Op 7 december 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 66-jarige man uit Soest, die werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor oplichting met obligatiefondsen in Duits vastgoed. De rechtbank beschouwde de man als de initiator van de oplichting, waarbij ook zijn vrouw, zoon en drie medewerkers werden veroordeeld. Daarnaast waren verschillende vennootschappen, waaronder de rechtspersoon in deze zaak, gedagvaard. De rechtbank kon deze rechtspersonen geldboetes opleggen, maar besloot dit niet te doen omdat de vennootschappen failliet waren, wat zou leiden tot benadeling van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon in de periode van 10 april 2012 tot en met 21 januari 2014 zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van een totaalbedrag van € 238.821,--. Dit bedrag was afkomstig uit de oplichting en werd door de verdachte verborgen of verhuld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als onderdeel van een structuur van rechtspersonen, medepleger was van de oplichting. Ondanks de ernst van het feit en het blanco strafblad van de verdachte, werd er geen straf of maatregel opgelegd, omdat de rechtspersoon failliet was en een boete ten koste zou gaan van de boedel, wat de belangen van de gedupeerden zou schaden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf.