ECLI:NL:RBMNE:2015:8109

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
16/705234-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen poging tot doodslag en wapenbezit na schietpartij in De Meern

Op 17 november 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten, een 50-jarige man en een 34-jarige man, die betrokken waren bij een schietpartij in De Meern op 27 juni 2014. De rechtbank heeft de 50-jarige verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaar voor medeplegen van poging tot moord, terwijl de 34-jarige verdachte een gevangenisstraf van zeven jaar kreeg voor medeplegen van poging tot doodslag. De schietpartij vond plaats in een woonwijk, waar het slachtoffer, een man, werd klemgereden en met een automatisch vuurwapen werd beschoten. Het slachtoffer raakte vier keer, maar kon ontkomen door de schutter aan te rijden. De rechtbank concludeerde dat de 50-jarige verdachte de schutter was en met voorbedachte raad handelde, terwijl de 34-jarige verdachte niet kon worden aangetoond dat hij op de hoogte was van de plannen van de schutter. De rechtbank oordeelde dat de schietpartij een goed voorbereide, kille afrekening was. De rechtbank heeft ook de bewijsvoering en de rol van beide verdachten in de zaak uitvoerig besproken, waarbij getuigenverklaringen en forensisch bewijs werden meegenomen in de overwegingen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 22.609,77, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705234-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 november 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,
thans gedetineerd in PI Amsterdam, Huis van Bewaring De Weg te Amsterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2015 en 3 november 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J. Groenhuijsen, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
primair: op 27 juni 2014 heeft geprobeerd om samen met (een) ander(en) opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, door de auto waarin die [slachtoffer] zich bevond klem te rijden, diens weg te blokkeren en vervolgens meermalen op die [slachtoffer] te schieten, waarbij kogels het lichaam van die [slachtoffer] zijn binnengedrongen;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan het primair ten laste gelegde, door met een (gestolen) auto naar de omgeving van de woning van die [slachtoffer] te rijden, de latere schutter met de auto te vervoeren terwijl die in het zwart gekleed was, een bivakmuts droeg en een automatisch vuurwapen bij zich droeg, en met de auto waarin hij reed de auto van die [slachtoffer] klem te rijden;
Feit 2: op 27 juni 2014 samen met (een) ander(en) een vuurwapen en/of munitie voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot moord (feit 1 primair) en het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 2).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.
De verdediging heeft daartoe verschillende argumenten naar voren gebracht, die in dit vonnis – op de plaats waar dat relevant is – zullen worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Het schietincident
Getuige [getuige 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 27 juni 2014 stond ik in mijn woning aan de [adres] (de rechtbank begrijpt: te [woonplaats] ). Ik hoorde twee auto’s die op elkaar knalden. Die auto’s waren een Golf, die ik denk te herkennen als de auto die hoort bij de woning aan het begin van onze straat, en een grijze BMW. [2] Ik zag dat de auto’s hierbij een witte auto raakten. Ik zag dat uit de grijze BMW een man stapte die naar de Golf liep. Deze man stapte uit de BMW aan de bijrijderskant. Deze man was gekleed in het zwart. Deze man had iets ronds waar een soort buis aan vast zat, in zijn handen. Ik zag dat deze man dat ding wat hij vast had tegen het autoraam van de Golf zette en ik hoorde dat er minimaal twee keer werd geschoten.
Toen ik beneden stond zag ik dat beide auto’s heel hard doorreden in de richting van de hoek van de straat, richting de Rijksstraatweg. Ik hoorde toen de eerder genoemde BMW weer de [adres] inrijden. De BMW reed naar de witte auto. Ik zag toen dat er een man op de grond lag. Deze man was in het zwart gekleed. Ik zag dat deze man in het gras lag bij de geparkeerde witte auto. Ik zag dat de bestuurder van de BMW uit de auto stapte. De bestuurder van de BMW sleurde toen de man die op de grond lag in de BMW en legde hem op de achterbank.
