ECLI:NL:RBMNE:2015:8808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
16/994005-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en gewoontewitwassen door verdachte in verband met obligatiefondsen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan oplichting en gewoontewitwassen. De verdachte, die als bestuurder van verschillende obligatiefondsen fungeerde, heeft gedurende meerdere jaren beleggers opgelicht door hen te misleiden met prospectussen waarin onjuiste informatie werd verstrekt over de investeringen in vastgoed in Duitsland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de oplichtingen en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van een totaalbedrag van € 13.032.800,-. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet zelf heeft geprofiteerd van de oplichting, maar dat hij wel verantwoordelijk was voor de administratie en de geldstromen binnen de fondsen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de gedupeerden meegewogen in de strafoplegging. De vorderingen van benadeelde partijen zijn niet ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994005-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 7 december 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis wordt verdachte hierna ook wel aangeduid als ‘ [verdachte] ’.
Om diezelfde reden wordt de toevoeging ‘B.V.’ bij de verschillende besloten vennootschappen telkens weggelaten.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 en 29 september 2015 en 1, 5, 8, 9 en 12 oktober 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Baarn .
Tijdens de zitting van 23 november 2015, waarbij alleen het onderzoek is gesloten, is niemand verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
Feit 1 primair: [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] in de periode 13 oktober 2010 tot en met 21 januari 2014, al dan niet samen met anderen, beleggers heeft opgelicht, terwijl verdachte hieraan feitelijk leiding dan wel opdracht heeft gegeven;
Feit 1 subsidiair: verdachte in de periode van 13 oktober 2010 tot en met 21 januari 2014, al dan niet samen met anderen, beleggers heeft opgelicht;
Feit 2: verdachte in de periode van 1 mei 2012 tot en met 21 januari 2014, al dan niet samen met anderen, een arbeidsovereenkomst en facturen valselijk heeft opgemaakt
en/of
gebruik heeft gemaakt van deze vals arbeidsovereenkomst en facturen, dan wel deze heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad;
Feit 3: verdachte in de periode van 13 oktober 2010 tot en met 21 januari 2014 € 13.032.800,-- heeft witgewassen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Meer specifiek hebben de officieren van justitie wettig en overtuigend bewezen geacht dat hij:
- Feitelijk leiding heeft gegeven aan de oplichtingen van beleggers begaan door de [bedrijf 1] -vennootschappen, zoals onder feit 1 primair ten laste gelegd.
  • Samen met anderen een valse arbeidsovereenkomst heeft opgemaakt en voorhanden heeft gehad, zoals onder feit 2 ten laste gelegd.
  • Samen met anderen valse facturen heeft opgemaakt en voorhanden heeft gehad, zoals onder feit 2 ten laste gelegd;
- Een bedrag van € 13.032.800,-- heeft witgewassen, zoals onder feit 3 ten laste gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hiertoe heeft de raadsman -onder meer- het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van feit 1 en feit 3
Er is geen sprake van oplichting. In de prospectussen wordt gesproken over beoogde objecten. Het aangekochte vastgoed voldoet aan de criteria die in de prospectussen zijn omschreven. Nergens staat dat garanties worden gegeven. In de prospectussen zijn telkens risicoparagrafen opgenomen. De couponrente betalingen zijn altijd netjes gedaan. In de prospectussen wordt een opbouw gegeven van de fondsinvestering. Er wordt niets voorgewend. Datzelfde geldt voor het verwijt dat de inleg gegarandeerd terug zou komen. Dat dit niet is voorgewend blijkt eveneens uit de risicoparagraaf. Het is altijd de bedoeling geweest dat het bestuur van de stichtingen onafhankelijk zou zijn en dat de stichtingen onafhankelijk bestuurd zouden worden. Ten aanzien van de zekerheden heeft men alles in het werk gesteld om deze te stellen. Zo zijn er hypotheekrechten en bankgaranties verstrekt. De door het Openbaar Ministerie omschreven oplichtingsmiddelen kunnen niet als zodanig gekwalificeerd worden.
[verdachte] had geen oogmerk gericht op het oplichten van beleggers. Evenmin is sprake geweest van wederrechtelijke bevoordeling. [verdachte] ontving een normaal salaris. Uit het dossier volgt niet dat [verdachte] nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen om beleggingsfondsen in het leven te roepen om daarmee voorliggende fondsen in stand te houden. Conform gesloten overeenkomsten boekte [verdachte] gelden over. Uit diverse verklaringen in het dossier volgt dat [verdachte] niet de feitelijk leidinggever was binnen het [bedrijf 1] -concern. Het feit dat [verdachte] directeur was is daartoe onvoldoende. Nergens blijkt uit dat [verdachte] wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat rondom [bedrijf 1] strafbare feiten werden gepleegd.
Nu [verdachte] dient te worden vrijgesproken van de oplichting, dient hij ook van het witwassen vrijgesproken te worden, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2
Het was wel degelijk de bedoeling dat [A ] administratieve werkzaamheden zou gaan verrichten binnen [bedrijf 1] . [verdachte] had geen oogmerk op het valselijk opmaken van de arbeidsovereenkomst met [A ] .
Tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) bestond een afspraak betreffende de vergoedingen waar [medeverdachte 2] recht op had. Daarop hebben de facturen, opgenomen in de tenlastelegging, betrekking. [verdachte] was zich van geen kwaad bewust. Ook van feit 2 dient [verdachte] , aldus zijn raadsman, vrij te worden gesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] de aan hem onder 1 subsidiair en 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.3.1
Algemene overweging vooraf
In onderhavige zaak gaat het -kort gezegd- om het aanbieden van obligatieleningen door diverse obligatiefondsen met als doel de door beleggers ingelegde gelden aan te wenden voor het aankopen van vastgoedobjecten in Duitsland.
Kort samengevat ziet de werkwijze er als volgt uit:
Potentiële beleggers worden middels prospectussen geïnformeerd over de obligatiefondsen. Wanneer zij besluiten te participeren, maken zij hun inleg over naar een stichting die toezicht houdt op onder meer het aankoopbeleid van het obligatiefonds. Deze stichting kan het geld van de beleggers vervolgens vrijgeven aan de exploitatie-/werkmaatschappij. De exploitatie-/werkmaatschappij koopt met de inleg vervolgens feitelijk het onroerend goed aan.
4.3.2
Het bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1] [2]
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 3
4.3.2.1 De fondsen
[bedrijf 1] -fondsen
Het eerste [bedrijf 1] -fonds
[bedrijf 1] is op 20 juli 2010 opgericht en statutair gevestigd te [vestigingsplaats] . [bedrijf 1] voert volgens het uittreksel KvK als activiteit ‘het verstrekken van geldleningen aan en het stellen van zekerheden aan derden, speciaal het stellen van zekerheden in relatie tot binnen het concern van de vennootschap van derden tegen uitgiften van effecten verkregen gelden.’ [3] Volgens het prospectus van september 2010 van [bedrijf 1] is [bedrijf 1] een obligatiefonds die een obligatielening uitgeeft. [4] Initiatiefnemer is [bedrijf 6] . [5] Deze rechtspersoon is de dochteronderneming van [bedrijf 7] . [6] Medeverdachte [verdachte] is per 8 juli 2010 bestuurder en alleen/zelfstandig bevoegd van [bedrijf 7] . [7]
[bedrijf 17] is de exploitatiemaatschappij die het onroerend goed koopt en exploiteert. [8]
[stichting 5] , gevestigd te [vestigingsplaats] , behartigt de belangen van de obligatiehouders, aldus het prospectus van [bedrijf 1] . Deze stichting handelt onafhankelijk van [bedrijf 1] en draagt zorg voor de geldstromen. [9] De stichting is op 20 september 2010 opgericht en heeft blijkens het uittreksel van de KvK tot doel ‘het verschaffen van een zekerheid aan de obligatiehouders die via [bedrijf 1] in obligatiefondsen participeren alsmede hun belangenbehartiging. Medeverdachte [medeverdachte 2] is vanaf 20 september 2010 de bestuurder van de stichting. [10]
Het tweede [bedrijf 1] -fonds
Vervolgens is op 13 april 2011 [bedrijf 2] opgericht, met als statutaire zetel [vestigingsplaats] . In het uittreksel van de KvK staat dat [bedrijf 2] als activiteit heeft ‘het verstrekken van geldleningen en het stellen van zekerheden aan derden, speciaal het stellen van zekerheden in relatie tot binnen het concern van de vennootschap van derden tegen uitgifte van effecten verkregen gelden’. [11] In het prospectus van april 2011 staat dat [bedrijf 2] obligaties uitgeeft. [12] Initiatiefnemer is [bedrijf 6] . [13] Zoals reeds vermeld is deze rechtspersoon de dochteronderneming van [bedrijf 7] , waarvan [verdachte] bestuurder is. [14]
[bedrijf 2] is de exploitatiemaatschappij die het onroerend goed koopt en exploiteert. [15]
[stichting 1] behartigt de belangen van de obligatiehouders en handelt onafhankelijk van [bedrijf 2] . [16] De stichting beheert de inleg van de obligatiehouders. [17] De stichting is op 21 april 2011 opgericht met als doel ‘het verschaffen van een zekerheid aan de obligatiehouders die via [bedrijf 2] in obligatiefondsen participeren alsmede hun belangenbehartiging’. Bezoek adres en statutaire zetel zijn gelegen te [vestigingsplaats] . [medeverdachte 2] is vanaf de datum van oprichting de bestuurder. [18]
Het derde [bedrijf 1] -fonds
Het volgende fonds, [bedrijf 3] , wordt op 17 oktober 2011 opgericht en is gevestigd te [vestigingsplaats] . De activiteiten van [bedrijf 3] zijn ‘het verstrekken van geldleningen aan en het stellen van zekerheden aan derden, speciaal het stellen van zekerheden in relatie tot binnen het concern van de vennootschap van derden tegen uitgifte van effecten verkregen gelden’. [19] Ook dit fonds geeft blijkens het prospectus van oktober 2011 obligatieleningen uit. [20] De initiatiefnemer is [bedrijf 6] . [21] Zoals reeds vermeld is deze rechtspersoon de dochteronderneming van [bedrijf 7] , waarvan [verdachte] bestuurder is. [22]
[bedrijf 18] is de exploitatiemaatschappij die het onroerend goed koopt en exploiteert. [23]
[stichting 2] is op 3 oktober 2011 opgericht met als doel ‘het verschaffen van een zekerheid aan de obligatiehouders die via [bedrijf 3] in obligatiefondsen participeren alsmede hun belangenbehartiging.’ [24] De stichting is gevestigd in [vestigingsplaats] . [medeverdachte 2] is vanaf de datum van oprichting de bestuurder. [25]
Het vierde [bedrijf 1] -fonds
Hierna wordt, op 14 maart 2012, [bedrijf 4] opgericht, met als vestigingsadres [vestigingsplaats] . Blijkens het uittreksel uit de KvK heeft deze rechtspersoon tot doel ‘verstrekken van geldleningen en het stellen van zekerheden aan derden, speciaal het stellen van zekerheden in relatie tot binnen het concern van de vennootschap van derden tegen uitgifte van effecten verkregen gelden’. [26] In het prospectus van [bedrijf 4] van maart 2012 staat dat [bedrijf 4] obligatieleningen uitgeeft. [27] Initiatiefnemer is [bedrijf 6] . [28] Zoals reeds vermeld is deze rechtspersoon de dochteronderneming van [bedrijf 7] , waarvan [verdachte] bestuurder is. [29]
[bedrijf 18] is de exploitatiemaatschappij die het onroerend goed koopt en exploiteert. [30]
[stichting 3] is op 1 maart 2012 opgericht met als doel ‘het verschaffen van een zekerheid aan de obligatiehouders die via [bedrijf 3] in obligatiefondsen participeren alsmede hun belangenbehartiging. De stichting is gevestigd te [vestigingsplaats] . [medeverdachte 2] is vanaf de datum van oprichting de bestuurder. [31]
Het vijfde [bedrijf 1] -fonds
Na [bedrijf 3] wordt [bedrijf 5] op 7 september 2012 opgericht, gevestigd te [vestigingsplaats] . [bedrijf 5] voert als activiteit: ‘het (doen) beheren en beleggen in vastgoed, het (doen) verstrekken van geldleningen tegen hypothecaire zekerheid, speciaal het stellen van zekerheden in relatie tot binnen het concern van de vennootschap van derden tegen uitgifte van effecten verkregen gelden.’ [32] Volgens het prospectus van [bedrijf 5] van maart 2013 geeft zij obligatieleningen uit. [33] [bedrijf 8] is enig aandeelhouder van [bedrijf 5] . [34] Zij is de dochteronderneming van [bedrijf 6] . [35] Zoals reeds vermeld is deze rechtspersoon de dochteronderneming van [bedrijf 7] , waarvan [verdachte] bestuurder is. [36]
[bedrijf 9] en [bedrijf 10] zijn de werkmaatschappijen die het vastgoed exploiteren. [37]
[stichting 4] is opgericht om de belangen van de obligatiehouders te behartigen. [38] Volgens het uittreksel KvK beheert en administreert de stichting obligaties. De stichting is gevestigd te [vestigingsplaats] . [39] De stichting houdt toezicht op de uitvoering van de activiteiten van het obligatiefonds en controleert de geldstromen. [medeverdachte 2] is vanaf de datum van oprichting de bestuurder. [40]
4.3.2.2 De rol van de verdachte en diens medeverdachten
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij begrepen had dat [bedrijf 1] was opgezet door [medeverdachte 3] , als appeltje voor de dorst als het bij [bedrijf 11] en [bedrijf 12] fout zou gaan. [41] Hij hoorde van [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 3] veel geld had opgenomen bij [bedrijf 1] . Dat geld ging naar hem privé. [42]
[getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] regelmatig zei dat hij de eigenaar was van [bedrijf 1] . [43]
[medeverdachte 3] heeft zelf verklaard dat hij aandeelhouder en adviseur van [bedrijf 1] was. Van sommige entiteiten had hij toegang tot de financiële middelen. Er was één bankpasje wat hij wel eens gebruikte om geld mee op te nemen. Ook had hij toegang tot, en gebruikte hij af en toe, de TAN-codes van [bedrijf 1] , bijvoorbeeld om een voorschot te nemen. [44] [medeverdachte 3] was mede aandeelhouder en bepaalde mede wat er met de gelden gebeurde die werden binnengehaald, aldus [getuige 3] , werkzaam als accountmanager bij [bedrijf 1] . [45] Tevens besloot [medeverdachte 3] om [verdachte] te schorsen. Er zou aangekocht worden in het laatste [bedrijf 1] -fonds, maar [medeverdachte 3] vond dat er te laat werd aangekocht, terwijl er wel rentes betaald moeten worden. Hij was ongeduldig en wilde het versnellen. [46]
Over [medeverdachte 1] heeft [getuige 3] verklaard dat hij de grote baas was. [medeverdachte 1] schreef het prospectus en schreef belangrijke dingen voor de website. Als er onderhandelingen gevoerd moesten worden ging hij mee. [verdachte] deed vooral de administratie, [medeverdachte 1] stuurde hem daarin aan. [getuige 3] heeft samen met [verdachte] verschillende gesprekken met investeerders gevoerd. [47] Alvorens zij zo’n gesprek in gingen was er overleg met [medeverdachte 1] . [48] [verdachte] onderhield ook contacten met partijen waarmee werd samengewerkt. [49] [verdachte] en [medeverdachte 1] waren vooral verantwoordelijk voor de geldstromen. Volgens [getuige 3] was [verdachte] de directeur, maar had [medeverdachte 1] het als laatste voor het zeggen. [verdachte] overlegde met hem voor hij beslissingen nam, waardoor [medeverdachte 1] de meeste zeggenschap had. [50]
[medeverdachte 1] heeft zelf verklaard dat hij de dagelijkse werkzaamheden deed bij [bedrijf 1] samen met [verdachte] . Daartoe had hij een consultancy overeenkomst gesloten met [bedrijf 1] .
