Op 7 december 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte] B.V., waarbij de rechtbank de rechtspersoon heeft veroordeeld voor gewoontewitwassen. De zaak betreft een 66-jarige man uit Soest, die als initiator van een oplichtingsschema met obligatiefondsen in Duits vastgoed werd gezien. De rechtbank oordeelde dat de man en zijn mededaders, waaronder zijn vrouw en zoon, betrokken waren bij het witwassen van een totaalbedrag van € 5.220.311,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 28 juni 2010 tot en met 21 januari 2014 een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen, waarbij de herkomst van deze gelden afkomstig was uit misdrijven. De rechtbank heeft de tenlastelegging als geldig beoordeeld en de bewijsvoering als overtuigend aangemerkt. Ondanks de ernst van de feiten heeft de rechtbank besloten geen straf of maatregel op te leggen, omdat de rechtspersoon inmiddels failliet was en een boete ten koste zou gaan van de boedel, wat de slachtoffers zou benadelen. De rechtbank heeft de schuldigverklaring uitgesproken zonder oplegging van straf, waarbij de belangen van de gedupeerden voorop stonden. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9a, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.