Wij hebben gekeken bij de plek waar de man lag. Ik zag dat er een sleutel in het gras lag waar de man had gelegen. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 juni 2014 kregen wij de opdracht om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Tijdens het aanrijden verzocht de meldkamer ons aan te sluiten bij collega [verbalisant 2] , die bij een slachtoffer stond. Ter plaatse op de [adres] zag ik dat er een man op de trap zat. Dit bleek het slachtoffer [slachtoffer] te zijn. Ik zag dat er ter hoogte van de buik een grote bloedvlek zat. Ik zag dat er op de rechterarm een grote bloedvlek zat. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij zojuist beschoten was en dat er twee daders bij betrokken waren. Ik hoorde hem zeggen dat hij iemand aangereden had. [4]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik hoorde één van de ambulancebroeders zeggen dat het slachtoffer in de ambulance het volgende had verklaard:
- dat hij klemgereden werd door de daders;
- dat een dader uit de auto stapte en op het slachtoffer schoot;
- dat het een automatisch wapen was waarmee geschoten werd;
- dat het slachtoffer de dader daarna aangereden heeft. [5]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] . Uitwendig waargenomen letsel: schotwonden borstkas, hals, rechterarm, buik, linker bovenarm. [6]
De verklaring van [getuige 2]
De getuige [getuige 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Wij hoorden [getuige 2] direct het volgende verklaren:
Ik wil maar een ding zeggen. [verdachte] is betrokken bij die liquidatie in De Meern. Dat heeft hij mij zelf verteld. [7] U vertelt mij dat de liquidatiepoging in De Meern op 27 juni 2014 heeft plaatsgehad. Die dag was ik aan het werk. [verdachte] lag nog te slapen toen ik naar mijn werk ging, om ongeveer 07:00 uur. Toen ik diezelfde dag thuiskwam, rond 13:00 uur was [verdachte] er ook. [verdachte] zei dat hij haast had en snel weer weg moest. Die zondag, dat moet de 29e zijn geweest, heeft [verdachte] mij verteld dat hij er vandoor ging. Hij vertelde ons dat hij de chauffeur was bij de liquidatie in De Meern. Hij vertelde dat het niet goed was gegaan, want degene die geschoten had, was overreden door degene die beschoten werd. De benen van de schutter waren helemaal kapot. [verdachte] heeft de schutter in zijn auto geholpen en heeft hem naar Frankrijk gebracht. Hij heeft hem daar achter een heg gelegd. [verdachte] vertelde ons dat hij naar Zuid-Spanje wilde gaan. [8]
De benen van de schutter stonden helemaal uit elkaar. [verdachte] was eerst weggereden en toen weer teruggekomen en toen heeft hij de schutter in de auto getrokken. Hij heeft hem op een landweggetje neergelegd in Frankrijk. [verdachte] heeft gezegd dat het op een landweggetje was. [9]
[verdachte] heeft een kleine rode auto, een Renault. Die auto staat op mijn naam. [10]
De verklaring van [getuige 3]
De getuige [getuige 3] is door de politie het volgende getapte gesprek voorgehouden:
[telefoonnummer] ( [getuige 3] ) ja.. hij heeft hun genaaid voor heel veel centen, het is een afrekening gewees. Maar hij heb het zelf niet gedaan hoor [A] (fon) Hij was er bij, hij was de berijder.
Getuige [getuige 3] heeft in antwoord op de vermelde vragen (V) onder meer (weergegeven na A) verklaard:
V: Wat bedoel je met deze zin?
A: Nou dat is wat ik had gehoord. Ik heb dat van hem zelf gehoord. Hij heeft tegen mij gezegd dat er iets was gebeurd en dat hij dat niet had gedaan. Hij heeft gezegd dat hij een tijdje weg zou gaan. Dat er iets mis was gegaan, en dat het dan over geld ging. Hij kwam op dat moment een beetje paniekerig over. Dit gesprek is geweest ergens eind juni.
V: Op de achtergrond is een persoon te horen die jij volgens ons [A] (fon) noemt. Wie is dat?
A: Dat is iemand van mijn werk. Zijn voornaam is [A] . Ik had vakantie en ik heb een week op de camping gezeten bij [A] .
Ik heb hem later nog een keer gesproken. Hij heeft toen tegen mij gezegd dat die jongen met z’n benen zo lag, omdat hij was aangereden. [11]
V: Wanneer en hoe hoorde u van de schietpartij?
A: Ja van [verdachte] . En dat was dus eind juni. [12]
Signalement bestuurder
Getuige [getuige 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Opnieuw hoorde ik die auto keihard door de straat heen komen. Het was een donkergrijze BMW 3 serie. Toen zag ik dat de deur aan de bestuurderskant open ging. Er stapte een vrij forse man uit. Een getinte. Hij was 185 cm, 190 cm lang. Het was een lange vent. Hij zag er wat dikkig uit. Kleur haar: zwart, gemillimeterd. [13]
Verbalisant [getuige 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik zag een grijze BMW met het kenteken [kenteken] . Ik zag dat er een man stond bij de rechter achterportier van de auto. De man kan ik als volgt omschrijven: een grote man ten opzichte van de auto. De man had grote bovenarmen en een grote brede nek. Ik kon zien dat de man kaal was. De man was licht getint of blank en zongebruind. [14]
Uit het overzicht van de getuigenverklaringen met betrekking tot de signalementen blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op basis van 18 gehoorde getuigen wordt de bestuurder omschreven als een forse man van circa 185 cm in de leeftijd tussen de 30-45 jaar. Overwegend wordt de huidskleur omschreven als blank of getint. De haardracht is donker, kort dan wel kalend. [15]
De sleutelbos
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 27 juni 2014 hebben wij forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een schietincident op de [adres] in [woonplaats] . [16] Wij zagen in de grasstrook naast het rechter achterwiel van de witte Peugeot een sleutelbos liggen. [17] Dit stuk van overtuiging werd veiliggesteld met SIN-nummer AAGH6043NL. [18]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik was belast met het onderzoek naar een poging moord gepleegd op 27 juni 2014 te De Meern. Ik kreeg het verzoek om de herkomst te achterhalen van een op de plaats delict aangetroffen autosleutel van het merk Renault. Hierop ben ik naar de Renault dealer te Utrecht gegaan. De sleutel moest van een Renault Clio zijn met chassisnummer [nummer] . Het genoemde chassisnummer is in 2008 op het kenteken [kenteken] gezet. De genoemde auto had een bordeaux rode metallic kleur. [19]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit onderzoek bleek dat het kenteken [kenteken] , de rode Renault Clio, was afgegeven aan: [getuige 2] . [20]
Uit het NFI-rapport van 4 juli 2014 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
SIN AAGH6043NL#01: bemonstering van de gehele sleutel aan de sleutelbos.
