Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van de bewijsmiddelen
Ik heb het bedrijf in 2009 verkocht aan een man genaamd [betrokkene]. Ik kon deze man al. Hij had eerder al projecten van mij aangenomen.’ [12]
Dit kan helemaal niet. … In 2007 bestond het bedrijf [bedrijf 1] nog helemaal niet. … Verder zie ik dezelfde fouten als bij de overige loonafrekeningen’. [16] Over de tweede afrekening heeft hij verklaard: ‘
Ik zie weer dezelfde fouten. Deze loonafrekening is niet door ons gemaakt’. [17] En ten slotte over de diverse getoonde salarisafrekeningen: ‘
Van deze loonafrekeningen klopt helemaal niets’ [18] en ‘
Ze komen niet overeen met de werkelijkheid’. [19]
Maar een persoon kon bij de stukken en dat was [verdachte]’. [23]
[verdachte] regelt dat er voor de hypotheekaanvraag loonstrookjes of jaarcijfers komen. [verdachte] heeft overal mannetjes voor die de zaakjes regelen. Naast dat hijzelf dingen maakt zoals loonstrookjes en jaarcijfers maakt de boekhouder, [()], loonstrookjes. … Hij betaalt de mensen die voor hem werken’. [27] In het kader van hypotheekfraude noemt zij onder meer het pand aan de [adres]. [28]
medeplegenvan de valsheid in geschrift.
witwassen’ of ‘
schuldwitwassen’. Van de verdachte wordt in beginsel een handeling gevergd die erop is gericht zijn criminele opbrengsten veilig te stellen. Indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan bijdragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, kan die gedraging niet als (schuld)witwassen worden gekwalificeerd (Hoge Raad, 26 oktober 2010, NJ 2010, 655). Er moet in dergelijke gevallen sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft (Hoge Raad 8 januari 2013, LJN BX 4449). Eén en ander geldt ook indien het gaat om het verwerven van voorwerpen als gevolg van een door de verdachte zelf begaan misdrijf (Hoge Raad 18 juni 2013, NJ 2013, 453).
verworvenof
voorhandenheeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf (Hoge Raad 17 december 2013, NJ 2014, 75). In beginsel zijn deze regels niet van toepassing in zaken waarin bewezen wordt verklaard dat sprake is van het
overdragen,
gebruik makenof
omzettenvan voorwerpen die afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Daar staat tegenover dat niet valt uit te sluiten dat de omstandigheden waaronder sprake is van overdragen, gebruik maken of omzetten van voorwerpen die zijn verkregen uit een door verdachte zelf begaan misdrijf niet wezenlijk verschillen van de situatie waarin de verdachte voorwerpen uit een door hemzelf begaan misdrijf voorhanden heeft of verwerft. Ook in een dergelijk geval dient sprake te zijn van een gedraging die daadwerkelijk is gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die voorwerpen om deze gedraging ook als witwassen te kunnen kwalificeren (Hoge Raad 25 maart 2014, NJ 2014, 303).
middellijkafkomstig zijn uit een door verdachte zelf begaan misdrijf zijn de hiervoor genoemde uitgangspunten niet van toepassing (Hoge Raad 25 maart 2014, NJ 2014, 302).
overdragenof
omzettenoplevert als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, onder b, Sr. Het financieren van een woning met een daartoe verstrekte hypothecaire geldlening is onlosmakelijk verbonden met die valsheid in geschrift, nu de hypothecaire geldlening voor geen ander doel dan de financiering van de woning kan worden aangewend. Hierbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat in de onderhavige casus het grondmisdrijf (valsheid in geschrift) juist met het oog op het verkrijgen van een hypothecaire geldlening ten behoeve van de financiering van de woning is gepleegd.
gebruik makenvan deze uit misdrijf verkregen woning als bedoeld in de artikelen 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
gebruik makenvan de uit misdrijf verkregen woning aan de [adres] als bedoeld in de artikelen 420bis en 420quater Sr.
wistdat deze woningen uit misdrijf afkomstig waren. Aldus kan het onder 1.A. ten laste gelegde
witwassenvan de woningen aan de [adres] en [adres] wettig en overtuigend bewezen worden verklaard en gekwalificeerd.
5.Bewezenverklaring
terwijl hij verdachte en zijn mededader telkens wisten dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.Strafbaarheid van de feiten
7.Strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
9.Benadeelde partij
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van 6 maanden;