Hij voerde accountants-overleggen, administraties, sales en maakte nieuwsbrieven. Ook schreef hij, onder meer in samenwerking met [verdachte] , de prospectussen een deden zij samen de aankoop van onroerend goed. [medeverdachte 3] hield de controle op de aankoop van onroerend goed. [51] Als [medeverdachte 3] akkoord ging werd er een bod gedaan. [52] Op het moment dat vastgoed werd aangekocht moest [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] overleggen, want hij was de eigenaar van het bedrijf. [53]
Met ingang van 1 juli 2010 trad [verdachte] in dienst bij [bedrijf 1] als directeur/bestuurder. Tevens trad hij vanaf dat moment in dienst bij alle andere ondernemingen van het [bedrijf 1] -concern als bestuurder. [54] [medeverdachte 1] had [verdachte] gevraagd om directeur te worden, omdat hijzelf een strafblad heeft en de naam [naam] slecht bekend staat in de beleggingswereld. [55] [verdachte] heeft zelf verklaard dat hij door [medeverdachte 3] is benaderd om directeur te worden van [bedrijf 1] . [56] [medeverdachte 3] zou hem ondersteunen om in de rol van directeur te komen. [57] [verdachte] deed, naar eigen zeggen, de administratie en was contactpersoon voor bedrijven waarmee zaken werden gedaan. Ook zou hij het aan te kopen vastgoed gaan beheren. [58] [verdachte] beschikte over een TAN-lijst. Betalingen besprak hij met [medeverdachte 1] . [59] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] zich vooral bezig hield met de cijfers. [60]
[bedrijf 6] had een overeenkomst gesloten met [bedrijf 13] in verband met het opstellen van prospectussen. [61] [medeverdachte 3] had besloten dat er iemand ingehuurd moest worden voor het opstellen daarvan. [verdachte] heeft toen de overeenkomst gesloten. [62] Dit deed hij voor alle fondsen. [63]
Belegger [belegger 1] heeft een paar keer contact gehad met onder meer [verdachte] . Hij kreeg van hem steeds bevredigende, gelikte antwoorden op zijn vragen. [64] Ook belegger [belegger 2] had telefonisch contact met [verdachte] . [65]
Zoals uit paragraaf 4.3.2.1 volgt was [medeverdachte 2] de bestuurder van alle [bedrijf 1] -stichtingen. Voor zijn aantreden had hij twee gesprekken met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] was degene die het gesprek feitelijk voerde. In het tweede gesprek was het [medeverdachte 1] die het gesprek leidde. [66] De taak van [medeverdachte 2] was het in de gaten houden van het betalingsverkeer van de stichtingen naar de werkmaatschappijen; het fiatteren van geldstromen afkomstig van de beleggers. [67] [medeverdachte 2] gaf voor alle geldleningen fiat. Op basis van de overeenkomsten van geldlening en de daarin voor vrijgave gevraagde gelden, wist [medeverdachte 2] niet of er ook daadwerkelijk onroerend goed aan ten grondslag lag. Nadat de overeenkomst van geldlening werd opgemaakt, ging [medeverdachte 2] met [verdachte] naar de bank om de overboeking te regelen. Geld dat werd vrijgegeven ging niet naar een notaris, maar rechtstreeks naar een [bedrijf 1] -vennootschap. Het geld werd, aldus [medeverdachte 2] , besteed aan andere doeleinden dan waarvoor het werd vrijgegeven. Er werd geen controle uitgevoerd op waar het geld uiteindelijk voor werd gebruikt. In geen enkel geval, waarin geld werd vrijgegeven door de [bedrijf 1] Stichtingen, werd tijdens het vrijgeven of daarna, gecontroleerd of het geld gebruikt werd voor het in de geldlening beschreven doel. [68] Hij had geen zicht op wat er daadwerkelijk door de werkmaatschappijen werd betaald voor de aankoop van vastgoed. Naar eigen zeggen had [medeverdachte 2] geen goed zicht op de geldstromen binnen de [bedrijf 1] fondsen. [69]
4.3.2.3 De prospectussen
Het eerste [bedrijf 1] -fonds
[bedrijf 1] heeft een prospectus uitgebracht per 17 september 2010. Hierin staat onder meer dat:
- [bedrijf 1] een obligatielening uitschrijft van € 1.650.000,--;
- [bedrijf 1] tot doel heeft de aankoop van uitmuntende vastgoedobjecten in economisch sterke deelstaten in Duitsland; [70]
- het vastgoedobject volledig is verhuurd aan de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen;
- [bedrijf 1] de verkoopopbrengsten van het vastgoedobject op einddatum zal storten op rekening van de stichting. De verkoopopbrengsten worden op rekening van de stichting gestort waarna de stichting de hypotheek zal doorhalen en de obligatiehouders hun inleg uitbetaald inclusief aflossingspremie; [71]
- het risico bestaat dat huurders hun huurverplichtingen niet nakomen of dat sprake is van buitenproportionele leegstand of dat de waarde daalt, omdat het Duitse economisch klimaat stagneert of verslechtert. Inkomensverlies kan tot gevolg hebben dat de gerealiseerde jaarhuur onvoldoende is om alle kosten te dekken. In dat geval zal [naam] , garant staan en de nog openstaande verplichtingen voldoen. Het risico bestaat dat [naam] niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Het bestuur van [bedrijf 1] acht dit risico nihil, omdat de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen de huurder is; [72]
- [stichting 5] de belangen behartigt van de obligatiehouders. De stichting handelt onafhankelijk van [bedrijf 1] en draagt zorg voor het beheer van de geldstromen; [73]
- de obligatiehouders hun inleg voldoen op het rekeningnummer van de stichting. De stichting geeft de gelden voor aankoop vrij op het moment van aankoop; [74]
- de totale fondsinvestering bestaat uit € 1.650.000,-- (obligatielening) en € 1.200.000,-- (banklening); [75]
- het vastgoedobject waarin [bedrijf 1] investeert voor circa 50% gefinancierd wordt middels een bancaire lening. [76]
- de fondsinvestering als volgt is opgebouwd:
€ 2.410.000,-- aankoopprijs
€ 204.000,-- aankoopkosten
De volgende kosten zijn berekend:
€ 130.000,-- structureringskosten
€ 60.000,-- advieskosten
€ 26.500,-- financieringskosten
€ 7.500,-- prospectuskosten
€ 12.000,-- oprichtingskosten
De kosten zijn eenmalige kosten. [77]
Het tweede [bedrijf 1] -fonds
Per 20 april 2011 geeft [bedrijf 2] een prospectus uit, waarin -onder meer- het volgende staat:
- [bedrijf 2] geeft een obligatielening uit van € 2.130.000,--;
- [bedrijf 2] heeft tot doel de aankoop van uitmuntende vastgoedobjecten in economisch sterke deelstaten van Duitsland; [78]
- met het verworven vermogen wordt vastgoed aangekocht volgens het voorgeschreven beleid; [79]
- de initiatiefnemer verstrekt een achtergestelde lening van € 300.000,-- aan [bedrijf 2] ; [80]
- de achtergestelde lening vormt een financiële buffer voor [bedrijf 2] . Een achtergestelde lening kan rendement en/of aflossing op einddatum op voorhand veilig stellen; [81]
- [bedrijf 1] verwerft 64 appartementen en 20 parkeerplaatsen in [woonplaats] . Alle appartementen zijn verhuurd. [82] Meer specifiek: [adres] , [adres] , [adres] , [adres] alle gelegen te [woonplaats] . [83]
- [stichting 1] beheert de inleg van de obligatiehouders en beheert na aankoop van het vastgoedobject de hypotheek eerste rang; [84]
- de stichting behartigt de belangen van de obligatiehouders en handelt onafhankelijk van [bedrijf 2] en beheert de geldstromen; [85]
- obligatiehouders voldoen hun inleg op het rekeningnummer van de stichting. De stichting geeft de gelden voor aankoop vrij op het moment van aankoop; [86]
- het risico bestaat dat huurders hun huurverplichtingen niet nakomen of dat sprake is van buitenproportionele leegstand of dat de waarde daalt, omdat het Duitse economisch klimaat stagneert of verslechtert. Inkomensverlies kan tot gevolg hebben dat de gerealiseerde jaarhuur onvoldoende is om alle kosten te dekken. In dat geval kan het obligatiefonds aanspraak maken op de achtergestelde lening. Het bestuur van [bedrijf 2] acht dit risico nihil, doordat er een grote vraag is naar de appartementen uit de portefeuille van [bedrijf 2] , aangezien deze op een A-locatie liggen en bij aanvang alle verhuurd zijn; [87]
- [bedrijf 2] zal de verkoopopbrengsten van het vastgoed op einddatum storten op rekening van de stichting, waarna de stichting de hypotheek zal doorhalen en de obligatiehouders hun inleg uitbetaald. Na aflossing van de obligatiehouders wordt de achtergestelde lening en rentevergoeding over de looptijd door de stichting uitbetaald aan de initiatiefnemer; [88]
- de fondsinvestering is als volgt opgebouwd:
€ 1.750.000,-- aankoopprijs
€ 194.250,-- aankoopkosten
De volgende kosten zijn berekend:
€ 89.750,-- structureringskosten
€ 21.000,-- advieskosten
€ 5.000,-- due diligence kosten
€ 65.000,-- marketingkosten
€ 5.000,-- oprichtingskosten
De kosten zijn eenmalige kosten; [89]
Het derde [bedrijf 1] -fonds
Vervolgens is door [bedrijf 3] per oktober 2011 een prospectus uitgebracht. Hierin staat -onder meer- het volgende:
- [bedrijf 3] geeft een obligatielening uit van € 2.220.000,--;
- [bedrijf 3] heeft tot doel de aankoop van uitmuntende vastgoedobjecten in economisch sterke deelstaten van Duitsland; [90]
- met het verworven vermogen wordt vastgoed aangekocht volgens het voorgeschreven beleid: [91]
- de initiatiefnemer verstrekt een achtergestelde lening van € 220.000,-- aan het obligatiefonds; [92]
- de achtergestelde lening vormt een financiële buffer voor het obligatiefonds, een achtergestelde lening kan rendement en/of aflossing op de einddatum op voorhand veilig stellen; [93]
- [bedrijf 3] verwerft 46 appartementen en 31 parkeerplaatsen verdeeld over 2 vastgoedobjecten. Beide vastgoedobjecten liggen op zeer gewilde locaties en zijn volledig verhuurd. [94] Het gaat om [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] ; [95]
- doordat het fonds investeert in appartementen waarnaar een stijgende vraag is in de markt zijn de appartementen makkelijk te verhuren indien deze leeg komen te staan. Dit vormt een extra zekerheid voor het fonds aangezien de rente moet worden betaald uit de exploitatie inkomsten; [96]
- [stichting 6] behartigt de belangen van de obligatiehouders en handelt onafhankelijk van [bedrijf 3] en draagt zorg voor de geldstromen;
- het bestuur van de stichting heeft geen recht op een vergoeding, waardoor haar onafhankelijke positie wordt versterkt. [97]
- de fondsinvestering is als volgt opgebouwd:
€ 1.800.000,-- aankoopprijs
€ 211.000,-- aankoopkosten
De volgende kosten zijn berekend:
€ 90.000,-- structureringskosten
€ 28.000,-- advieskosten
€ 10.000,-- due diligence kosten
€ 75.000,-- marketingkosten
€ 6.000,-- oprichtingskosten
De kosten zijn eenmalige kosten; [98]