SIN AAGH6043#02: bemonstering van de gehele sleutelhanger aan de sleutelbos. [21]
Uit het NFI-rapport van 14 augustus 2014 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
SIN AAGH6043NL#01: onvolledig DNA-profiel van een man: [verdachte] : matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard.
AAGH6043NL#02: DNA-mengprofiel van minimaal twee mannen: [verdachte] en [medeverdachte] . Matchkans [verdachte] : niet berekend. Matchkans [medeverdachte] : kleiner dan 1 op 1 miljard. [22]
Verkeersongevallenanalyse
Uit het proces-verbaal van de verkeersongevallenanalyse blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het voertuig dat door het slachtoffer werd bestuurd was een Volkswagen Polo. Wij zagen schade aan het voertuig. [23] Op de locatie van het schietincident ( [adres] ter hoogte van pandnummer [nummer] ) was een beschadigde personenauto van het merk Peugeot 106 aangetroffen. [24]
Uit de aangetroffen schade aan de Volkswagen Polo en de Peugeot 106 bleek dat niet alle schade als gevolg van contact tussen beide voertuigen was veroorzaakt. De indeukingen van het linker voorscherm van de Volkswagen en het linker achterscherm van de Peugeot hingen hier niet mee samen. Uit tactische informatie bleek dat de schutter waarschijnlijk tussen de voertuigen had gestaan en was aangereden. Met de schade inpassing hebben wij inzichtelijk gemaakt dat dit daadwerkelijk het geval is geweest. [25]
De meest waarschijnlijke plaats waar de schutter tussen de voertuigen gestaan moet hebben werd op basis van de schade geïnterpreteerd als de deuk in het linker voorscherm van de Volkswagen en de deuk in het linker achter scherm van de Peugeot. [26] Wij plaatsten beide voertuigen met de beschadigde delen tegen elkaar om een benadering van de botspositie te achterhalen. Op het moment dat beide voertuigen in deze stand waren gepositioneerd, zagen wij dat er een ruimte overbleef tussen de deuk in het linker voorscherm van de Volkswagen en de deuk in het linker achterscherm van de Peugeot. [27]
Ik, [verbalisant 9] , lichaamslengte +/- 1.80 meter, ging met mijn rechterbeen tegen het linker achter scherm van de Peugeot staan. Wij zagen dat de vorm van de deuk overeen kwam met het been. Tevens zagen wij dat de bovenzijde van de deuk qua hoogte overeen kwam met het heupgewricht. [28] Vervolgens ben ik tussen beide voertuigen in gaan staan. Daarbij werd zichtbaar dat de deuk aan het linker voorscherm van de Volkswagen overeen kwam met de vorm van mijn linkerbeen.
Tijdens een aanrijding zal een menselijk lichaam en het plaatwerk onderhavig aan de krachten indrukken en zou hier een persoon tussen gestaan kunnen hebben. Het is daarbij aannemelijk dat deze persoon (ernstig) beenletsel zal hebben opgelopen. [29]
Aantreffen medeverdachte [medeverdachte] in Frankrijk
Verbalisant [verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 juni 2014 omstreeks 22:00 uur werd in Wasquehal (de rechtbank begrijpt: te Frankrijk) op de Chemin de Heule [medeverdachte] aangetroffen door een bewoner. [30] Ik hoorde dat [verbalisant 11] , brigadier van de Franse politie, de getuige die [medeverdachte] had aangetroffen, zou gaan horen. Ik hoorde doormiddel van de tolk dat de getuige het volgende verklaarde:
Ik zag dat in de Chamin de Heule een persoon lag. Deze persoon had een strakke zwarte loopbroek aan en een t-shirt. Ik zag dat zijn rechtervoet verdraaid, dan wel haaks op zijn onderbeen stond. Ik zag ook dat het bloed al helemaal gestold was. [31]
Letselonderzoek medeverdachte [medeverdachte]
Uit het forensisch geneeskundig onderzoek door B.F.L. Oude Grotebevelsborg blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
De bij onderzoek op 28-06-2014 gediagnosticeerde botbreuken (de rechtbank begrijpt: bij [medeverdachte] ) bevonden zich ter hoogte van beide knieën en van de rechterenkel. [32]
Samengevat kan het geheel aan fracturen worden verklaard door een situatie waarin botsend geweld heeft plaatsgevonden op de zijkant van de rechterknie, ter hoogte van het fibulakopje. De breuk van de enkel kan verklaard worden doordat bij deze geweldinwerking torsie op het onderbeen ten opzichte van de gefixeerde rechtervoet (bijvoorbeeld op de ondergrond) optrad.
De breuken aan de linkerknie kunnen in deze dynamiek worden verklaard door de gelijktijdig op deze (gestrekte) knie inwerkende ‘variserende’ kracht, waarbij de binnenzijde van de knie wordt samengedrukt en de kniebanden aan de buitenzijde worden uitgerekt, waardoor aan de binnenzijde een ‘samendrukkingsfractuur’ ontstaan en een ‘uitrekkingsfractuur’ aan de buitenzijde van de knie.
