Op 7 december 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 66-jarige man uit Soest, die werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor oplichting met obligatiefondsen in Duits vastgoed. De rechtbank beschouwde de man als de initiator van de oplichting, waarbij ook zijn vrouw, zoon en drie medewerkers werden veroordeeld. Daarnaast waren verschillende vennootschappen, waaronder de rechtspersoon in deze zaak, gedagvaard. De rechtbank kon deze rechtspersonen geldboetes opleggen, maar besloot dit niet te doen omdat de vennootschappen failliet waren, wat zou leiden tot benadeling van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 oktober 2013 tot en met 21 januari 2014 een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen, met een totaal van € 1.931.400,00. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als onderdeel van een structuur van rechtspersonen, medepleger was van de oplichting. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en de werkwijze van de verdachte uitvoerig besproken, waarbij werd vastgesteld dat beleggers door valse voorwendselen waren bewogen om geld te investeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft gepleegd en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf, en de rechtbank heeft dit oordeel gevolgd, rekening houdend met het faillissement van de verdachte en de belangen van de gedupeerden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard zonder straf of maatregel op te leggen, conform de eis van de officier van justitie.