Het vierde [bedrijf 1] -fonds
Per maart 2012 brengt [bedrijf 4] haar prospectus uit. Hierin staat -onder meer- het volgende:
- [bedrijf 4] geeft een obligatielening uit van € 2.250.000,--;
- [bedrijf 4] heeft tot doel de aankoop van uitmuntende vastgoedobjecten in economisch sterke deelstaten van Duitsland; [99]
- met het verworven vermogen wordt vastgoed aangekocht volgens het voorgeschreven beleid; [100]
- [bedrijf 4] is gericht op risicobeperking voor haar participanten; [101]
- [bedrijf 4] verstrekt een bankgarantie aan [stichting 7] . Deze bankgarantie dient de bonusuitkering aan alle obligatiehouders te garanderen; [102]
- [bedrijf 4] investeert in vier vastgoedobjecten, in [woonplaats] , [woonplaats] en [woonplaats] . [103] Meer specifiek [adres] te [woonplaats] , [adres] te [woonplaats] , [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] ; [104]
- [stichting 7] behartigt de belangen van de obligatiehouders, handelt onafhankelijk van [bedrijf 4] en draagt zorg voor het beheer van de geldstromen; [105]
- [stichting 7] beheert de inleg van de obligatiehouders en beheert na aankoop van de vastgoedobjecten de eerste hypotheek; [106]
- alle appartementen in de objecten zijn volledig verhuurd; [107]
- [bedrijf 1] verwacht geen problemen met de verhuur van de appartementen; [108]
- doordat het fonds investeert in appartementen waarnaar een stijgende vraag is in de markt, zijn de appartementen makkelijk te verhuren indien deze leeg komen te staan. Dit vormt een zekerheid voor het fonds, aangezien de rente wordt betaald uit de exploitatie inkomsten; [109]
- de fondsinvestering is als volgt opgebouwd:
€ 1.851.000,-- aankoopprijs
€ 217.000,-- aankoopkosten
De volgende kosten zijn berekend:
€ 90.000,-- structureringskosten
€ 26.000,-- advieskosten
€ 10.000,-- due diligence kosten
€ 50.000,-- marketingkosten
€ 6.000,-- oprichtingskosten
De kosten zijn eenmalige kosten; [110]
- uit het aflossingsscenario kan worden geconcludeerd dat de inleg van de obligatiehouders vanaf de aanvangsdatum tot de einddatum gewaarborgd blijft. [111]
Het vijfde [bedrijf 1] -fonds
Als laatste is op 6 maart 2013 het prospectus van [bedrijf 5] uitgegeven. [112] Hierin staat -onder meer- het volgende:
- [bedrijf 5] schrijft een obligatielening uit ter grootte van € 4.350.000,--;
- de uitgifte van de obligaties heeft tot doel het verschaffen van kapitaal aan de werkmaatschappijen en zal gebruikt worden ter financiering van vastgoedobjecten;
- de opbrengst van de obligatielening zal door de uitgevende instelling worden doorgeleend aan de werkmaatschappijen, de werkmaatschappijen zullen de geleende gelden uitsluitend aanwenden ter financiering van de vastgoedobjecten; [113]
- het obligatiefonds financiert 79 woningen en 4 kleine winkelruimtes. In geval van leegstand zal door de beheerder van de vastgoedobjecten een nieuwe huurder gezocht worden; [114]
- [bedrijf 5] wendt de ontvangen rente aan voor het voldoen van zijn betalingsverplichting aan de obligatiehouders; [115]
Het obligatiefonds gaat ervan uit dat de vastgoedobjecten die het obligatiefonds primair beoogt aan te kopen uiterlijk 1 mei 2013 zijn aangekocht, zodat het obligatiefonds vanaf die datum huurinkomsten geniet; [116]
- tot zekerheid voor alle (toekomstige) vorderingen van de obligatiehouders uit hoofde van de obligatielening verkrijgt [stichting 8] het eerste recht van hypotheek op alle vastgoedobjecten die [bedrijf 9] primair beoogt aan te kopen;
- de bank heeft een eerste recht van hypotheek op de vastgoedobjecten die [bedrijf 10] beoogt aan te kopen. Tot zekerheid voor alle (toekomstige) vorderingen van de obligatiehouders uit hoofde van de obligatielening verkrijgt [stichting 8] het tweede recht van hypotheek op alle vastgoedobjecten die [bedrijf 10] beoogt aan te kopen; [117]
- [stichting 8] is opgericht om de belangen van de obligatiehouders te behartigen. [stichting 8] houdt toezicht op het obligatiefonds en zorgt ervoor dat het beleid en de werkwijze van het obligatiefonds, zoals omschreven in het prospectus, op de juiste wijze wordt uitgevoerd; [118]
- [stichting 8] controleert de geldstromen van het obligatiefonds. De uitgevende instelling kan de gelden voor de aankoop van de vastgoedobjecten pas overmaken aan de werkmaatschappijen, nadat [stichting 8] schriftelijk goedkeuring heeft gegeven voor de aankoop van de betreffende vastgoedobjecten. De uitgevende instelling is niet zelfstandig bevoegd op zijn bankrekeningen ten aanzien van overboekingen; voor dergelijke overboekingen is mede-autorisatie van de stichting vereist. Door deze constructie is de stichting altijd op de hoogte van substantiële overboekingen van gelden door de uitgevende instelling en kan de stichting toezien of de gelden conform de voorwaarden zoals beschreven in het prospectus worden aangewend; [119]
- het bestuur van [stichting 8] ontvangt een jaarlijkse onkostenvergoeding ad € 500,-- per bestuurslid. Deze vergoeding wordt voldaan door de initiatiefnemer van het obligatiefonds en komt dus niet ten laste van het obligatiefonds. Op enige andere vergoeding heeft het bestuur van de stichting geen recht; [120]
- de fondsinvestering is als volgt opgebouwd:
€ 5.225.000,-- aankoopprijs
€ 611.000,-- aankoopkosten
De volgende kosten zijn berekend:
€ 200.000,-- structureringskosten
€ 45.000,-- juridisch- en fiscaaladvies
€ 15.000,-- afsluitprovisie bank
€ 39.000,-- due diligence kosten
€ 230.000,-- marketingkosten
€ 15.000,-- oprichtingskosten
De kosten zijn eenmalige kosten. [121]
4.3.2.4 De inleg en de besteding van de inleg
Het eerste [bedrijf 1] -fonds
In de periode van 13 oktober 2010 tot en met 14 februari 2011 is door beleggers in totaal € 1.753.250,-- ingelegd in [bedrijf 1] . [122] De gelden worden gestort op de bankrekening van [stichting 5] ( [rekeningnummer] ). [123] De eerste inleg komt op 13 oktober 2010 binnen. [124] Twee dagen na de eerste inleg, op 15 oktober 2010, wordt € 2.494,-- en € 6.650,-- overgemaakt naar [bedrijf 6] onder vermelding van ‘verkoopkosten, emissiekosten en structureringskosten’. [125] Van daaruit wordt op de data 15, 18 en 25 oktober, achtereenvolgens € 160,-- + € 160,-- + € 700,-- + € 1.000,-- overgemaakt naar [medeverdachte 3] . [126] Op 29 december 2010 worden rentebetalingen gedaan aan inleggers in [bedrijf 1] uit de eigen inleg. [127]
Nog voordat de eerste inleg binnenkomt, wordt op 27 september 2010 een overeenkomst gesloten tussen [bedrijf 13] GmbH en [bedrijf 6] . [128] De in de overeenkomst genoemde diensten worden afgenomen ten behoeve van het obligatiefonds [bedrijf 1] . [129] Zo zal [bedrijf 13] GmbH zal aan [bedrijf 6] een modeldocument beschikbaar stellen ten behoeve van de uit te geven prospectus. [130] Overeen wordt gekomen dat [bedrijf 6] een vaste vergoeding zal betalen aan [bedrijf 13] GmbH van:
€ 25.000,-- Structureringskosten (gebruik model)
€ 15.000,-- Emissiekosten
€ 2.000,-- Kantoorkosten [131]
Deze overeenkomst is ondertekend door [medeverdachte 1] en [verdachte] . [132]
Door [bedrijf 1] is € 900.000,-- overgemaakt ten behoeve van de aankoop van [adres] , [woonplaats] . [133] Dit betreft een gezamenlijk aankoop met [bedrijf 2] . [134] De koopovereenkomst voor dit object dateert van 29 september 2010. De aankoopprijs is € 2.100.000,--. [135] Vervolgens is € 96.133,-- betaald aan boetes wegens het te laat afnemen van het pand. [136]
Het tweede [bedrijf 1] -fonds
In de periode van 20 mei 2011 tot en met 18 augustus 2011 is door beleggers in totaal € 2.244.200,-- ingelegd in [bedrijf 2] . De gelden worden gestort op de bankrekening van [stichting 1] ( [rekeningnummer] ). [137] Op 14 juni 2011 worden grote bedragen overgemaakt naar [bedrijf 2] en [bedrijf 6] onder vermelding van ‘conform leenovereenkomst’. [138] Door [bedrijf 2] is € 1.200.000,-- overgemaakt ten behoeve van de aankoop van [adres] , [woonplaats] . [139]
In totaal is er dus € 2.446.000,-- besteed aan de aankoop van onroerend goed, uit een gecombineerde inleg. Dat is 61% van de inleg. [140]
Het derde [bedrijf 1] -fonds
In de periode van 1 november 2011 tot en met 6 februari 2012 is door beleggers in totaal € 2.274.875,-- ingelegd in [bedrijf 3] . Door [bedrijf 3] is € 419.000,-- en € 450.000,-- en € 303.100,-- betaald voor de aankoop van onroerend goed aan de [adres] te [woonplaats] , de [adres] en [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] . [141] In totaal is er voor € 1.172.100,-- aan onroerend goed aangekocht. Dat is 52% van de inleg. [142] Op 21 januari 2014 stond er nog € 928,32 op de rekening van [stichting 3] . [143]
[medeverdachte 2] heeft op 15 november 2011 middels een e-mail gericht aan [verdachte] € 10.000,--gedeclareerd aan [bedrijf 14] onder vermelding ‘Voorschot Advieskosten Aankoop Vastgoed Duitsland’, met notanummer 111103. Onderaan de e-mail staat vermeld ‘ [naam] ’. [144] Op 15 november 2011 is vanaf de bankrekening van [bedrijf 3] € 10.000,-- overgemaakt naar [medeverdachte 2] onder vermelding van ‘voorschotnota advieskosten’. [145] Over de naam [naam] heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij deze naam bedacht had om uit de administratie niet duidelijk te laten worden dat hij deze extra vergoeding kreeg. Door een factuur op een andere naam uit te reiken heeft [medeverdachte 2] , naar eigen zeggen, bewust meegewerkt aan het onjuist voorstellen van zaken aan de obligatiehouders. [146] De factuur is aangetroffen op het adres van [bedrijf 6] te [vestigingsplaats] in de map ‘Facturen betaald 2012’. [147]
Op 23 februari 2012 heeft [medeverdachte 2] , uit naam van [naam] , € 40.162,50 gefactureerd aan [bedrijf 1] onder vermelding ‘Advieskosten Vastgoed in Duitsland’. De factuur is gericht aan [verdachte] en heeft notanummer 030212. Blijkens de factuur moet nog € 8.662,50 voldaan worden van het totaal. [148] Dit bedrag is op 9 maart 2012 van de rekening van [bedrijf 6] overgemaakt naar [medeverdachte 2] . [149] Uit de toelichting bij de nota volgt dat de nota ziet op [bedrijf 3] en dat de hoogte van het gedeclareerde bedrag is gebaseerd op een percentage van 1.5% van de totale inleg in dit fonds. [150] De factuur is aangetroffen op het adres van [bedrijf 6] te [vestigingsplaats] in de map ‘ [naam] ’. [151]
Het vierde [bedrijf 1] -fonds
