4.3.2.Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
[aangever] heeft op 7 december 2015 aangifte gedaan en – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op maandag 7 december 2015 ben ik samen met [getuige 1] omstreeks 18:00 uur afgezet op het adres [adres] .Er ontstond een woordenwisseling tussen mij en [verdachte] zei toen dat [verdachte] de woning moest verlaten. Vervolgens werd ik gebeld door [verdachte] . [verdachte] zei: “Ik ga je afslachten, ik maak je kapot, je zal het merken”. Vervolgens liep ik de woning uit en toen belde [verdachte] weer. Ik hoorde dat hij riep: “Je gaat het zien, wat ik ga doen. Kom maar naar buiten”. Ik liep vervolgens naar beneden.
Ik zag dat [verdachte] meteen uithaalde met zijn rechter tot vuist gebalde hand en mijn linker boven schouder. Ik voelde en zag dat hij nogmaals met kracht met zijn rechterarm en vuist uithaalde en mij precies, toen ik schuin voor hem stond, raakte op mijn linkerzij dan wel linkerzijde van mijn bovenrug. Ik voelde een heftige pijnsteek. Ik zag dat hij meteen daarop nogmaals uithaalde met zijn arm en vuist. Ik had mijn lichaam, vanwege de pijn die ik voelde gedraaid naar links. Hierdoor zag en voelde ik dat hij mij met zijn rechtervuist raakte in mijn gezicht en wel op mijn rechterwang en ten tijde van de klap zijn vuist/hand draaide. Ik voelde een erg heftige pijn. Ik voelde ook meteen dat de wond heet aanvoelde en dat er bloed uit liep. Ik zag dat [verdachte] wild met zijn handen bezig was. Ik zag ineens dat [verdachte] iets wits in zijn hand vasthield. Ik zag dat dit een wit heft had en zag meteen dat dit een soort aardappelschilmesje was. Ik ben meteen naar het ziekenhuis gebracht en daar bleek dat ik gestoken was op de linkerzijde van mijn rug, mijn rechterwang en mijn rechterarm.
De verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben lopend naar de [adres] gegaan. Omdat daar ruzie ontstond tussen mij en [aangever] (
de rechtbank begrijpt: [aangever]), zei de bewoner dat ik de woning moest verlaten. Ik ben de woning uitgelopen en weggegaan. Thuisgekomen werd ik boos en heb ik een mes gepakt. Ik belde [aangever] op zijn GSM. Ik kreeg hem aan de telefoon en zei: “Kom beneden.” Ik ben vanuit mijn woning naar de [adres] gelopen. Ik belde, daar aangekomen, die [aangever] nogmaals en riep: “Kom beneden.” Ik had het mes bij mij. Het was een keukenmes, een aardappelmes. Ik zag dat hij de flat uitliep en mij zag. Ik was boos op hem, heel erg boos. Ik had het mes in mijn rechterhand. Ik haalde uit naar zijn lichaam en gezicht met het mes. Ik weet zeker dat ik hem in het gezicht geraakt heb met het mes. Het kan best zijn dat ik hem meerdere malen gestoken heb.
Bruikbaarheid verklaring verdachte bij de politie
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gehoord is zonder bijstand van een tolk, dat is gebleken dat het communiceren met verdachte zonder tolk erg moeilijk is en dat verdachte daarom slechts gehouden kan worden aan de verklaring zoals hij deze ter zitting, met bijstand van een tolk, heeft afgelegd.
De rechtbank overweegt dat verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie heeft verklaard dat hij de Nederlandse taal begrijpt en verstaat. De politie heeft ook niet geconstateerd dat dat niet zo is en heeft het verhoor afgenomen. De rechtbank ziet in het proces-verbaal geen aanknopingspunten dat het verhoor met verdachte in zoverre niet goed zou zijn verlopen. Daarbij is de rechtbank ter zitting gebleken dat verdachte zich in de Nederlandse taal goed verstaanbaar kan maken en dat met hem in de Nederlandse taal goed te communiceren is voor zover het niet-juridisch taalgebruik betreft. Om die reden zal de rechtbank uitgaan van de verklaring zoals de verdachte deze bij de politie heeft afgelegd, te meer nu deze verklaring kort na het feit is afgelegd en wordt ondersteund door de verklaringen van aangever en de getuigen.
Voorbedachte raad
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie, blijkt dat verdachte uit de woning is weggestuurd, hij naar zijn eigen woning is toegelopen, boos is thuis gekomen, twee messen heeft gepakt en vervolgens twee keer heeft gebeld naar het slachtoffer met de vraag om naar buiten te komen. Verdachte heeft dus zelf de confrontatie met het slachtoffer opgezocht. In de periode dat hij naar zijn eigen woning is gelopen, de messen heeft gepakt, gebeld heeft met het slachtoffer en vervolgens weer naar de [adres] is teruggelopen, heeft verdachte ruim de tijd gehad om zich te beraden op zijn voorgenomen besluit en na te denken over de gevolgen die zijn handelen zouden kunnen hebben. Niettemin is verdachte toch met een mes in zijn hand naar de woning gegaan waar het slachtoffer zich bevond en heeft het slachtoffer nogmaals gevraagd om naar buiten te komen. Gelet op al het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte enige tijd heeft gehad om zich te beraden op het door hem voorgenomen besluit om aangever te steken. Er zijn geen contra-indicaties die tot de conclusie zouden moeten leiden dat hij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Opzet
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij opzet heeft gehad om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft immers bij de politie verklaard dat hij boos was, een mes heeft gepakt, het slachtoffer heeft gevraagd naar buiten te komen om hem vervolgens buiten voor de woning aan de [adres] op te wachten. Vervolgens heeft hij met het mes meermalen uitgehaald naar het gezicht en lichaam van het slachtoffer. Door het slachtoffer met dit mes op meerdere plaatsen van zijn lichaam te steken, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft deze kans met zijn handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toegenomen.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit het dossier is gebleken dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen in zijn gezicht en zijn rug. Op grond van het dossier kan het toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd. Gelet op de lengte, de diepte en vorm van de sneeën, is het aannemelijk dat het slachtoffer hier zichtbare littekens aan over zal houden. Uit het dossier blijkt dat de wonden zijn gehecht. De rechtbank acht daarbij van belang dat het litteken in het gezicht zich op een duidelijk zichtbare plek bevindt.