Het scenario waarbij [medeverdachte] nabij het achterwiel van een stilstaande auto zou hebben gestaan, waarbij hij bekneld raakte nadat een andere auto schuin tegen hem zou zijn aangereden dan wel dat hij over die auto werd heen gedrukt kan een verklaring vormen voor het geheel aan botbreuken. [33] [34]
4.3.2
Bewijsoverwegingen feit 1
Betrouwbaarheid verklaring [getuige 2]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eerste verklaring van de getuige [getuige 2] onbetrouwbaar is en moet worden uitgesloten van het bewijs. De getuige was onder invloed van alcohol en medicijnen. Daarnaast bestaat van het verhoor geen geluidsopname en is er tijdens het verhoor niet direct meegeschreven, hoewel voor de verbalisanten duidelijk moet zijn geweest dat het opnamesysteem niet functioneerde. Het proces-verbaal van het tweede verhoor van [getuige 2] is evenmin betrouwbaar en dient te worden uitgesloten van het bewijs. In dit verhoor hebben de verbalisanten slechts de eerste verklaring van de getuige voorgelezen en gevraagd of die verklaring klopte. Dat kan niet worden gezien als een serieuze bijdrage aan de waarheidsvinding. Bovendien had [getuige 2] voorafgaand aan het tweede verhoor opnieuw medicijnen ingenomen en de avond voor het verhoor alcohol gedronken, aldus de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de getuige [getuige 2] bij de politie als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en derhalve kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Hetgeen de getuige heeft verklaard vindt namelijk steun in en komt overeen met objectieve gegevens die in het onderzoek naar voren zijn gekomen.
De getuige heeft verklaard dat haar zoon (verdachte) de chauffeur is geweest bij de poging tot liquidatie. Verdachte [verdachte] past in het signalement dat door de getuigen wordt afgegeven van de chauffeur van de BMW (zie de hierboven vermelde bewijsmiddelen, o.a. p. 234 pv).
Daarnaast heeft zij verklaard dat verdachte de schutter op een landweggetje dan wel achter een heg in Frankrijk heeft achtergelaten, hetgeen overeenkomt met de locatie en met de wijze waarop verdachte [medeverdachte] is aangetroffen in Frankrijk (zie de foto’s op pv p. 3310).
Ook heeft de getuige verklaard dat verdachte vervolgens naar Spanje is gevlucht en blijkt uit de objectieve gegevens in het dossier dat verdachte [verdachte] in Spanje is aangehouden.
De getuige heeft verklaard dat verdachte, haar zoon, haar eind juni heeft verteld dat hij betrokken was bij de liquidatiepoging in De Meern. Dit komt overeen met de eerder genoemde verklaring van getuige [getuige 3] .
Getuige [getuige 2] is steeds duidelijk geweest over haar motief om te verklaren. Zij was zeer bezorgd en was bang dat haar zoon gevaar liep (p. 3663 pv). Dit motief vindt onder meer ondersteuning in de tekst van het door haar op het mobiele nummer van verdachte op 15 juli 2014 ingesproken voice-mail bericht (p. 302 pv).
Getuige [getuige 2] heeft daarnaast herhaaldelijk op deze wijze bij de politie verklaard. Ook in haar eerste verhoor bij de rechter-commissaris op 19 maart 2015 heeft de getuige niet gezegd dat haar verklaringen bij de politie niet klopten, maar heeft zij gezegd dat zij geen antwoord wilde geven op inhoudelijke vragen omdat dit te belastend zou zijn voor haar zoon. Pas vanaf het moment dat haar zoon was aangehouden, heeft de getuige haar verklaring gewijzigd. De tweede verklaring die de getuige bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, acht de rechtbank in dat licht bezien niet geloofwaardig. De rechtbank houdt er daarbij mede rekening mee dat het motief voor [getuige 2] om te verklaren door de detentie van verdachte was komen te vervallen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
De verklaring en het tapgesprek van [getuige 3]
De verdediging heeft aangevoerd dat het tapgesprek met [getuige 3] direct plaatsvindt na de uitzending van Opsporing Verzocht. Bij de verbalisering van dit tapgesprek plaatst de verdediging bovendien grote vraagtekens. De uitspraak over ‘de berijder’ wordt in de oorspronkelijke uitwerking van het gesprek van 18 augustus 2014 toegeschreven aan ‘ [naam] ’. De uitwerking die in het verdachtendossier is opgenomen is echter pas op 1 oktober 2014 opgesteld. In die uitwerking is de opmerking over de berijder aan [getuige 3] toegeschreven. [getuige 3] is naar aanleiding van dit telefoongesprek op 26 september 2014 gehoord als getuige. Aan haar is voorgehouden dat zij de opmerking over de berijder zou hebben gemaakt en is dus een bevinding voorgehouden die strijdig is met de op dat moment beschikbare onderzoeksresultaten.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De officier van justitie heeft ter terechtzitting uitgelegd dat een tapgesprek direct wordt uitgeluisterd en uitgewerkt en vervolgens wordt gecontroleerd door een tapcoördinator. Als de tapcoördinator hoort dat de eerste uitwerking onjuist is, moet het tapgesprek opnieuw uitgewerkt worden. Dat is in dit geval ook zo gegaan en de laatste versie, die van 1 oktober 2014, is daarom de juiste. De rechtbank overweegt dat de verbalisanten tijdens het verhoor van de getuige [getuige 3] kennelijk al over de juiste (concept)uitwerking van het tapgesprek beschikten. In het tapgesprek spreekt degene die de zin over ‘de berijder’ zegt tegen een persoon die zij ‘ [A] ’ noemt. [getuige 3] heeft in haar verhoor bevestigd dat zij op dat moment in gezelschap was van [A] , die zij ‘ [A] ’ noemt. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van het tapgesprek in het verhoor en de verklaring van [getuige 3] hierover.
