6.3Het betoog van eisers 1 gegrond op het rapport van Ecologica dat de percelen nu wel voldoen aan het beheertype ‘vochtig hooiland’ brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank toetst immers de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Om die reden beperkt de toets van de rechtbank zich tot de vraag of verweerder bij het bestreden besluit had moeten overgaan tot het opnemen van dit beheertype voor de percelen.
7. Eisers 1 voeren aan dat verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door het beheertype niet te wijzigen. Eisers 1 hebben het beheer van de percelen al zo’n zes jaar ingericht op het omvormen naar natuur. Zij hebben er op basis van informatie van verweerder op vertrouwd dat zij hiervoor direct de daarbij behorende subsidie konden krijgen. Eisers verzoeken om toekenning van een schadevergoeding voor de jaren dat zij ten onrechte geen beheervergoeding hebben ontvangen.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de ABRvS van 2 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3334. De rechtbank heeft in de stukken, het verhandelde ter zitting en in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat een dergelijke concrete toezegging namens verweerder is gedaan. De beroepsgrond slaagt daarom niet. 9. Volgens eisers 1 handelt verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Zij wijzen op het landgoed Pijnenburg. In die situatie is een beheervergoeding voor ‘vochtig hooiland’ door verweerder toegekend, terwijl het terrein nog niet aan dit beheertype voldeed en de grond bij dit landgoed ten tijde van de toekenning nog niet was afgegraven. Bovendien is aan het door gemachtigde Laporte beheerde NSW-landgoed Het Blauwe Huis een beheervergoeding voor ‘droog schraalland’ toegekend, zodra het terrein als zodanig was ingericht, terwijl het beheertype nog niet aanwezig was, aldus eisers 1.
10. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel moet aannemelijk worden gemaakt dat het bestuursorgaan in gelijke of vergelijkbare gevallen op ongelijke wijze handelt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval niet gebleken. Daartoe wordt overwogen dat NSW-landgoed Het Blauwe Huis geen gelijk geval betreft, omdat de toekenning van het beheertype in dat geval heeft plaatsgevonden voordat verweerder strikter ging toezien op de daarvoor geldende criteria zoals beschreven in rechtsoverweging 4. Over het landgoed Pijnenburg heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de vergoeding voor ‘vochtig hooiland’ daar ten onrechte is toegekend. Verweerder heeft die gebieden op de kaarten van het huidige natuurbeheerplan gewijzigd naar ‘kruiden- en faunarijk grasland’. Overigens wordt daarmee de beheervergoeding nog niet teruggedraaid, omdat dit volgens verweerder pas mogelijk is na afloop van het subsidietijdvak van zes jaar. De rechtbank overweegt in dit verband dat het gelijkheidsbeginsel niet zover strekt dat verweerder gehouden is een eenmaal gemaakte fout te herhalen. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de ABRvS, zoals bijvoorbeeld neergelegd in een uitspraak van 19 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA3677). De beroepsgrond slaagt niet. 11.
Geen van de beroepsgronden slaagt, zodat het beroep met UTR 14/3091 ongegrond is. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Het beroep van eisers 2 (UTR 14/3122)
12. De percelen van eisers 2 zijn agrarische percelen, gelegen in de gemeente Montfoort (de percelen). Blijkens de dossierstukken en het verhandelde ter zitting hebben eisers 2 in de periode van 2009 - 2012 subsidie ontvangen voor weidevogelbeheer op deze percelen. Tot 2010 voorzag het beleid in subsidie voor weidevogelbeheer. Eisers 2 hebben tot 2012 subsidie ontvangen, omdat de subsidie voor een aantal jaren was toegekend. In het gewijzigde Natuurbeheerplan 2013 staan de percelen ingetekend als zogenoemde ‘witte gebieden’. Niet in geschil is dat zolang de gebieden in het Natuurbeheerplan 2013 op deze wijze staan ingetekend, een vergoeding voor weidevogelbeheer niet mogelijk is.
13. Eisers 2 stellen zich op het standpunt dat de kaarten in het Natuurbeheerplan 2013 zodanig moeten worden aangepast, dat (ook in 2014) subsidie voor weidevogelbeheer kan worden verstrekt. Zij wijzen op de inspanningen die zij hebben verricht op het gebied van weidevogelbeheer, de mede daardoor behaalde gunstige resultaten en de waardering daarvoor vanuit de gemeente en burgers. Eisers 2 vinden het daarom onbegrijpelijk dat er na jaren subsidieverlening, hun percelen niet op de kaarten als ‘weidevogelgebied’ zijn aangeduid.