In de periode van 10 april 2012 tot en met 30 juli 2012 is door beleggers in totaal € 2.377.250,-- ingelegd in [bedrijf 4] . [152] De gelden zijn gestort op de rekening van [stichting 3] ( [rekeningnummer] ) [153] . Door [bedrijf 4] is € 440.000,-- en € 353.100,-- en € 471.600,-- betaald in verband met de aankoop van onroerend goed [adres] en [adres] te [woonplaats] , als ook [adres] [woonplaats] . [154] In totaal is voor € 1.264.700,-- besteed aan de aankoop van onroerend goed. Dat is 53% van de inleg. [155] Op 21 januari 2014 stond er nog € 928,32 op de rekening van [stichting 3] . [156]
De huurpenningen van de verhuur van het aangekochte onroerend werd deels gebruikt om operationele kosten mee te betalen, als ook salarissen en voor het doen van betalingen aan [bedrijf 15] (een vennootschap van [medeverdachte 3] ) en [bedrijf 13] (zoals hiervoor al vermeld, een vennootschap van [medeverdachte 1] ). [157]
Het vijfde [bedrijf 1] -fonds
In de periode van 8 maart 2013 tot en met 13 mei 2013 is door beleggers in totaal € 4.383.225,-- ingelegd in [bedrijf 5] . De gelden zijn gestort op de rekening van [bedrijf 5] ( [rekeningnummer] ). [158] Door [bedrijf 9] is een koop gesloten voor € 580.000,-- betreffende [adres] . [159] Door [bedrijf 10] is een koopcontract gesloten voor een bedrag van € 2.160.000,-- betreffende [adres] te [woonplaats] . [160] Met betrekking tot deze kopen waren nog geen gelden naar notarissen overgemaakt. [161] Op 21 januari 2014 stond er nog € 1.654.568,22 op de rekening van [bedrijf 5] . [162]
Resumé
In voornoemde vijf [bedrijf 1] -fondsen is in totaal € 13.032.800,-- ingelegd. [163] Hiermee zijn de volgende bestedingen gedaan:
€ 4.882.800,-- aankoop vastgoed
€ 1.270.000,-- (rente)betalingen in andere fondsen
€ 2.288.000,-- nog niet uitgegeven
€ 4.592.000,-- (restpost) uitgegeven aan betaling van operationele kosten en betalingen aan verdachten en aan hen gelieerde rechtspersonen. [164] Zo is een bedrag van € 910.749,50 gegaan naar [bedrijf 15] . [165] [medeverdachte 3] is de bestuurder, en alleen/zelfstandig bevoegde, van deze rechtspersoon. [166] Per saldo is hiervan € 542.800,-- naar de privérekeningen van [medeverdachte 3] en zijn echtgenote [medeverdachte 4] overgeboekt. [167]
Van de [bedrijf 1] -inleg is ook € 554.153,95 is naar [bedrijf 13] GmbH overgemaakt. [168] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben daarnaast respectievelijk € 83.050,-- en € 51.621,66,-- aan onkostenvergoedingen aan de [bedrijf 1] groep onttrokken door overschrijvingen naar hun privérekeningen. [169]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat er van de inleg normaliter 10% af gaat aan fondskosten, wat betekent dat zo’n € 1.200.000,-- afgetrokken moet worden van het bedrag van € 13.000.000,--. Het restant van het ingelegde geld zou dan moeten zijn aangewend voor de betaling van vastgoed inclusief de bijbehorende aankoopkosten zoals makelaarskosten, kosten notaris, overdrachtsbelasting en taxatiekosten. [170]
Op 3 juni 2013 stuurt [medeverdachte 2] een factuur aan [bedrijf 6] voor een bedrag van € 10.000,--. De factuur is gericht aan [verdachte] . [171] Op 17 juni 2013 is van de bankrekening van [bedrijf 8] € 10.000,-- overgeschreven naar [medeverdachte 2] . [172] In de begeleidende e-mail, gericht aan [verdachte] en [medeverdachte 1] , staat dat dit te maken heeft met het volstorten van het AFM fonds binnen de 4,5 maand. [173] [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat dit een extra vergoeding betrof naast de maandelijkse vergoeding die hij kreeg voor de eerste twee [bedrijf 1] fondsen. [174] Met AFM fonds bedoelde [medeverdachte 2] [bedrijf 5] . [175]
4.3.2.5 De beleggers
[belegger 2] werd aangeschreven voor de [bedrijf 1] beleggingen en vroeg een prospectus aan. Op 25 mei 2011 legde hij € 15.300,-- in in [bedrijf 2] . [176] Op 17 april 2012 legde hij nog eens € 25.000,-- in in [bedrijf 4] en vervolgens nog € 10.000,-- op 8 mei 2013 in [bedrijf 5] . [177] [belegger 2] heeft verklaard dat hij nooit zou hebben belegd als hij niet het vertrouwen had gehad dat men niet zou doen wat in het prospectus vermeld stond. [178]
Net als haar echtgenoot, heeft ook [B] , geïnvesteerd in [bedrijf 1] . Op 17 april 2012, na het prospectus te hebben gelezen, nam zij een obligatie van € 25.000,-- in [bedrijf 4] . Op 3 mei 2014 legde zij nog eens € 10.000,-- in in [bedrijf 5] . Hieraan voorafgaand vroeg zij het prospectus aan, las dit door en besloot te investeren. Aan de hand van het prospectus had zij het volste vertrouwen dat haar beleggingen goed besteed zouden worden. [179]
[belegger 1] heeft in [bedrijf 1] geparticipeerd. Hij ontving per post een vooraankondiging en vroeg vervolgens het prospectus aan. Het prospectus gaf hem vertrouwen. Op 13 december 2011 maakte hij zijn deelname in [bedrijf 3] van € 50.000,--. Vervolgens ontving [belegger 1] een vooraankondiging voor [bedrijf 4] . Wederom vroeg hij het prospectus aan. Achtereenvolgens op 12 en 27 juni 2012 maakte hij € 91.000,-- en € 10.000,-- over. [180] Begin 2013 ontving [belegger 1] een vooraankondiging voor [bedrijf 5] . Hij vroeg het prospectus aan. Op 5 april 2013 stortte hij zijn deelname van € 95.000,--. [181] In de beleving van [belegger 1] zou het totale geld in de fondsen geïnvesteerd worden in vastgoed. [182]
[C] ontving eveneens een vooraankondiging en een prospectus voor [bedrijf 1] welke hij doornam. [183] [C] legde € 15.300,-- evenals zijn vrouw. Dat was in oktober 2010. Daarna ontving hij een vooraankondiging en een prospectus voor [bedrijf 2] . Ook hierin legden beiden € 15.300,-- in, dat was in juli 2011. [184]
[D] (hierna: [D] ) kwam via een mailing in aanraking met [bedrijf 2] . Hierna vroeg hij een brochure en een prospectus aan. [185] In totaal investeerde hij voor € 20.000,--. [186] [D] maakte op 7 juni 2011 € 20.400,-- over naar de bankrekening van [stichting 1] . [187]
Ten aanzien van feit 2
Op 18 januari 2012 is te [vestigingsplaats] een arbeidsovereenkomst overeengekomen tussen [bedrijf 6] en [A ] . [188] De arbeidsovereenkomst is ondertekend door [verdachte] en [A ] . [189] Blijkens de inhoud van de arbeidsovereenkomst treedt [A ] met ingang van 1 februari 2012 in dienst bij [bedrijf 6] . [190] Over de maanden februari 2012 tot en met december 2012, met uitzondering van mei 2012 en over de maanden mei, augustus en september 2013 heeft [A ] , blijkens salarisspecificaties, salaris ontvangen van [bedrijf 6] . [191] Deze salarisspecificaties zijn aangetroffen op het adres van [bedrijf 6] te [vestigingsplaats] , in de map ‘ [bedrijf 1] personeel’. [192]
[verdachte] heeft verklaard dat hij deze arbeidsovereenkomst heeft ondertekend en dat [A ] nooit voor [bedrijf 6] heeft gewerkt. Dat was ook niet de bedoeling, volgens [verdachte] . [verdachte] had hier zijn bedenkingen over, maar heeft deze niet geuit. [193] [medeverdachte 3] leverde de arbeidsovereenkomst aan. [194]
Ten aanzien van de facturen, opgenomen in de tenlastelegging onder ‘a’, ‘b’ en ‘c’, wordt verwezen naar de bewijsmiddelen die hiervoor zijn opgenomen in paragraaf 4.3.2.4.
4.3.3
De vrijspraak van het feitelijk leidinggeven
Onder feit 1 primair wordt [verdachte] verweten feitelijk leiding te hebben gegeven aan de oplichting door de vennootschappen waarvan hij de bestuurder was.
Uit paragraaf 4.3.2.1 volgt weliswaar dat [verdachte] statutair bestuurder was van de diverse [bedrijf 1] -fondsen en in die hoedanigheid alleen en zelfstandig bevoegd was, maar de feitelijk gang van zaken (zoals weergegeven in paragraaf 4.3.2.2) laat een ander beeld zien, namelijk dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] het feitelijk voor het zeggen hadden binnen de [bedrijf 1] -fondsen. [verdachte] werd aangestuurd door [medeverdachte 1] . [verdachte] overlegde met [medeverdachte 1] voordat beslissingen werden genomen, omdat [medeverdachte 1] feitelijk de zeggenschap had. [verdachte] had zodoende feitelijk slechts een beperkte rol binnen de vennootschappen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het voorgaande, niet wettig en overtuigend bewezen worden dat [verdachte] feitelijk leidinggevende was van de [bedrijf 1] -vennootschappen. [verdachte] zal van het aan hem onder 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.3.4
Bewijsoverwegingen
4.3.4.1 Oplichting
De raadsman heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de beleggers in de diverse fondsen heeft opgelicht.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende:
Uit de hiervoor in paragraaf 4.3.2.5 opgenomen bewijsmiddelen volgt dat aan beleggers vooraankondigingen en/of prospectussen zijn verstuurd met daarin informatie over de obligatieleningen die door de verschillende [bedrijf 1] -fondsen werden aangeboden. De vooraankondigingen en/of prospectussen hadden tot doel om eventuele beleggers te interesseren in, en te informeren over, de obligatieleningen van de diverse fondsen. In de prospectussen was informatie opgenomen die niet strookte met de werkelijkheid.
Zo volgt uit de bewijsmiddelen dat de stichtingen niet onafhankelijk van de fondsen opereerden en hun taken niet hebben uitgevoerd, en ook niet konden uitvoeren, op een wijze als omschreven in de prospectussen.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij geen controle heeft uitgevoerd op waar het geld van de stichtingen voor werd gebruikt. Hij had geen zicht op de geldstromen, maar gaf wel voor alle geldleningen zijn fiat. Ook heeft [medeverdachte 2] , terwijl hij bestuurder was van de stichtingen, grote bedragen gefactureerd aan [bedrijf 1] -fondsen onder de noemer ‘advieswerkzaamheden’. [medeverdachte 2] deed dit uit een andere naam om uit de administratie niet duidelijk te laten worden dat hij een extra vergoeding kreeg. Door op voornoemde wijze te handelen kan niet gezegd worden dat [medeverdachte 2] als bestuurder van de stichtingen onafhankelijk gehandeld heeft. [verdachte] was verantwoordelijk voor de administratie en kan geacht worden hiervan op de hoogte te zijn geweest.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de dagelijkse werkzaamheden samen deden en samen de prospectussen hebben opgesteld. [verdachte] wist bij zijn indiensttreding dat [medeverdachte 1] een slechte naam had in de beleggingswereld. [verdachte] ging met [medeverdachte 2] naar de bank om overboekingen te doen die niet in overeenstemming waren met de inhoud van de prospectussen. Ook wist [verdachte] dat er vergoedingen gingen naar [medeverdachte 2] waar [medeverdachte 2] geen recht op heeft.
