Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
de burgemeester van de gemeente Houten, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 174 van de Gemeentewet (Kamerstukken II 1988/89, 19 403, nr. 10, blz. 92 en 93) volgt, dat het tweede lid de bevoegdheid geeft tot het geven van bevelen om onverwijld in te grijpen in situaties die de veiligheid of de gezondheid bedreigen. De bevelen die op grond van deze bepaling worden gegeven, zien op concrete, zich direct aandienende, de veiligheid of gezondheid bedreigende situaties. De in artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet neergelegde bevoegdheid kan dan ook uitsluitend worden aangewend indien onverwijld moet worden ingegrepen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid. Bij de beoordeling of zich een de veiligheid of gezondheid bedreigende situatie voordoet, komt de burgemeester beoordelingsvrijheid toe. De rechter mag de uitoefening van die vrijheid slechts terughoudend toetsen.”.
Blijkens de Memorie van Toelichting bij deze wetsbepaling (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3, p. 49 en p. 147) wordt met handhaving in dit artikel gedoeld op “de zorg voor het feitelijk bewaren en herstellen van de openbare orde”. Het betreft hierbij niet alleen een bevoegdheid, maar ook een verplichting om de openbare orde te handhaven, nu hij, zoals in eerder genoemde Memorie van Toelichting staat vermeld, “als eenhoofdig orgaan tot de op dit gebied vereiste snelle en doeltreffende besluitvorming in staat is”. De rechtbank leest hierin dat de burgemeester exclusief bevoegdheid is indien feitelijke en concrete ordeverstoringen zich voordoen, waartegen onmiddellijk en daadkrachtig moet worden opgetreden.”.