DNA op verplaatsbaar object
De verdediging heeft aangevoerd dat de aanwezigheid van de autosleutel op de plaats delict niet kan bijdragen aan de gedachte dat verdachte daar ook is geweest. Verdachte had de beschikking over de Renault Clio van zijn moeder, waardoor het niet meer dan logisch is dat zijn DNA op een bij deze auto behorende sleutel is aangetroffen. Het is echter zeer aannemelijk dat iemand anders de sleutel op de plaats delict heeft achtergelaten. Uit het dossier blijkt immers dat de Renault Clio vaak aan andere mensen werd uitgeleend.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het DNA-profiel dat matcht met het DNA van verdachte is weliswaar op een verplaatsbaar object, te weten een autosleutel, aangetroffen. Op de bij de sleutel behorende sleutelhanger is biologisch materiaal aangetroffen dat hoogstwaarschijnlijk door medeverdachte [medeverdachte] daarop is achtergelaten. De autosleutel (met hanger) is aangetroffen nabij de plaats waar getuigen de schutter op de grond hebben zien liggen en waar de bestuurder van de auto heeft gestaan bij het in de vluchtauto werken van de schutter en (een) nabij de schutter op de grond liggend(e) object(en). De sleutel behoort voorts bij een auto die zich rond 08:00 uur van Utrecht richting Vleuten/De Meern [35] heeft verplaatst (pv p. 3546 onderaan). Deze auto is in gebruik bij verdachte. De rechtbank beoordeelt de bewijswaarde van dit DNA-spoor in het licht van de combinatie van bovengenoemde bewijsmiddelen. Gelet op – kort gezegd – de verklaring van [getuige 2] , het letsel bij medeverdachte [medeverdachte] in combinatie met de verkeersongevallenanalyse, het feit dat het DNA-profiel van beide verdachten matcht met het aangetroffen mengprofiel op de sleutelhanger van de autosleutel, de omstandigheid dat verdachte past binnen het in het algemeen opgegeven signalement van de bestuurder en de verklaring van getuige [getuige 3] , ziet de rechtbank aanvullend bewijs in het aantreffen van een sleutel met daarop DNA dat matcht met DNA van verdachte op de plaats delict.
Alternatief scenario
De verdediging heeft aangevoerd dat op basis van het dossier een alternatief scenario aannemelijk is geworden. De rechtbank overweegt daartoe dat het alternatieve scenario van de raadsman van verdachte wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het oordeel dat bewezen is dat verdachte betrokken is geweest bij de schietpartij en dat hij de bestuurder van de auto is geweest.
Medeplegen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier geen bewijs bevat voor medeplegen, aangezien het dossier geen bewijs bevat voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de bestuurder en de schutter. Daarnaast zijn er geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt dat verdachte het opzet zou hebben gehad op een levensdelict of dat hij vooraf wetenschap zou hebben gehad van een voornemen tot het plegen van een levensdelict.
De rechtbank overweegt als volgt. Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, welke samenwerking moet zijn gericht op het opzettelijk van het leven beroven van [slachtoffer] .
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte en de medeverdachte zijn samen in een BMW gereden door de straat waar de woning van het slachtoffer zich aan bevond en hebben de auto met daarin het slachtoffer klemgereden. Verdachte was de bestuurder en de medeverdachte was de bijrijder van deze BMW. De medeverdachte was hierbij geheel in het zwart gekleed met een (bivak)muts en had een groot automatisch vuurwapen bij zich. De medeverdachte is na het klemrijden door verdachte direct uit de auto gestapt met dit automatische vuurwapen in zijn hand en heeft hiermee vervolgens onmiddellijk meerdere keren gericht op de auto van het slachtoffer geschoten. Gelet op de grootte van het vuurwapen en de verklaring van getuige [getuige 1] dat de schutter direct na het uit de auto stappen begon te schieten, moet de bestuurder van de BMW het wapen even voor het uitstappen van verdachte al gezien hebben, in elk geval tijdens het overbruggen van de afstand tot de VW Polo van het slachtoffer. Verdachte is met de BMW, na het klemrijden, doorgereden en is na korte tijd weer teruggekomen om de medeverdachte, de schutter, in de auto te leggen, waarna zij met hoge snelheid zijn gevlucht. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat sprake was van een onderlinge taakverdeling, waarbij verdachte een belangrijke rol had bij de uitvoering van het delict. Verdachten hebben immers het slachtoffer bewust opgezocht, verdachte heeft vervolgens de auto van het slachtoffer klemgereden om het voor de schutter mogelijk te maken op deze auto te schieten en heeft de schutter na het beschieten van de auto weer opgehaald en de vluchtauto bestuurd.
Gelet op deze uiterlijke verschijningsvorm was het opzet van verdachte en de medeverdachte gericht op het doden van [slachtoffer] .
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachte, zowel vóór, tijdens, als na het feit, dat sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde.
