Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
Waardering van de bewijsmiddelen
[verdachte] zou alles regelen als het ging om de contracten met betrekking tot bijvoorbeeld mijn inkomen. … Ik kreeg van [verdachte] onder meer de arbeidscontracten aangeboden omdat je deze nodig hebt voor het kopen van een woning. … [verdachte] vertelde mij dat ik niets over de inhoud hoefde te weten, dat ik op hem moest vertrouwen’. [9] Na het tonen van de model-werkgeversverklaring en de salarisstrook heeft hij wederom verklaard [10] dat hij deze stukken niet kent en dat hij niet bij [bedrijf] BV heeft gewerkt. Op verzoek heeft [getuige] zijn officiële verblijfsvergunning alsmede zijn bankpasjes afgegeven aan verdachte zodat hij die gegevens kon gebruiken om de aanvraag voor het kopen van de woning voor elkaar te krijgen. [11] Hij is samen met verdachte bij een notaris geweest: ‘
Ik moest daar op verzoek van [verdachte] en op verzoek van de persoon die daar aanwezig was, ik denk een notaris of misschien een makelaar, verschillende documenten tekenen. Ik denk ongeveer 3 of 4 documenten. Deze documenten waren bedoeld voor de aankoop van de woning aan de [adres] te [woonplaats]’. [12]
[verdachte] regelde dat er huurders in mijn woning kwamen. … ik kwam in contact met deze huurders via [verdachte].’ [14] Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft [getuige] verklaard dat naast verdachte niemand anders betrokken was bij de verhuur. [15]
Toen de koopcontracten getekend waren, begreep ik dat er ook extra geld was geleend voor onder meer het verbouwen van de keuken, badkamer en dergelijke. Totaal was dit een bedrag van € 40.000,--. [verdachte] stelde voor om de woning te verbeteren, het initiatief ging van hem uit, hij zorgde ervoor dat er geld kwam voor een verbouwing. … Ik gebruikte dit geld onder meer om de huur te betalen en ook om mijn broer in mijn eigen land te bezoeken. … Ik weet dat ik dit geld had moeten gebruiken voor de verbouwing van de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Het geld werd door de ING-Bank gestort op mijn bankrekening. Zoals gezegd € 10.000,-- gebruikte ik voor andere doeleinden en de rest, totaal € 30.000,-- werd door mij contant aan [verdachte] gegeven. … Een verbouwing heeft nooit plaatsgevonden.’ [16]
De [adres] moest gefinancierd worden. Ik heb dat geregeld. [F] heeft mij gevraagd om die financiering voor [getuige] te regelen. … Ik moest [medeverdachte] alle papieren van die woning brengen zoals koopsom en waarde woning, loonstrook en bankafschrift. … Ik heb in de videotheek aan [medeverdachte] die papieren gegeven, een loonstrook, bankafschrift en gegevens van de woning …‘ [18]
Die meneer [verdachte] heeft destijds 3 klanten bij [bedrijf 1] aangebracht. Hij heeft daarvoor een declaratie gestuurd en hij is daarvoor ook betaald’. [19]
witwassen’ of ‘
schuldwitwassen’. Van de verdachte wordt in beginsel een handeling gevergd die erop is gericht zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, kan die gedraging niet als (schuld)witwassen worden gekwalificeerd (Hoge Raad, 26 oktober 2010, NJ 2010, 655). Er moet in dergelijke gevallen sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft (Hoge Raad 8 januari 2013, LJN BX 4449). Eén en ander geldt ook indien het gaat om het verwerven van voorwerpen als gevolg van een door de verdachte zelf begaan misdrijf (Hoge Raad 18 juni 2013, NJ 2013, 453).
verworvenof
voorhandenheeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf (Hoge Raad 17 december 2013, NJ 2014, 75). In beginsel zijn deze regels niet van toepassing in zaken waarin bewezen wordt verklaard dat sprake is van het
overdragen,
gebruik makenof
omzettenvan voorwerpen die afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Daar staat tegenover dat niet valt uit te sluiten dat de omstandigheden waaronder sprake is van overdragen, gebruik maken of omzetten van voorwerpen die zijn verkregen uit een door verdachte zelf begaan misdrijf niet wezenlijk verschillen van de situatie waarin de verdachte voorwerpen uit een door hemzelf begaan misdrijf voorhanden heeft of verwerft. Ook in een dergelijk geval dient sprake te zijn van een gedraging die daadwerkelijk is gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die voorwerpen om deze gedraging ook als witwassen te kunnen kwalificeren (Hoge Raad 25 maart 2014, NJ 2014, 303).
middellijkafkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf zijn de hiervoor genoemde uitgangspunten niet van toepassing (Hoge Raad 25 maart 2014, NJ 2014, 302).
overdragenof
omzettenoplevert als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, onder b, Sr. Het financieren van een woning met een daartoe verstrekte hypothecaire geldlening is onlosmakelijk verbonden met die valsheid in geschrift, nu de hypothecaire geldlening voor geen ander doel dan de financiering van de woning kan worden aangewend. Hierbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat in de onderhavige casus het grondmisdrijf (valsheid in geschrift) juist met het oog op het verkrijgen van een hypothecaire geldlening ten behoeve van de financiering van de woning is gepleegd.
gebruik makenvan de uit misdrijf verkregen woning als bedoeld in de artikelen 420bis en 420quater Sr. In die situatie bestaat er verder geen grond om de hierboven genoemde uitgangspunten uit de jurisprudentie toe te passen en kunnen de gedragingen worden gekwalificeerd als witwassen of schuldwitwassen.
wistdat deze woning uit misdrijf afkomstig was. Aldus kan het
witwassenvan het bouwdepot en van de woning aan de [adres] te [woonplaats] bewezen worden verklaard en gekwalificeerd.
medeplegenvan die gedragingen door verdachte in ieder geval niet bewezen worden verklaard.
Ik wist dat daar een mogelijkheid was om te faxen. Ik weet niet of er veel gebruik gemaakt werd van de fax’ (pag. 291). Uit deze verklaring maakt de rechtbank op dat kennelijk ook voor anderen dan verdachte de mogelijkheid bestond om van deze fax gebruik te maken. Nu die mogelijkheid niet kan worden uitgesloten, is de enkele omstandigheid dat een geschrift door middel van de fax in de videotheek van verdachte is verzonden onvoldoende om te komen tot de vaststelling dat verdachte bij het valselijk opmaken van dat geschrift enige betrokkenheid heeft gehad.
5.Bewezenverklaring
hij in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 1 februari 2008 in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander telkens geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een salarisspecificatie en werkgeversverklaring valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen doen te gebruiken bestaande die valsheid uit het vermelden van een onjuist salaris en onjuiste salarisgegevens en onjuiste namen van werkgevers en dat gebruiken of doen gebruiken uit het overleggen van die valse salarisspecificatie en werkgeversverklaring aan een bank ter financiering en verkrijging van een hypothecaire lening met betrekking tot de onroerende zaak/woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
6.Strafbaarheid van de feiten
7.Strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
9.Benadeelde partij
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
werkstrafvoor de duur van 200 uren;