Uit het voorgaande volgt al dat de inleggelden op de bankrekeningen van de stichtingen deels niet conform het aankoopbeleid vrijgegeven werden. Dit beeld wordt bevestigd als gekeken wordt naar het feitelijke aankoopbeleid binnen de fondsen.
Voor zover onroerend goed in Duitsland is aangekocht, is dit immers niet conform hetgeen in de prospectussen werd voorgespiegeld, gebeurd. Met betrekking tot de [bedrijf 1] -fondsen is van de totale inleg van € 13.032.800,-- slechts € 4.882.800,-- besteed aan de aankoop van onroerend goed. Dat is ongeveer 37% van de totale inleg. Uit een berekening die de rechtbank heeft gemaakt aan de hand van de inhoud van de prospectussen, volgt juist dat (telkens) zo’n 8% à 14% is berekend aan eenmalige fondskosten (zoals stuctureringskosten, advieskosten, due diligence kosten, marketingkosten, oprichtingskosten) en dat de overige inleggelden besteed zouden worden aan de aankoop van onroerend goed. Uit het voorgaande volgt dat -anders dan in de prospectussen opgenomen- in beperkte mate investeringen zijn gedaan en dat daarentegen hoge kosten zijn gemaakt. Aanzienlijke delen van de geïnvesteerde gelden zijn niet ingezet ten behoeve van de beleggers en het te behalen rendement. Zelfs als, zoals naar voren is gebracht, de inleg van het laatste [bedrijf 1] fonds buiten deze berekening wordt gelaten, is er geen sprake van dat het deel van de inleg dat is besteed aan onroerend goed, in overeenstemming is met het in de prospectussen voorgewende deel.
Uit de bankafschriften volgt ook dat vrijwel direct nadat de eerste inleggelden binnenkomen op de bankrekeningen van de stichtingen, gelden worden vrijgegeven om couponrentebetalingen te voldoen. Tevens zijn grote geldbedragen, al dan niet indirect, weggevloeid naar medeverdachten, hun familie en aan hen te koppelen rechtspersonen. Ook dit is in strijd met hetgeen in de prospectussen staat. De ingelegde gelden mochten enkel door de stichtingen vrijgegeven worden ten behoeve van de aankoop van onroerend goed. Zoals hiervoor reeds uiteen is gezet is veel minder onroerend goed aangekocht dan in de prospectussen voorgespiegeld, terwijl in sommige fondsen nagenoeg al het ingelegde geld is verdwenen.
Omdat er door de fondsen geen, dan wel veel minder, onroerend goed is aangekocht dan voorgespiegeld in de prospectussen, waren ook de huuropbrengsten niet gegarandeerd. Met de huuropbrengsten zouden de couponrentebetalingen voldaan worden en ook dat is derhalve niet gebeurd. De couponrente waar de inleggers recht op hadden werd voor het overgrote deel betaald uit hun eigen inleg of de inleg in andere fondsen.
Voorts zijn de aanwezige risico’s van de beleggingen in de prospectussen geminimaliseerd, door teksten op te nemen als: ‘het risico dat [naam] niet aan haar verplichting kan voldoen acht het bestuur nihil, omdat de Duitse deelstaat Nordrhein Westfalen de huurder is’.
De voorgestelde gang van zaken gaf het beeld dat een investering in -een van de-voornoemde fondsen een zeer beperkt risico had. Door dit aan de inleggers voor te spiegelen, werden zij bewogen gelden in te leggen in een ogenschijnlijke zeer beperkt risicodragende obligatieovereenkomst met de fondsen. Zonder deze informatie waren zij daartoe niet overgegaan, zo blijkt uit de verklaringen van beleggers. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat mensen die geïnteresseerd zijn in het beleggen van hun gelden zich –alvorens daartoe over te gaan– (direct of indirect) laten informeren. Het is gebruikelijk dat dit gebeurt na bestudering van een prospectus, dan wel andere informatie, van het betreffende beleggingsproduct. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat mensen hun gelden beleggen om daar rendement uit te halen. In dit verband is de rechtbank van oordeel dat de wederrechtelijkheid besloten ligt in de onwaarheden die zijn opgenomen in het prospectus en/of brochures en/of anderszins gegeven informatie, waardoor beleggers bewogen zijn gelden in te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten zich hebben bediend van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels door bedrieglijk en in strijd met de waarheid in de prospectussen en de brochures de in de bewijsmiddelen opgenomen zekerheden en informatie aan de beleggers voor te spiegelen, wetende dat deze niet bestonden of op geen enkele wijze waargemaakt zouden worden. Van een bonafide belegging is geen sprake geweest.
Door gelden aan te trekken van beleggers onder het voorwendsel dat met die gelden onroerend goed in Duitsland gekocht zou worden, terwijl die gelden voor het overgrote deel en reeds vanaf de eerste inleg, werden doorgesluisd naar en gebruikt werden door verdachte en zijn medeverdachte voor geheel andere doeleinden, is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk bestond op de wederrechtelijke bevoordelingen van verdachten zelf en dat er sprake was van oplichting.
4.3.4.2 Het medeplegen
Door de verdediging is aangevoerd dat [verdachte] niet nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen om beleggers op te lichten.
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte al dan niet als medepleger aangemerkt kan worden, zoals subsidiair ten laste gelegd, heeft de rechtbank de door de Hoge Raad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2014:3474) geformuleerde criteria gehanteerd. Er moet sprake zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Of er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Bij deze beoordeling kan rekening gehouden worden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat er dus om dat verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Uit de paragrafen 4.3.2.1, 4.3.2.2 en 4.3.2.4 volgt dat verdachte [verdachte] zich samen met medeverdachten bezig heeft gehouden met de obligatieleningen die door de vijf [bedrijf 1] -fondsen werden uitgegeven en dat de inleggers zijn opgelicht. Verdachte was op de hoogte van de inhoud van de prospectussen en verzorgde de administratie van de [bedrijf 1] -fondsen. In paragraaf 4.3.4.1 is reeds aangegeven dat [verdachte] verantwoordelijk was voor de administratie. De rechtbank is van oordeel dat hij in die hoedanigheid op de hoogte moet zijn geweest van wat er met de inleggelden gebeurde en dat daarmee niet gedaan werd wat aan de beleggers in de prospectussen werd voorgespiegeld. Door zijn handelen heeft verdachte er actief aan bijgedragen dat met het geld van beleggers iets anders werd gedaan dan in de prospectussen stond vermeld. Nog voordat de eerste inleg een feit is wordt er al een overeenkomst gesloten tussen [verdachte] en [bedrijf 13] waarbij een fors bedrag op een andere manier wordt besteed dan aan de beleggers in de brochures voorgespiegeld.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn mededaders dat sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde.
De bewijsverweren die de verdediging op dit punt heeft aangevoerd zijn hiermee verworpen.
4.3.4.3 Witwassen
[verdachte] wordt onder feit 3 - zakelijk weergegeven - verweten dat hij zich al dan niet tezamen met anderen in de periode van 13 oktober 2010 tot en met 21 januari 2014 schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte) witwassen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting. De diverse rechtspersonen die daarbij betrokken waren maakten onderdeel uit van een structuur van rechtspersonen, waarvan het gezamenlijke doel was het aantrekken van gelden van investeerders (beleggers). Uit de bewijsmiddelen volgt dat beleggers door valse voorwendselen zijn bewogen om geld te investeren en zijn opgelicht. Dit investeren doen zij door hun inleg over te boeken naar de bankrekening van stichtingen gelieerd aan de obligatiefondsen ofwel aan de obligatiefondsen zelf. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een constructie waarin beleggers worden opgelicht. De door hun ingelegde gelden zijn door misdrijf, te weten oplichting, verkregen.
Vervolgens is een groot deel van dit geld overgeboekt, ofwel omgezet, naar allerhande andere rekeningen van andere rechtspersonen/fondsen en zijn daarmee betalingen verricht en privé-onttrekkingen gedaan. Hierdoor is de criminele herkomst van de gelden verborgen of verhuld. De rechtbank sluit hierbij aan bij de arresten van de Hoge Raad d.d. 17 december 2013 (ECLI:NL:HR:2013:2001) en 8 januari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BX4449).
Van het totaal aan ingelegde gelden, te weten € 13.032.800,-- kan de rechtbank niet eenvoudigweg vaststellen van wiens misdrijf (binnen de constructie van de diverse rechtspersonen) dit afkomstig is en of het is overgedragen of omgezet. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat op sommige bankrekeningen van de rechtspersonen nog gelden staan. Ook ten aanzien van deze gelden kan de rechtbank, gelet op het heen en weer schuiven met geld tussen verschillende bankrekeningen van verschillende vennootschappen, de herkomst niet meer vaststellen. Dit geld heeft zich op deze wijze vermengd met de andere van misdrijf afkomstige gelden op de verschillende rekeningen. Om die reden merkt de rechtbank ook de geldbedragen die nog op de verschillende bankrekeningen staan aan als zijnde witgewassen. Zo oordelend merkt de rechtbank het volledige bedrag van € 13.032.800,-- aan als zijnde witgewassen.
Gelet op de langere duur waarin beleggers zijn opgelicht en de door hen ingelegde gelden zijn omgezet, is er tevens sprake van de strafverzwarende variant van gewoontewitwassen.
Uit hetgeen in paragraaf 4.3.2.2 in relatie tot 4.3.2.4 en 4.3.4.2 reeds naar voren is gekomen, volgt dat tussen [verdachte] en zijn mededaders bij de uitvoering van de oplichting, sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen.
De bewijsverweren die de verdediging op dit punt heeft aangevoerd zijn hiermee verworpen.
4.3.4.4 Valsheid in geschrift
Door de verdediging is aangevoerd dat [verdachte] geen oogmerk had op het valselijk opmaken van de arbeidsovereenkomst met [A ] . Met betrekking tot de facturen, heeft de verdediging aangevoerd dat [verdachte] niet wist dat deze facturen onjuist waren.
Ten aanzien van de arbeidsovereenkomst met [A ] dient allereerst opgemerkt te worden dat deze arbeidsovereenkomst een bewijsbestemming heeft, namelijk het bewijs van een overeenkomst tussen een werkgever en een werknemer, op basis waarvan een werknemer inkomen genereert. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] de arbeidsovereenkomst aangeleverd kreeg door [medeverdachte 3] en heeft ondertekend. Voorts volgt uit de verklaring van [verdachte] , afgelegd bij de FIOD, dat het niet de bedoeling was dat [A ] kwam werken. Zowel ter terechtzitting als bij de FIOD heeft [verdachte] verklaard dat hij zijn bedenkingen had bij de gang van zaken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee de arbeidsovereenkomst dan ook opzettelijk valselijk opgemaakt door deze van zijn handtekening te voorzien. Voorts had [verdachte] het oogmerk op het gebruik van deze arbeidsovereenkomst als ware dezen echt en onvervalst. Immers, niet valt in te zien waarom [verdachte] deze arbeidsovereenkomst ondertekend heeft, als deze niet gebruikt zou worden.
Dat [verdachte] ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op het moment dat hij de arbeidsovereenkomst ondertekende dacht dat het wel de intentie was dat [A ] bij het bedrijf kwam werken doet aan dit oordeel niets af. [verdachte] heeft immers reeds bij de FIOD verklaard dat het niet de bedoeling was dat [A ] bij het bedrijf kwam werken en dat hij zijn bedenkingen had bij de gang van zaken. Ter terechtzitting heeft [verdachte] dit laatste nog eens herhaald. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting en voor zover deze ziet op de ontkenning van de wetenschap bij [verdachte] niet geloofwaardig, nu deze verklaring ruim anderhalf jaar na het FIOD verhoor is afgelegd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich samen met [medeverdachte 3] schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk valselijk opmaken van de arbeidsovereenkomst met [A ] en het gebruik maken daarvan. Het bewijsverweer van de verdediging is hiermee verworpen.
