkt dat [naam] meebetaalde aan de boodschappen terwijl hij wist dat zij in de prostitutie zat en daarmee geld verdiende. Hierdoor heeft verdachte opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele handelingen die de minderjarige [naam] heeft verricht met derden tegen betaling.
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 13 oktober 2012
in de gemeenten Veenendaal en/of Almere en/of elders in Nederland,
A) een ander, te weten [naam] (geboren [1995] ),
- heeft vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting, terwijl die [naam] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2°)
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van
een ander, te weten [naam] , met een derde tegen betaling,
terwijl die [naam] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub
immers heeft de verdachte (telkens)
- die [naam] naar [woonplaats] gebracht voor het verrichten van seksuele handelingen en
- beneden in de woning gewacht op die [naam] , terwijl die [naam] boven
in de woning was voor het verrichten van seksuele handelingen en
- het voor die [naam] bestemde geld aangenomen en beheerd en
- gebruik gemaakt van de door die [naam] in de door haar betaalde boodschappen afkomstig van haar prostitutie-inkomsten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
- De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Mensenhandel, ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
- De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
Motivering van de straffen en maatregelen
- De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
- Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, indien het ten laste gelegde bewezen kan worden, verdachte slechts een minimaal verwijt kan worden gemaakt. De eis van de officier van justitie is in dat geval veel te hoog. Er zou volstaan kunnen worden met een voorwaardelijke straf. Verdachte zal beter moeten opletten; hij heeft zijn lesje geleerd. Indien een onvoorwaardelijke straf opgelegd dient te worden, dient dit een taakstraf te zijn in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden in combinatie met een werkstraf acht de verdediging meer dan voldoende voor de eventuele fouten die verdachte, met het geestelijk overwicht van [voornaam] , heeft gemaakt.
- Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het ten laste gelegde artikel 273f, eerste lid, sub 2 en 8 van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting door anderen en op het profiteren daarvan. Een minderjarige op enigerlei wijze faciliteren in een rol in de prostitutie is strafbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden.
Bij de beoordeling van de ernst heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte wist dat [naam] minderjarig was en zich prostitueerde. Hij heeft haar gefaciliteerd door haar naar haar prostitutieafspraak te brengen in [woonplaats] en financieel van haar geprofiteerd aangezien zij meebetaalde aan de boodschappen.
Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de verdere omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, waaronder de meewerkende houding van verdachte bij de politie en de houding van het slachtoffer [naam] , waartegen verdachte moeilijk weerstand kon bieden.
Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat er ruim drieënhalf jaar is verstreken tussen de data waarop de feiten zijn gepleegd en de datum waarop de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgehad. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat de periode waarin de ten laste gelegde feiten zijn begaan van geringe duur is.
In het geval van verdachte is er naar het oordeel van rechtbank sprake van een relatief lichte vorm van mensenhandel van één persoon. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen de strafmaat van gerelateerde misdrijven zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier is gevorderd.
Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking hetgeen de verdediging ter zitting naar voren heeft gebracht over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn minder begaafde niveau, en het uittreksel justitiële documentatie. van 16 november 2015 dat enkel één veroordeling vermeldt wegens overtreding van de Wegenverkeerswet.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf passend en geboden is.
Daarnaast zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het geld, te weten een bedrag van € 150,00, behoort aan verdachte toe. Nu dit geld uit misdrijf is verkregen, wordt het verbeurdverklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mensenhandel, ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 60 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 57 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Verklaart verbeurd: een geldbedrag van € 150,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.B. Smit-Colenbrander, voorzitter,
mrs. A.J.P. Schotman en J.W. Frieling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2016 .
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 15 januari 2012 tot en met 13
oktober 2012 in de gemeente(n) Veenendaal en/of Almere en/of elders in
A) een ander, te weten [naam] (geboren [1995] ), (telkens)
- heeft vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting, terwijl die [naam]
de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2°)
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten
aanzien van die [naam] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [naam]
zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele
handelingen, terwijl die [naam] de leeftijd van achttien jaren nog niet had
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van
een ander, te weten [naam] , met en/of voor een derde tegen betaling ,
terwijl die [naam] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub
immers heeft de verdachte (telkens)
- die [naam] naar [woonplaats] en/of elders in Nederland gebracht voor het
verrichten van seksuele handelingen en/of
- beneden in de woning gewacht op die [naam] , terwijl die [naam] boven
in de woning was voor het verrichten van seksuele handelingen en/of
- het voor die [naam] bestemde geld aangenomen en/of beheerd en/of
- gebruik gemaakt van de door die [naam] in de (gezamenlijke) huishouding
ingebrachte geldbedragen en/of door haar betaalde boodschappen (afkomstig van
haar prostitutie inkomsten);
art 273f lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 5° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 1 ahf/sub 8° Wetboek van Strafrecht
[1] Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, nr. PL0981 2012228207 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 118). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
[2] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2012, opgenomen op pagina 89.
[3] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2012, opgenomen op pagina 99.
[4] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2012, opgenomen op pagina 89.
[5] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2012, opgenomen op pagina 90.
[6] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2012, opgenomen op pagina 93.
[7] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2012, opgenomen op pagina 94.
[8] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2012, opgenomen op pagina 95.
[9] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 oktober 2012, opgenomen op pagina 20.
[10] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 oktober 2012, opgenomen op pagina 21.
[11] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 oktober 2012, opgenomen op pagina 22.
[12] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 oktober 2012, opgenomen op pagina 23.
[13] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 oktober 2012, opgenomen op pagina 24.
[14] Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 oktober 2012, opgenomen op pagina 28.
[15] Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 oktober 2012, opgenomen op pagina 112.
[16] Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 oktober 2012, opgenomen op pagina 113.
[17] Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 oktober 2012, opgenomen op pagina 115.
[18] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2012, opgenomen op pagina 117.