ECLI:NL:RBMNE:2015:9879
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging ontslag op staande voet en onterechte declaraties in strijd met arbeidsvoorwaardenregeling
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 december 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet. De verzoeker, een werknemer, had op 4 september 2015 een verzoekschrift ingediend om het ontslag, dat op 4 augustus 2015 door zijn werkgever was gegeven, te vernietigen. De werkgever had het ontslag gebaseerd op onjuiste declaraties die in strijd waren met de arbeidsvoorwaardenregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 november 2015 heeft de kantonrechter de feiten en omstandigheden van de zaak gehoord.
De verzoeker was sinds 1 september 2010 in dienst bij de werkgever en had een laatstgenoten salaris van € 3.313,59 bruto. De werkgever had geconstateerd dat de verzoeker onterecht kosten had gedeclareerd voor lunches en diners, en dat hij op 26 juni 2014 onterecht brandstof had getankt. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever terecht het ontslag op staande voet had gegeven, omdat de verzoeker herhaaldelijk in strijd had gehandeld met de arbeidsvoorwaarden en het goed werknemerschap. De kantonrechter concludeerde dat het van de werkgever in redelijkheid niet kon worden gevergd om de arbeidsovereenkomst voort te zetten, gezien het ernstige verwijtbare handelen van de verzoeker.
De verzoeken van de werknemer werden afgewezen, en de kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst per 4 augustus 2015 rechtsgeldig was geëindigd. Daarnaast werd de verzoeker veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding en de proceskosten aan de zijde van de werkgever. De nevenvordering van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd voorwaardelijk toegewezen, voor het geval het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig zou blijken te zijn. De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.