Vrijspraak
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte moet de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en de medeverdachte geen inzicht hebben gegeven in hetgeen zich voorafgaand aan de schietpartij heeft afgespeeld. De medeverdachte van verdachte is bij vonnis van 17 november 2015 veroordeeld voor poging moord, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat medeverdachte de schutter is geweest. Hoewel in de wijze van uitvoering van het feit aanwijzingen zouden kunnen worden gevonden voor een vooropgezet plan, acht de rechtbank niet bewezen dat ook verdachte van tevoren (ruim voor zijn verschijnen op de [adres] op 27 juni 2014) daadwerkelijk wist van het plan om het slachtoffer van het leven te beroven en dus de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Immers, wat betreft verdachte kan de rechtbank niet vaststellen op welk moment hij het wapen bij de medeverdachte heeft gezien. Vanaf dat moment – te weten het moment waarop verdachte het automatische wapen zag - moet verdachte – zoals de rechtbank onder het kopje `Medeplegen` al heeft overwogen - , mede gelet op de wijze waarop zijn medeverdachte was gekleed (geheel in het zwart met een (bivak)muts) hebben begrepen dat het doden van het slachtoffer tot het plan behoorde. In ieder geval heeft verdachte het wapen gezien kort voor het schieten, op het moment waarop hij met de door hem bestuurde BMW de VW Polo van het slachtoffer klem reed. Tussen dit moment en het daadwerkelijke schieten is een te korte periode gelegen, om te kunnen vaststellen dat verdachte de gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn daad na te denken.
Dit betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Van dit deel van de tenlastelegging zal hij worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 27 juni 2014 te De Meern schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer] .
Ten slotte
Voor de overtuiging van de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, speelt tot slot mee dat verdachte twee dagen na de schietpartij in De Meern is vertrokken vanuit zijn woning, om vervolgens ongeveer een jaar uit handen van de politie te blijven. Uit de observaties bij de woning van verdachte blijkt dat hij op 29 juni 2014 een matras, beddengoed en een trolley in zijn auto legt en wegrijdt. Verdachte is ongeveer een jaar later in Spanje aangehouden.
4.3.3
Bewijsmiddelen feit 2
Behalve de opgesomde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 neemt de rechtbank met betrekking tot het ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie nog de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Uit het sporenonderzoek van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het onderzoek is verricht op de [adres] in [woonplaats] . [36] Het schietincident zou plaats gevonden hebben rondom de witte Peugeot met kenteken [kenteken] . Achter en naast de Peugeot troffen wij verschillende stukken van overtuiging aan: 7 hulzen (SIN nummers AAGH6041NL, -42NL, -44-46NL, -49NL en -50NL). [37] In het gras naast de witte Peugeot werden nog twee hulzen aangetroffen (SIN AAGH6038NL en -36NL). De 9 aangetroffen hulzen waren allen voorzien van een gelijksoortige bodemstempel (
S&B – 7.65 br) en rode verf op het slaghoedje. [38]
Uit het NFI-rapport van 19 augustus 2014 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Voor de negen hulzen (AAGH6036NL, -38NL, -41NL, -42NL, -44NL, -45NL, -46NL,
-49NL en -50NL), kaliber 7,65mm Browning, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
1. de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
2. de hulzen zijn verschoten met meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is. [39]
De negen hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een machinepistool van het kaliber 7,65mm Browning, type Scorpion. [40]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 27 juni 2014 te De Meern, gemeente Utrecht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, hebbende hij of zijn mededader met dat opzet, de auto waarin die [slachtoffer] zich bevond klemgereden en diens weg geblokkeerd en vervolgens meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer] geschoten, waarbij meerdere
kogels in het lichaam van die [slachtoffer] zijn gedrongen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 27 juni 2014 te De Meern, gemeente Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen van categorie II of III, en munitie van categorie II of III, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1 primair: medeplegen van poging tot doodslag;
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de verdediging – indien de rechtbank tot strafoplegging komt – verzocht om rekening te houden met de te onderscheiden rollen van de betrokkenen. Verdachte zou volgens het Openbaar Ministerie de bestuurder van de BMW zijn geweest en niet de schutter. Daarnaast is van belang dat uit het dossier blijkt dat verdachte geen ‘grote jongen’ is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met een ander geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven. Deze poging vond plaats door meerdere keren met een automatisch vuurwapen op het slachtoffer te schieten. De schietpartij vond plaats op klaarlichte dag, midden in een woonwijk in De Meern. In het dossier zitten verklaringen van getuigen die de schietpartij vlak voor hun woning hebben zien gebeuren. Een dergelijk ernstig delict schokt de rechtsorde zeer en veroorzaakt in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid.
Het slachtoffer is bij de schietpartij in totaal vier keer geraakt en mag van geluk spreken dat hierbij geen vitale delen zijn geraakt. Slechts door het handelen van het slachtoffer, waarbij hij de schutter tussen twee auto’s heeft klemgereden, is het slachtoffer ontkomen. Hij is echter nu, anderhalf jaar later, nog altijd niet hersteld van zijn verwondingen en zal nog een operatie moeten ondergaan.
Hoewel de rechtbank door het stilzwijgen van verdachte en de medeverdachte geen inzicht heeft kunnen krijgen in de achtergrond van deze poging om [slachtoffer] te doden, kan op grond van de uitvoering wel worden vastgesteld dat het hier gaat om een kennelijk goed voorbereide, kille afrekening, waarbij verdachte de bestuurder van de auto is geweest.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij op deze wijze heeft gehandeld.