Met betrekking tot de facturen is de rechtbank eveneens van oordeel dat deze een bewijsbestemming hebben, te weten de grondslag voor het ontvangen van een vergoeding voor geleverde diensten. Uit de in paragraaf 4.3.2.4 weergegeven bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 2] drie facturen heeft ingediend betreffende -kort gezegd- advieskosten. Door de verdediging is aangevoerd dat hier overeenkomsten aan ten grondslag lagen, op basis waarvan [verdachte] erop mocht vertrouwen dat de facturen juist waren. De rechtbank is een ander oordeel toegedaan. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat [verdachte] wist dat [medeverdachte 2] de bestuurder was van de diverse stichtingen. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] de administratie van het [bedrijf 1] -concern verzorgde. Gelet hierop heeft [verdachte] moeten weten dat [medeverdachte 2] enkel recht had op een vergoeding als stichtingsbestuurder en geen recht had op vergoedingen wegens advieswerkzaamheden. Het geven van advies behoorde immers niet tot de taken van medeverdachte [medeverdachte 2] .
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk valselijk opmaken van de facturen en het gebruik maken hiervan. Het bewijsverweer van de verdediging is hiermee verworpen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Subsidiair
op tijdstippen in de periode van 13 oktober 2010 (eerste inleg) tot en met 21 januari 2014 te
Baarn en/of elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen,
door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, personen, hebben bewogen tot de (girale) afgifte van geldbedragen, in totaal EURO 13.032.800,- , te weten onder meer:
- [belegger 1] (G-002-01) ongeveer 246.750,-, op 13 december 2011 en 12 juni 2012 en 27
juni 2012 en 5 april 2013, en
- [belegger 2] (G-006) ongeveer 50.675,-, op 25 mei 2011 en 17 april 2012 en 8 mei
2013, en
- [C] (G-012) 61.200,-, op of omstreeks 8 juli 2011 en 18 november 2010, en
- [B] (G-017) (inlegger 4), ongeveer 35.375,-, althans enige geldbedragen op of omstreeks 17 april 2012 en/of 3 mei 2013, en
- [D] (G-021) EURO 20.400,-, op 7 juni 2011,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders, met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven- opzettelijk listiglijk en in strijd met de waarheid bedoelde
personen via prospectussen en/of op een andere wijze, benaderd en geïnteresseerd in de deelname aan een of meer obligatieovereenkomsten in de fondsen [bedrijf 1] B.V. en
[bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V. en daarbij voorgewend dat
-ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd en/of belegd in
de aankoop van in het prospectus als referentieobject genoemde vastgoedobjecten in Duitsland en/of
-de belegger/inlegger een bedrag investeerde dat een bepaald rendement opleverde afkomstig uit de huuropbrengsten en
- de (totale) fondsinvestering zou worden aangewend voor de aankoop van (het)
onroerend goed in het fonds en/of voor kosten in verband met de aankoop van het onroerend goed en/of in verband met (de oprichting van) het obligatiefonds
-de [stichting 5] en [stichting 1] en [stichting 2] en [stichting 3] en [stichting 4] , onafhankelijk zouden worden bestuurd, en onafhankelijk toezicht zouden houden op het aankoopbeleid van de beleggingsfondsen en de gelden voor aankoop van het onroerend goed pas vrij zouden geven wanneer aan alle voorwaarden uit de prospectussen zou zijn voldaan en
-er zekerheden waren
waardoor bovengenoemde personen telkens werden bewogen tot de (girale) afgifte van bovengenoemde geldbedragen;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2012 tot en met 21 januari 2014 te Amersfoort en/of Soest en/of Baarn en/of Amstelveen en/of elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. a) een arbeidsovereenkomst gedateerd 18 januari 2012 tussen [bedrijf 6] B.V., vertegenwoordigd door verdachte en [A ] (D-781),
en
b) een factuur (D-1040) d.d. 3 juni 2013, afkomstig van medeverdachte [medeverdachte 2] en gericht aan [bedrijf 6] B.V. en aan verdachte, met een factuurbedrag van 10.000,-, met de omschrijving "Nota Advieskosten Aankoop Vastgoed Duitsland",
en
c) een e-mail met als onderwerp: Voorschotnota Advieskosten Vastgoed (D-1021) d.d. 15 november 2011, afkomstig van [naam] en medeverdachte [medeverdachte 2] en gericht aan [bedrijf 14] B.V. en verdachte met een factuurbedrag van 10.000,-, met de omschrijving(en) "Voorschot Advieskosten Aankoop Vastgoed Duitsland" en "nota nr. 111103",
en
d) een factuur (D-1018) d.d. 23 februari 2012, afkomstig van medeverdachte [medeverdachte 2] en gericht aan [bedrijf 1] B.V. en verdachte, met een totaal factuurbedrag van 40.162,50, met de omschrijving "inzake Advieskosten Vastgoed Duitsland",
A.
valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken, immers hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders telkens valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijke weergegeven - in die
-arbeidsovereenkomst vermeld dat [A ] en [bedrijf 6] B.V., vertegenwoordigd door verdachte, een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, terwijl in werkelijkheid geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, en het niet de intentie is
geweest om een arbeidsovereenkomst tot stand te laten komen, en in strijd met de waarheid in de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat [A ] werkzaamheden voor [bedrijf 6] B.V. zou verrichten, terwijl in werkelijkheid geen werkzaamheden zijn verricht, en het niet de bedoeling is geweest dat verdachte werkzaamheden zou gaan verrichten,
-in die onder b en c en d genoemde facturen en e-mail advieswerkzaamheden en/of (omschrijving van verleende diensten) diensten vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, welke in werkelijkheid niet waren/zijn verricht, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
B.
telkens opzettelijk gebruik hebben gemaakt van en voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte en zijn mededaders telkens wisten, dat die geschriften telkens bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst;
bestaande die valsheid telkens hierin dat - zakelijk weergeven
- verdachte en/of zijn mededaders in
-die arbeidsovereenkomst vermeld dat [A ] en [bedrijf 6] B.V. een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, terwijl in werkelijkheid daar geen sprake van was, en het niet de intentie is geweest om een arbeidsovereenkomst tot stand te laten komen, en valselijk en in strijd met de waarheid in voornoemd geschrift is opgenomen dat [A ] werkzaamheden voor [bedrijf 6] B.V. zou verrichten, terwijl zij in
werkelijkheid geen werkzaamheden heeft verricht en het ook niet de intentie is geweest dat zij werkzaamheden zou gaan verrichten,
en
-de onder b en c en d genoemde facturen en e-mail doen vermelden en of doen voorkomen dat medeverdachte [medeverdachte 2] advieswerkzaamheden voor [bedrijf 6] B.V. en [bedrijf 14] B.V. en [bedrijf 1] B.V. heeft verricht;
en
bestaande het gebruik maken van
-voornoemde valse arbeidsovereenkomst hierin dat verdachte en/of zijn mededader die arbeidsovereenkomst in de administratie van [bedrijf 6] B.V. heeft/hebben opgenomen en aan [A ] salaris heeft betaald en/of laten betalen en/of doen betalen, en
-voornoemde facturen en e-mail hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) onder b en/of d genoemde facturen in de boekhouding van [bedrijf 6] B.V.
hebben opgenomen en/of doen opnemen en/of laten opnemen en aan medeverdachte [medeverdachte 2] betalingen heeft verricht en/of doen verrichten en/of laten verrichten,
zulks terwijl hij verdachte en zijn mededaders wisten dat deze geschriften bestemd waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
3.
op tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 13 oktober 2010 tot en met 21 januari 2014 te Baarn en/of elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders telkens meermalen
voorwerpen te weten geldbedragen, tot een totaal van EURO 13.032.800,-, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik van gemaakt terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen - middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
Feit 1: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Feit 2A: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Feit 2B: Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Feit 3: Medeplegen van gewoontewitwassen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair integraal vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht, de schade die de media hem heeft toegebracht, en het feit dat [verdachte] geen Verklaring Omtrent Gedrag krijgt, waardoor hij niet mee in zijn branche kan werken.
De raadsman heeft verzocht bij een bewezenverklaring te volstaan met het opleggen van een werkstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
[verdachte] heeft zich, samen met anderen, gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan oplichting en een gewoonte gemaakt van witwassen van een groot geldbedrag. Dit zijn ernstige vermogensdelicten die een ontwrichtende werking hebben op de economie en die de integriteit van het financiële verkeer aantasten.
In zijn hoedanigheid als bestuurder van de verschillende [bedrijf 1] fondsen heeft [verdachte] eraan bijgedragen dat beleggers werden opgelicht. [verdachte] ondertekende overeenkomsten van geldlening die uiteindelijk niet ten goede aan de beleggers kwamen, hij was verantwoordelijk voor de administratie en had uit dien hoofde zicht op alle geldstromen. [verdachte] wist dat van het geld van de beleggers slechts een klein percentage werd gebruikt voor de aankoop van onroerend goed. De rest van het ingelegde geld is grotendeels opgegaan en niet ten bate van de beleggers gekomen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij in zijn hoedanigheid van bestuurder niets heeft gedaan om te voorkomen dat de gelden van de beleggers weg zouden vloeien naar anderen.
Anders dan bij zijn medeverdachten, blijkt uit het dossier niet dat [verdachte] zichzelf verrijkt heeft ten koste van de beleggers. Uit het dossier volgt enkel dat [verdachte] een normaal salaris ontving voor de werkzaamheden die hij binnen de fondsen verrichtte. Hiermee wordt voor verdachte in positieve zin rekening gehouden. Daar tegenover staat evenwel dat de gedupeerde beleggers mede door verdachte aanzienlijke geldbedragen hebben verloren. Het door hen ingelegde vermogen is geheel of grotendeels weggevloeid. Dit heeft, naast (grote) financiële gevolgen, ook emotionele gevolgen voor de gedupeerden.
Verdachte heeft geen blijk gegeven de laakbaarheid van zijn handelen in te zien. Ter terechtzitting heeft verdachte de beschuldigingen van de hand gewezen en voorop gesteld dat hij naar eer en geweten heeft gehandeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 30 september 2015, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke delicten.
Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het feitelijk leidinggeven en niet is komen vast te staan dat verdachte zichzelf verrijkt heeft, is de rechtbank van oordeel dat een lagere straf dan die geëist passend en geboden is. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen als stok achter de deur.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

In het strafproces tegen verdachte hebben zich tijdens de zitting van 29 september 2015 319 benadeelde partijen gevoegd terzake van een vordering tot schadevergoeding. Een overzicht van alle benadeelde partijen is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Deze benadeelde partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door de heer H.F. Lantsheer van de stichting Hypobli (hierna te noemen: Lantsheer).
ProcesverloopDe rechtbank heeft, na overleg met alle raadslieden en officieren van justitie, een behandelplan vastgesteld voor inhoudelijke behandeling van alle zaken in onderhavig onderzoek. Dit behandelplan heeft zij op 1 mei 2015 aan alle procesdeelnemers bekend gemaakt en zag op de periode van maandag 28 september 2015 tot en met maandag 12 oktober 2015. Op 2 oktober 2015 was, naast de bespreking van de persoonlijke omstandigheden van alle verdachten in onderhavige dossier, de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen gepland. Op dat moment waren bij de rechtbank slechts twee vorderingen bekend.
Eerst op 17 september 2015, derhalve 7 werkdagen voorafgaand aan de aanvang van de inhoudelijke behandeling van onderhavige zaak, werd het de rechtbank bekend dat zich, reeds in 2014, 391 benadeelde partijen in het strafproces tegen de twee medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hadden gevoegd. Hiervan kwam de rechtbank op de hoogte door de ontvangst van de vorderingen welke door de officier van justitie aan de rechtbank werden toegezonden. Hoewel het de rechtbank op dat moment al duidelijk was dat de behandeling van die vorderingen zeer tijdrovend zou zijn - temeer omdat bleek dat de vorderingen inhoudelijk verschilden qua bedragen en qua schadeposten - heeft zij besloten de vorderingen in het strafproces te behandelen. De belangen van de benadeelde partijen hebben bij die beslissing voorop gestaan.
Tijdens de eerste en de tweede dag van de inhoudelijke behandeling (derhalve maandag 28 en dinsdag 29 september 2015) hebben zich evenwel verschillende ontwikkelingen voorgedaan.
Zo werd het de rechtbank duidelijk dat de benadeelde partijen hun vordering hadden ingediend in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 3] , maar dat het Openbaar Ministerie, zonder dat met de benadeelde partijen te bespreken, had besloten de 391 vorderingen óók in de zaak tegen [medeverdachte 1] in te dienen. Dat is evenwel geen bevoegdheid die het Openbaar Ministerie toekomt; een benadeelde partij bepaalt zelf in welke strafproces hij zijn vordering wenst in te dienen.