14. In het bestreden besluit en ter zitting heeft verweerder zijn weigering om tot door eisers 2 gewenste wijziging van het Natuurbeheerplan 2013 over te gaan, gemotiveerd. Verweerder heeft aangegeven dat de percelen vallen binnen de groene contour, waar voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gold. Met de herijking van de EHS was onduidelijk wat ten aanzien van deze gronden het toekomstig beleid zou zijn. Mede daarom werd er de voorkeur aan gegeven gewenste aanpassingen in gebieden begrensd door de groene contour niet apart per perceel in het Natuurbeheerplan 2013 op te nemen, maar daarover een algehele afweging te maken en deze in 2015 of 2016 mee te nemen in de herziening van latere natuurbeheerplannen. Ter zitting is namens verweerder op dit punt toegelicht dat ten tijde van het vaststellen van het gewijzigde Natuurbeheerplan 2013 het nieuwe beleid in ontwikkeling was en men met het Natuurbeheerplan 2013 niet vooruit wenste te lopen op het nieuwe beleid, dat vlak na het gewijzigde Natuurbeheerplan 2013 is vastgesteld en is neergelegd in Natuurbeleid 2.0. Daarbij is namens verweerder ter zitting toegelicht dat de invoering van Natuurbeleid 2.0 met name is ingegeven door de wijziging van landelijk beleid. Om die reden is bij het bestreden besluit vastgehouden aan het beleid, dat voor gebieden in de groene contour geen subsidie voor weidevogelbeheer wordt verstrekt. Met de vaststelling van Natuurbeleid 2.0 op 4 november 2013 is het weer mogelijk een vergoeding voor weidevogelbeheer te krijgen, afhankelijk van de wensen van het agrarisch gebiedscollectief. Volgens de ter zitting namens verweerder gegeven toelichting is dit gewijzigd in het Natuurbeheerplan 2015.
15. De rechtbank overweegt dat het op zich aan verweerder is om beleid te maken op het gebied van natuur en subsidieverstrekking in dat kader, en dat de rechter deze discretionaire bevoegdheid slechts beperkt, marginaal, toetst.
Gelet op hetgeen verweerder naar voren heeft gebracht over de achtergrond van zijn besluit om niet tot de door eisers 2 gewenste wijziging van het Natuurbeheerplan 2013 over te gaan, ziet de rechtbank geen grond om te oordelen dat verweerder niet in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. Het is te begrijpen dat het voor eisers 2 onaangenaam is om na jaren van subsidieverstrekking geen subsidie meer te ontvangen voor activiteiten die tot goede resultaten hebben geleid en breed worden gewaardeerd, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in afwachting van (op)nieuw te maken beleidskeuzes zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit beleid diende te worden afgewacht en dat tot die tijd niet tot de door eisers 2 gewenste wijziging Natuurbeheerplan 2013 wordt overgegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Eisers voeren nog aan dat verweerder de verkeerde procedure heeft gevolgd. Gelet op het advies van de commissie heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, wat volgens eisers betekent dat de gevraagde wijzigingen moeten worden doorgevoerd en de subsidie moet worden verleend.
17. Naar het oordeel van de rechtbank berust deze beroepsgrond op een onjuiste lezing van het advies van de commissie. In dit advies staat op pagina 5 vermeld dat de wijzigingen die door de familie [familie] in bezwaar zijn aangegeven, door verweerder inhoudelijk moeten worden beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat deze beoordeling heeft plaatsgevonden in het bestreden besluit. Dat een inhoudelijke beoordeling moet plaatsvinden, betekent niet dat deze ook positief zal uitvallen. Verweerder heeft dan ook niet in strijd met het advies gehandeld door de gevraagde wijzigingen niet door te voeren in het Natuurbeheerplan 2013. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Omdat geen van de beroepsgronden van eisers 2 slaagt, is het beroep met UTR 14/3122 ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart de beroepen met procedurenummers UTR 14/3091 en UTR 14/3122 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S. Wijna, voorzitter, en mr. Z.J. Oosting en
mr. drs. S. Lanshage, leden, in aanwezigheid van mr. F.M. Mulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.