De rol van verdachte is echter een andere dan die van de medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] wordt er verantwoordelijk voor gehouden met voorbedachten rade op het slachtoffer geschoten te hebben. Verdachte heeft de auto bestuurd waarmee de auto van het slachtoffer is klemgereden. Hierdoor was het voor de medeverdachte mogelijk om gericht op het slachtoffer te schieten. Vervolgens heeft verdachte de schutter opgehaald en heeft hij de vluchtauto bestuurd. Dat verdachte al langere tijd geheel op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte is echter niet gebleken. De rol van verdachte wordt dan ook niet, zoals bij medeverdachte [medeverdachte] , gekwalificeerd als medeplegen van poging tot moord, maar als medeplegen van poging tot doodslag.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden – aanleiding bestaat bij de straftoemeting sterk af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, niet tot een bewezenverklaring komt van voorbedachten rade. De rechtbank acht – alles afwegende – een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de goederen in beslag genomen die vermeld staan op de beslaglijst. De beslaglijst is als bijlage aan dit vonnis toegevoegd.
9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd zoals op de beslaglijst achter ieder goed vermeld staat.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen de vernietiging van de in beslag genomen anonieme brieven. Deze brieven spelen een centrale rol in deze strafzaak en er zijn DNA-sporen op gevonden. Het kan van belang zijn deze sporen in een later stadium nog te onderzoeken. De verdediging heeft verzocht de anonieme brieven in ieder geval te bewaren tot deze strafzaak onherroepelijk is.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte [verdachte] van de goederen met nummers 1 tot en met 7 op de beslaglijst.
De rechtbank gelast de teruggave van de goederen met nummers 8 tot en met 14 aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [medeverdachte] .
De rechtbank gelast de teruggave van de goederen met nummers 15 en 19 tot en met 23 aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [getuige 2] .
De rechtbank gelast de teruggave van de goederen met nummer 16 en 17 aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [slachtoffer] .
De officier van justitie heeft gevorderd de goederen met nummers 18 en 24 tot en met 26 te vernietigen. Dit is echter niet een beslissing die aan de rechtbank toekomt. Voor zover de officier van justitie heeft bedoeld te vorderen dat deze goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer, is de rechtbank van oordeel dat een geval als omschreven in artikel 36d Wetboek van Strafrecht niet aan de orde is.
De rechtbank is van oordeel dat de vraag naar de rechthebbende(n) van de goederen – gelet op de aard van die goederen, te weten anonieme brieven – in beginsel ook niet aan de orde is, maar zal beslissen dat de goederen – gelet op hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht – dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 23.892,39, bestaande uit € 7.500,- aan immateriële schade en € 16.392,39 aan materiële schade.
10.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 23.707,37 hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij te complex is en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, mede gelet op het feit dat het slachtoffer nog operaties moet ondergaan.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [slachtoffer] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor feit 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op
€ 22.609,77 (tweeëntwintigduizend zeshonderdnegen euro en zevenenzeventig eurocent), te weten € 15.109,77 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de hieronder genoemde posten overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende:
Op de post ‘kleding’ (onder 1: gestolen en/of beschadigde goederen) heeft de rechtbank 5% afschrijvingskosten toegepast, waardoor een bedrag van € 67,50 op die post in mindering wordt gebracht. Het totale bedrag dat wordt toegewezen onder de post ‘kleding’ bedraagt derhalve € 1.284,40.
Het bedrag van de post ‘eigen risico’ (onder 2: medische kosten) is door de benadeelde partij verkeerd opgeteld. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij daarnaast aangegeven dat een bedrag van € 185,02 reeds voor het onderhavige strafbare feit is verrekend met het eigen risico van de benadeelde partij. Dit bedrag heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij daarom ter terechtzitting ingetrokken. In totaal wordt een bedrag van € 451,05 in mindering gebracht op de post ‘medische kosten’. Het totale bedrag van de post ‘medische kosten’ komt daarom uit op € 2.943,42.
Op het bedrag van de post ‘vervoerskosten’ (onder 4: reiskosten) past de rechtbank een kilometertarief van € 0,19 toe. De kosten van vervoer zijn immers gemaakt met een huurauto, waardoor er geen afschrijving op een auto van de benadeelde partij heeft plaatsgevonden. Afschrijvingskosten zijn echter wel verrekend in het standaardtarief van
€ 0,29 per kilometer. Voorts gaat de rechtbank uit van een retour reisafstand van 33,4 kilometer van de woning van het slachtoffer naar het ziekenhuis. In totaal komt de rechtbank dan uit op een bedrag van
€ 1.344,83 ter zake reiskosten.