Verder werd het de rechtbank duidelijk dat de heer Lantsheer (in ieder geval) reeds op vrijdag 25 september 2015 aan de officier van justitie kenbaar had gemaakt dat hij de vorderingen van de benadeelde partijen die hij vertegenwoordigde, in de strafprocessen tegen álle 22 verdachten wenste in te dienen; dus niet alleen in de zaken tegen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Tijdens de zitting op maandag 28 september 2015 heeft het openbaar ministerie de rechtbank evenwel medegedeeld (naar later bleek, in weerwil van hetgeen Lantsheer voor ogen stond) dat de vorderingen alleen in de zaken tegen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] behandeling behoefden.
Tijdens de terechtzitting op dinsdag 29 september 2015 antwoordde Lantsheer vervolgens op de expliciete vraag van de rechtbank in welke zaak zijn cliënten hun vordering wilden indienen, dat die vorderingen nog slechts in de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , [verdachte] en een vierde verdachte in het onderzoek werden ingediend. Daarop heeft de raadsman van [verdachte] aangegeven geen vorderingen van de benadeelde partijen te hebben ontvangen en dus niet in de gelegenheid te zijn, de behandeling van die vorderingen voor te bereiden voorafgaand aan de geplande behandeling daarvan op vrijdag 2 oktober 2015. In dat licht heeft de raadsman om aanhouding van de behandeling van de strafzaak verzocht.
Tenslotte bleek dat er onduidelijkheid bestond over de vraag welke van de benadeelde partijen door Lantsheer werden vertegenwoordigd. Lantsheer had de rechtbank een lijst met 319 door hem vertegenwoordigde benadeelde partijen verstrekt. Uit een onderzoek van de rechtbank bleek evenwel dat in ieder geval vier benadeelde partijen de stichting Hypobli of Lantsheer als gemachtigde hadden vermeld, terwijl deze vier personen niet op de door Lantsheer overgelegde lijst stonden.
Een en ander betekende dat de rechtbank van ieder van de benadeelde partijen zou dienen te onderzoeken in welke zaak zij haar vordering wenste in te dienen, dat diende te worden uitgezocht wie de heer Lantsheer precies vertegenwoordigde en dat de zaak zou dienen te worden aangehouden. De agenda van de rechtbank maakte een verdere behandeling van de zaken voor de zomer van 2016, evenwel niet mogelijk.
De reeds genomen beslissing
Op grond van al het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank reeds op 29 september 2015, tijdens de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak, gehoord hebbende de verdediging en de officier van justitie, tot het oordeel gekomen dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen een onevenredige belasting van het strafproces was gaan vormen. Om die reden heeft de rechtbank op dat moment gebruik gemaakt van de haar op grond van artikel 333 Sv toekomende bevoegdheid en de vorderingen van alle benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Feit 2A: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Feit 2B: Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Feit 3: Medeplegen van gewoontewitwassen.
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (zegge: twaalf) maanden.
- Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
- Bepaalt dat een gedeelte, te weten
6 (zegge: zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
- Stelt daarbij een proeftijd van
2 (zegge: twee) jarenvast.
- De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Benadeelde partijen
- Verstaat dat de vorderingen van de in bijlage 1 genoemde benadeelde partijen op 29 september 2015 niet ontvankelijk zijn verklaard.
Voorlopige hechtenis
- Heft op (het reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en A.M. Verhoef, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
Primair
[bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en/of [bedrijf 3] BV
en/of [bedrijf 4] BV en/of [bedrijf 5] BV en/of
(een) aanverwante rechtsperso(o)n(en), in elk geval een rechtsperso(o)n(en),
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 oktober 2010
tot en met 21 januari 2014 te Amersfoort en/of Soest en/of Baarn en/of
Amstelveen en/of elders in Nederland, en/of in Duitsland
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans
alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen,
Door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door (een) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meer personen, heeft/hebben bewogen tot de (girale) afgifte van een of
meer geldbedrag(en), in totaal (ongeveer) EURO 13.032.800,- (AH-033), althans
enig geldbedrag, in elk geval enig goed, te weten onder meer:
- [belegger 1] (G-002-01) (inlegger 1) (ongeveer) EURO 246.750,-, althans
enig(e) geldbedrag(en) (op of omstreeks 13 december 2011 en/of 12 juni 2012
en/of 27 juni 2012 en/of 5 april 2013), en/of
- [belegger 2] (G-006) (inlegger 2), (ongeveer) EURO 50.675,-, althans enig(e)
geldbedrag(en) (op of omstreeks 25 mei 2011 en/of 17 april 2012 en/of 8 mei
2013), en/of
- [C] (G-012) (inlegger 3), (ongeveer) EURO 61.200,-, althans enig
geldbedrag (op of omstreeks 8 juli 2011 en/of 18 november 2010), en/of
- [B] (G-017) (inlegger 4), (ongeveer) EURO 35.375,-, althans enig(e)
geldbedrag(en) (op of omstreeks 17 april 2012 en/of 3 mei 2013), en/of
- [D] (G-021) (inlegger 5), (ongeveer) EURO 20.400,-, althans enig
geldbedrag (op of omstreeks 7 juni 2011),
immers heeft/hebben [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en/of
[bedrijf 3] BV en/of [bedrijf 4] BV en/of
[bedrijf 5] BV en/of (een) aanverwante rechtsperso(o)n(en), in
elk geval een rechtsperso(o)n(en), en/of een (of meer) mededader(s), met
voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (bedoelde
personen)
via (een) prospectus(sen) en/of flyer(s) en/of brochure(s) en/of
bijeenkomst(en) en/of telefonisch en/of via internet en/of op een andere
wijze, benaderd en/of geïnteresseerd in de deelname aan een of meer
obligatieovereenkomst(en) in het/de fonds(en) [bedrijf 1] B.V. en/of
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 4]
B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en daarbij
voorgewend dat
-ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd en/of belegd in
(de aankoop en/of verkoop en/of verhuur van) in het prospectus als
referentieobject genoemd(e) (een) vastgoedobjecten in Duitsland en/of
-de belegger/inlegger een bedrag investeerde dat jaarlijks gegarandeerd een
bepaald rendement opleverde afkomstig uit de huuropbrengsten en/of
-het rendement per kwartaal tot het einde van de overeenkomst zou worden
ontvangen en/of
- de (totale) fondsinvestering zou worden aangewend voor de aankoop van (het)
onroerend goed in/voor het fonds en/of voor kosten in verband met de aankoop
van (het) onroerend goed en/of in verband met (de oprichting van) het
(obligatie)fonds
-de inlegger na de looptijd van de obligatielening gegarandeerd de inleg
retour zou ontvangen en/of
-De [stichting 5] en/of [stichting 1]
en/of [stichting 2] en/of [stichting 3]
en/of [stichting 4]
, althans een (of meer) Stichting(en), onafhankelijk zou(den) worden
bestuurd, en (onafhankelijk) toezicht zou(den) houden op het aankoopbeleid
van de beleggingsfondsen en/of de gelden voor aankoop van het onroerend goed
pas vrij zou(den) geven wanneer aan alle voorwaarden uit de prospectussen zou
zijn voldaan en/of
-(er) zekerhe(i)d(en) was/waren en/of
-(er) zekerhe(i)d(en) zouden worden ondergebracht in Stichting
Obligatiehouders [bedrijf 1] en/of [stichting 1] en/of
[stichting 2] en/of [stichting 3]
en/of [stichting 4] , althans in
een (of meer) Stichting(en), waaronder de verkrijging van een bankgarantie
en/of verkrijging van van het recht van een eerste hypotheek,
waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot de
(girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en),
zulks terwijl hij, verdachte (s) (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en)
opdracht heeft gegeven en/of daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
art 51 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
Hij, verdachte, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
13 oktober 2010 (eerste inleg) tot en met 21 januari 2014 te Amersfoort en/of
Soest en/of Baarn en/of Amstelveen en/of elders in Nederland, en/of in
Duitsland
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans
alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door (een) listige
kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meer personen, heeft/hebben bewogen tot de (girale) afgifte van een of
meer geldbedragen, in totaal (ongeveer) EURO 13.032.800,- (AH-033), althans
enig geldbedrag, in elk geval enig goed, te weten onder meer:
- [belegger 1] (G-002-01) (inlegger 1) (ongeveer) EURO 246.750,-, althans
enig(e) geldbedrag(en) (op of omstreeks 13 december 2011 en/of 12 juni 2012
en/of 27 juni 2012 en/of 5 april 2013), en/of
- [belegger 2] (G-006) (inlegger 2), (ongeveer) EURO 50.675,-, althans enig(e)
geldbedrag(en) (op of omstreeks 25 mei 2011 en/of 17 april 2012 en/of 8 mei
2013), en/of
- [C] (G-012) (inlegger 3), (ongeveer) EURO 61.200,-, althans enig
geldbedrag (op of omstreeks 8 juli 2011 en/of 18 november 2010), en/of
- [B] (G-017) (inlegger 4), (ongeveer) EURO 35.375,-, althans enig(e)
geldbedrag(en) (op of omstreeks 17 april 2012 en/of 3 mei 2013), en/of
- [D] (G-021) (inlegger 5), (ongeveer) EURO 20.400,-, althans enig
geldbedrag (op of omstreeks 7 juni 2011),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn/hun mededader(s), met
voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (bedoelde
personen)
via (een) prospectus(sen) en/of flyer(s) en/of brochure(s) en/of
bijeenkomst(en) en/of telefonisch en/of via internet en/of op een andere
wijze, benaderd en/of geïnteresseerd in de deelname aan een of meer
obligatieovereenkomst(en) in het/de fonds(en) [bedrijf 1] B.V. en/of
[bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 4]
B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en daarbij
voorgewend dat
-ontvangen gelden van de beleggers zouden worden geïnvesteerd en/of belegd in
(de aankoop en/of verkoop en/of verhuur van) in het prospectus als
referentieobject genoemd(e) (een) vastgoedobjecten in Duitsland en/of
-de belegger/inlegger een bedrag investeerde dat jaarlijks gegarandeerd een
bepaald rendement opleverde afkomstig uit de huuropbrengsten en/of
-het rendement per kwartaal tot het einde van de overeenkomst zou worden
ontvangen en/of
- de (totale) fondsinvestering zou worden aangewend voor de aankoop van (het)
onroerend goed in/voor het fonds en/of voor kosten in verband met de aankoop
van (het) onroerend goed en/of in verband met (de oprichting van) het
(obligatie)fonds;
-de inlegger na de looptijd van de obligatielening gegarandeerd de inleg
retour zou ontvangen en/of
-De [stichting 5] en/of [stichting 1]
en/of [stichting 2] en/of [stichting 3]
en/of [stichting 4]
, althans een (of meer) Stichting(en), onafhankelijk zou(den) worden
bestuurd, en (onafhankelijk) toezicht zou(den) houden op het aankoopbeleid
van de beleggingsfondsen en/of de gelden voor aankoop van het onroerend goed
pas vrij zou(den) geven wanneer aan alle voorwaarden uit de prospectussen zou
zijn voldaan en/of
-(er) zekerhe(i)d(en) was/waren en/of
-(er) zekerhe(i)d(en) zouden worden ondergebracht in Stichting
Obligatiehouders [bedrijf 1] en/of [stichting 1] en/of
[stichting 2] en/of [stichting 3]
en/of [stichting 4] , althans in
een (of meer) Stichting(en), waaronder de verkrijging van een bankgarantie
en/of de verkrijging van het recht van een eerste hypotheek,
waardoor bovengenoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot de
(girale) afgifte van bovengenoemd(e) geldbedrag(en).
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, verdachte, op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 mei 2012 tot en met 21 januari 2014 te Amersfoort en/of Soest en/of Baarn
en/of Amstelveen en/of elders in Nederland, en/of in Duitsland (telkens)
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, te weten
a. a) een arbeidsovereenkomst gedateerd 18 januari 2012 tussen [bedrijf 6]
B.V., vertegenwoordigd door verdachte en [A ] (D-781),
en/of
b) een factuur (D-1040) d.d. 3 juni 2013, afkomstig van medeverdachte
[medeverdachte 2] en/of (een) ander(en) en gericht aan [bedrijf 6]
B.V. en/of aan verdachte, met een factuurbedrag van 10.000,-, met de
omschrijving "Nota Advieskosten Aankoop Vastgoed Duitsland",
en/of
c) een factuur en/of e-mail met als onderwerp: Voorschotnota Advieskosten
Vastgoed (D-1021) d.d. 15 november 2011, afkomstig van [naam]
en/of medeverdachte [medeverdachte 2] en of (een) ander(en) en
gericht aan [bedrijf 14] B.V. en/of verdachte met een
factuurbedrag van 10.000,-, met de omschrijving(en) "Voorschot Advieskosten
Aankoop Vastgoed Duitsland" en "nota nr. 111103",
en/of
d) een factuur (D-1018) d.d. 23 februari 2012, afkomstig van medeverdachte
[medeverdachte 2] en of (een) ander(en) en gericht aan [bedrijf 1] B.V. en/of
verdachte, met een totaal factuurbedrag van 40.162,50, met de omschrijving
"inzake Advieskosten Vastgoed Duitsland",
A.
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of
heeft vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en/of in strijd
met de waarheid - zakelijke weergegeven - op/in die
-arbeidsovereenkomst vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden dat
[A ] en [bedrijf 6] B.V., vertegenwoordigd door
verdachte, een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, terwijl in werkelijkheid
geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, en/of het niet de intentie is
geweest om een arbeidsovereenkomst tot stand te laten komen, en/of in strijd
met de waarheid in de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat [A ]
werkzaamheden voor [bedrijf 6] B.V. zou verrichten, terwijl in
werkelijkheid geen werkzaamheden zijn verricht, en/of het niet de bedoeling
is geweest dat verdachte werkzaamheden zou gaan verrichten,
-op/in die onder b en/of c en/of d genoemde factu(u)r(en) en/of e-mail
(advies)werkzaamheden en/of (omschrijving van verleende diensten) diensten
vermeld en/of doen vermelden en/of laten vermelden, welke in werkelijkheid
niet waren/zijn verricht,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
B.
(telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van en/of hebben afgeleverd
en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden,
dat die/dat geschrift(en) (telkens) bestemd was/waren voor gebruik als ware
deze echt en onvervalst;
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat - zakelijk weergeven
- verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) in
-die arbeidsovereenkomst(en) vermeld(en) en/of doen vermelden en/of laten
vermelden dat [A ] en [bedrijf 6] B.V. een
arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, terwijl in werkelijkheid daar geen sprake
van was, en/of het niet de intentie is geweest om een arbeidsovereenkomst tot
stand te laten komen, en/of valselijk en/of in strijd met de waarheid in
voornoemd geschrift is opgenomen dat [A ] werkzaamheden voor [bedrijf 6]
B.V. verricht en/of zou verrichten, terwijl zij in
werkelijkheid geen werkzaamheden heeft verricht en/of het (ook) niet de
intentie is geweest dat zij werkzaamheden zou gaan verrichten,
en/of
-de onder b en/of c en/of d genoemde factu(u)r(en) en/of e-mail vermeld(en)
en/of doen vermelden en of doen voorkomen dat medeverdachte [medeverdachte 2]
(advies)werkzaamheden voor [bedrijf 6] B.V. en/of [bedrijf 3]
B.V. en/of [bedrijf 1] B.V. heeft verricht;
en
bestaande het gebruik maken van
-voornoemde valse en/of vervalste arbeidsovereenkomst(en) hierin dat verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die arbeidsovereenkomst in de
administratie van [bedrijf 6] B.V. heeft/hebben opgenomen
en/of doen opnemen en/of laten opnemen en/of aan [A ] salaris heeft
betaald en/of laten betalen en/of doen betalen, en/of
-voornoemde factu(u)r(en) en/of e-mail hierin dat verdachte en/of (een of meer
van) zijn mededader(s) onder b en/of c en/of d genoemde factu(u)r(en) in de
boekhouding van [bedrijf 6] B.V. en/of [bedrijf 16]
B.V. en/of [bedrijf 1] B.V. heeft/hebben opgenomen en/of doen opnemen
en/of laten opnemen en/of aan medeverdachte [medeverdachte 2] en/of(een of meer van)
zijn mededaders betalingen heeft verricht en/of doen verrichten en/of laten
verrichten,
zulks terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd
was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
art 225 lid 1 en 2 jo 47 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij, op een of meer tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 13
oktober 2010 tot en met 21 januari 2014 te Amersfoort en/of Soest en/of
Baarn en/of Amstelveen en/of elders in Nederland en/of Duitsland, (telkens)
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen
van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte,
en/of zijn mededaders (telkens) meermalen
van (een) voorwerp(en) te weten (een of meerdere) geldbedragen, tot een totaal
van EURO 13.032.800,-, (D-1158 t/m D-1162 en AH-033)
althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, herkomst, de vindplaats,
de vervreemding of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of voornoemd(e)
voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of gebruik van gemaakt terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
wist(en) dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420ter/420bis lid 1 sub a en b jo art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De vindplaatsvermeldingen die in de navolgende bewijsoverwegingen voorkomen, verwijzen -voor zover niet anders vermeld- naar de schriftelijke stukken die zijn opgenomen in het proces-verbaal van de FIOD Belastingdienst kantoor Utrecht, dossiernummer 49503, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en hulpofficier van justitie [verbalisant 3] .
3.D-522, p. 3843.
4.D-804, p. 6096.
5.D-804, p. 6102.
6.D-520, p. 3840.
7.D-519, p. 3839.
8.D-804, p. 6103; D-523, p. 3845.
9.D-804, p. 6103.
10.D-564, p. 3950.
11.D-526, p. 3851.
12.D-768, p. 5421.
13.D-768, p. 5425.
14.D-520, p. 3840; D-519, p. 3839.
15.D-768, p. 5426.
16.D-768, p. 5427.
17.D-768, p. 5426.
18.D-562, p. 3948.
19.D-529, p. 3857.
20.D-803, p. 6018.
21.D-803, p. 6022.
22.D-520, p. 3840; D-519, p. 3839.
23.D-803, p. 6023.
24.D-563, p. 3949.
25.D-563, p. 3949.
26.D-532, p. 3863.
27.D-805, p. 6167.
28.D-805, p. 6171.
29.D-520, p. 3840; D-519, p. 3839.
30.D-805, p. 6172.
31.D-847, p. 6390.
32.D-534, p. 3866.
33.D-802, p. 5842.
34.D-802, p. 5872; D-534, p. 3866.
35.D-533, p. 3865.
36.D-520, p. 3840; D-519, p. 3839.
37.D-802, p. 5875.
38.D-802, p. 5875.
39.D-848, p. 6391.
40.D-848, p. 6391.
41.De verklaring van [getuige 1] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 januari 2015, p. 3.
42.De verklaring van [getuige 1] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 januari 2015, p. 5.
43.De verklaring van [getuige 2] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 2 december 2014, p. 15.
44.De verklaring van [medeverdachte 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, p. 3.
45.De verklaring van [getuige 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 9 januari 2015, p. 5.
46.De verklaring van [medeverdachte 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2015, p. 4; D-733, p. 5276.
47.De verklaring van [getuige 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 9 januari 2015, p. 3.
48.De verklaring van [getuige 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 9 januari 2015, p. 4.
49.De verklaring van [getuige 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 9 januari 2015, p. 3.
50.De verklaring van [getuige 3] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 9 januari 2015, p. 5.
51.V-017-004, p. 2166 & p. 2167.
52.V-018-005, p. 2213.
53.V-017-004, p. 2166 & p. 2167.
54.D-774, p. 5507.
55.V-017-004, p. 2167.
56.V-018-004, p. 2207.
57.V-018-004, p. 2208.
58.V-018-004, p. 2208; V-018-005, p. 2214.
59.V-018-005, p. 2214.
60.G-023-01, p. 2459.
61.D-777, p. 5516 t/m 5524.
62.V-018-004, p. 2209.
63.V-018-004, p. 2212.
64.G-002-01, p. 2328.
65.G-006, p. 2356.
66.De verklaring van [medeverdachte 2] , afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 12 januari 2015, p. 3.
67.G-023-01, p. 2457.
68.V-024-01, p. 2232.
69.V-024-02, p. 2242.
70.D-804, p. 6096 & p. 6106.
71.D-804, p. 6097.
72.D-804, p. 6100.
73.D-804, p. 6103 & p. 6123.
74.D-804, p. 6124.
75.D-804, p. 6109.
76.D-804, p. 6115.
77.D-804, p. 6114.
78.D-768, p. 5421.
79.D-768, p. 5434 & p. 5446.
80.D-768, p. 5421 & p. 5423 & p. 5455.
81.D-768, p. 5435.
82.D-768, p. 5421.
83.D-768, p. 5438 t/m 5441 & p. 5475 t/m 5479.
84.D-768, p. 5426.
85.D-768, p. 5427.
86.D-768, p. 5423 & p. 5454.
87.D-768, p. 5461.
88.D-768, p. 5423.
89.D-768, p. 5445.
90.D-803, p. 6018.
91.D-803, p. 6019 & p. 6028 & p. 6031.
92.D-803, p. 6018 & p. 6020 & p. 6029.
93.D-803, p. 6032.
94.D-803, p. 6018.
95.D-803, p. 6036 en 6037 & op. 6072 en 6073.
96.D-803, p. 6039.
97.D-803, p. 6024 & p. 6051.
98.D-803, p. 6042.
99.D-805, p. 6167 & p. 6177.
100.D-805, p. 6168.
101.D-805, p. 6167 & p. 6177 & p. 6178.
102.D-805, p. 6167 & p. 6169 & p. 6173.
103.D-805, p. 6167.
104.D-805, p. 6184 t/m 6187.
105.D-805, p. 6173.
106.D-805, p. 6172.
107.D-805, p. 6189.
108.D-805, p. 6190.
109.D-805, p. 6190.
110.D-805, p. 6193 en 6194.
111.D-805, p. 6200.
112.D-802, p. 5842.
113.D-802, p. 5863.
114.D-802, p. 5860.
115.D-802, p. 5876.
116.D-802, p. 5913.
117.D-802, p. 5868.
118.D-802, p. 5875 & p. 5883.
119.D-802, p. 5883.
120.D-802, p. 5884.
121.D-802, p. 5909 en 5911.
122.AH-033, p. 672D-1158, p. 7867 t/m 7870..
123.D-1145, p. 7850: OPV-4, p. 138.
124.OPV-4, p. 138; D-710, p. 5123.
125.D-710, p. 5123 i.c.m. D-624, p. 4355.
126.D-624, p. 4355 & p. 4356.
127.AH-033, p. 680.
128.D-777, p. 5516 en p. 5523.
129.D-777, p. 5516.
130.D-777, p. 5517.
131.D-777, p. 5524.
132.D-777, p. 5523.
133.AH-033, p. 672; D-1165, p. 7893.
134.AH-033, p. 672.
135.D-1272, p. 8192.
136.D-1398, p. 8403; D-1165, p. 7893.
137.AH-033, p. 672; D-1159, p. 7871 t/m 7873; OPV-4, p. 139.
138.D-888, p. 6788.
139.AH-033, p. 672; D-1165, p. 7893.
140.AH-033, p. 673.
141.AH-033, p. 672; AH-179, p. 1353; D-1167, p. 7895 t/m 7897.
142.AH-033, p. 673.
143.BOB-27B, p. 1674.
144.D-1021, p. 7266.
145.D-697, p. 5019.
146.V-024-02, p. 2249.
147.AH-050A, p. 818 en 819.
148.D-1018, p. 7262.
149.D-1032, p. 7277.
150.D-1018, p. 7263.
151.AH-050A, p. 818 en 824.
152.D-1161, p. 7877 t/m 7880.
153.AH-033, p. 672; D-1160, p. 7874 t/m 7876.
154.AH-033, p. 672; AH-179, p. 1353; D-1168, p. 7898 t/m 7900.
155.AH-033, p. 673.
156.BOB-27B, p. 1674.
157.AH-033, p. 674.
158.AH-033, p. 672; D-1162, p. 7881 t/m 7887
159.D-1086, p. 7455
160.D-1085, p. 7454.
161.AH-033, p. 672.
162.BOB-027B, p. 1674.
163.OPV-4, p. 147.
164.OPV-4, p. 149.
165.AH-169, p. 1273.
166.D-490, p. 3721.
167.AH-189, p. 1446.
168.AH-169, p. 1274.
169.OPV-4, p. 149; D-1395, p. 8387; D-1396, p. 8388.
170.V-024-01, p. 2235.
171.D-1040, p. 7290.
172.D-889, p. 6794.
173.D-1039, p. 7289.
174.V-024-02, p. 2249.
175.V-024-02, p. 2250.
176.D-888, p. 6787.
177.G-006, p. 2356; D-1162, p. 7881.
178.G-006, p. 2357.
179.G-017, p. 2401.
180.G-002-01, p. 2327.
181.G-002-01, p. 2328.
182.G-002-01, p. 2330.
183.G-012, p. 2377.
184.G-012, p. 2378.
185.G021-01, p. 2428.
186.G021-01, p. 2429.
187.D-888, p. 6788.
188.D-781, p. 5533 en p. 5535.
189.D-781, p. 5535.
190.D-781, p. 5533.
191.D-969, p. 7076 t/m 7088.
192.AH050A, p. 818 en 819; OPV-0, p. 23.
193.V-018-005, p. 2213; de verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 oktober 2015.
194.De verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 oktober 2015.