De benadeelde partij is in de hiervoor genoemde niet toegewezen onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 24c, 36f, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair: medeplegen van poging tot doodslag;
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Het beslag
- Gelast de teruggave aan verdachte [verdachte] van:
1. STK Broek
NIKE jogging
1210152
2. 1.00 STK Vest
MCGREGOR
1210151
3. 1.00 STK Jas
NIKE
1210154
4. 1.00 STK Papier
GAMMA
1215627
5. 1.00 STK Vest
NIKE
1210162
7. 1.00 STK Tas
LINE Streetwear
1210166, schouder
- Gelast de teruggave aan medeverdachte [medeverdachte] van:
8. 1.00 STK Kleding Kl:zwart
-
1200387, kleding en schoeisel
9. 1.00 STK Schoenen
NIKE
1200384
10. 1.00 STK Sportkleding Kl:zwart
-
1200383, sport kleding en schoeisel
11. 1.00 STK Sok
-
1200380
12. 1.00 STK Kleding Kl:grijs
-
1227137, kleding en schoeisel
13. 1.00 STK Navigatiesysteem Kl:zwart
MIO Digiwalker
1227216
14. 3.00 STK Sleutel
-
1227212
- Gelast de teruggave aan [slachtoffer] van:
16. STK Telefoon
BLACKBERRY 9320
1185900
17. 1.00 STK Personenauto [kenteken]
VOLKSWAGEN Polo Kl:grijs
1189267
- Gelast de teruggave aan [getuige 2] van:
6. 1.00 STK Personenauto [kenteken]
RENAULT Clio Kl:rood
1072257
15. 1.00 STK Sleutelbos
-
1186315
19. 1.00 STK Aansteker
-
1213143
20. 1.00 STK Aansteker
-
1213135
21. 1.00 FLS Fles
SPA
1213146
22. 1.00 FLS Fles
SPA
1213145
23. 1.00 FLS Fles
SPA
1213134
- Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van:
18. 1.00 STK Briefpost
-
1240710
24. 1.00 STK Briefpost
-
1255442
25. 1.00 STK Briefpost
-
1256921
26. 1.00 STK Briefpost
-
1195011
Ten aanzien van feit 1 primair: De vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 22.609,77 (zegge: tweeëntwintigduizend zeshonderdnegen euro en zevenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 22.609,77 (zegge: tweeëntwintigduizend zeshonderdnegen euro en zevenenzeventig eurocent) aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 148 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. van Ommeren, voorzitter,
mrs. E.M. de Stigter en A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet, de auto waarin die [slachtoffer] zich bevond heeft/hebben klemgereden
en/of diens weg heeft/hebben geblokkeerd en/of vervolgens meermalen, althans éénmaal,
met een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, waarbij één of meerdere
kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] is/zijn gedrongen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 27 juni 2014 te De Meern, gemeente Utrecht, althans
in het arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet, de auto waarin die [slachtoffer] zich bevond heeft/hebben klemgereden
en vervolgens meermalen, althans éénmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer]
heeft/hebben geschoten, waarbij één of meerdere kogel(s) in het lichaam van
die [slachtoffer] is/zijn gedrongen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 juni
2014 te De Meern, gemeente Utrecht en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door opzettelijk:
- met een (gestolen) auto (BMW) naar de omgeving van de woning van die [slachtoffer]
te rijden en/of
- de latere schutter met zich in de auto te vervoeren terwijl die schutter in
het zwart gekleed was en/of een bivakmuts droeg en/of een (groot) automatisch
vuurwapen bij zich droeg en/of
- met de auto waarin hij reed de auto van die [slachtoffer] heeft klemgereden althans
diens weg heeft geblokkeerd;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 juni 2014 te De Meern, gemeente Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een vuurwapen van categorie II en/of III, en/of munitie van categorie II en/of
III, voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900/2014170566 D (onderzoek09Velde14) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , d.d. 28 juni 2014, p. 140.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , d.d. 28 juni 2014, p. 141.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 juni 2014, p. 34.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 juni 2014, p. 37.
6.De geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , d.d. 10 juli 2014, p. 350.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 juli 2014, p. 3663.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 juli 2014, p. 3664.
9.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , d.d. 28 juli 2014, p. 3668.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 juli 2014, p. 3664.
11.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , d.d. 26 september 2014, p. 3687.
12.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 3] , d.d. 26 september 2014, p. 3689.
13.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 4] , d.d. 28 juni 2014, p. 158.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 juni 2014, p. 51.
15.Het overzicht van getuigenverklaringen met betrekking tot signalementen van mogelijke verdachten in 09Velde, p. 234.
16.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 84 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
17.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 85 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
18.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 87 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
19.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 juni 2014, p. 80.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 augustus 2014, p. 3556.
21.Het NFI-rapport d.d. 4 juli 2014, p. 227 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
22.Het NFI-rapport d.d. 14 augustus 2014, p. 230 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
23.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 128.
24.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 138.
25.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 144.
26.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 146.
27.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 147.
28.Het proces-vervaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 148.
29.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 17 juli 2014, p. 150.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 augustus 2014, p. 3308.
31.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 augustus 2014, p. 3309.
32.Het rapport van forensisch geneeskundig onderzoek, door B.F.L. Oude Grotebevelsborg, d.d. 8 oktober 2015, p. 13 (afzonderlijk genummerd).
33.Het rapport van forensisch geneeskundig onderzoek, door B.F.L. Oude Grotebevelsborg, d.d. 8 oktober 2015, p. 14 (afzonderlijk genummerd).
34.Opmerking rechtbank: de door de deskundige getoetste scenario’s zijn allebei gebaseerd op hetzelfde proces-verbaal van de verkeersongevallen analyse (VOA) en komen derhalve in hoge mate overeen.
35.Algemeen bekend is dat Vleuten en De Meern bij de realisatie van de nieuwbouw- en Vinexlocatie Leidsche Rijn aan elkaar en aan de stad Utrecht zijn gegroeid.
36.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 84 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
37.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 85 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
38.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2014, p. 86 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
39.Het NFI-rapport d.d. 19 augustus 2014, p. 269 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).
40.Het NFI-rapport d.d. 19 augustus 2014, p. 270 van het afzonderlijk genummerd FO-dossier (PL09-2014170566).