4.10.2.Uit de correspondentie die van de zijde van ABN AMRO in het geding is gebracht, rijst een ander beeld dan het beeld dat [gedaagde] schetst.
( a) In de brief van 29 juli 2013 van ABN AMRO aan [gedaagde] is te lezen dat er op 1 juli 2013 een gesprek en op 26 juli 2013 een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen de heer [A] en ABN AMRO, omdat de bank zich zorgen maakte over de financiële ontwikkelingen binnen [gedaagde] en dat partijen afspraken hebben gemaakt over de verstrekking van bepaalde documenten en informatie (binnen enkele dagen kopieën van huurcontracten, opgave van de leegstand; binnen ruim een maand onder meer een overzicht van debiteuren en crediteuren, tussentijdse cijfers en een exploitatie- en liquiditeitsprognose) en de besteding van (kennelijk reeds aangetrokken) aanvullende (externe) financiering, namelijk tot aflossing van de overstand. In de brief is verder vermeld dat na ontvangst van die informatie wordt beslist óf en zo ja, op welke wijze ABN AMRO de financiering aan [gedaagde] zal willen continueren. Aan het slot van deze brief wordt opgemerkt dat ABN AMRO zich het recht voorbehoudt tot wederopzegging te allen tijde.
( b) In het emailbericht van 11 oktober 2013 van ABN AMRO aan [gedaagde] is te lezen dat partijen in een telefoongesprek de dag ervoor een aantal afspraken hadden gemaakt, waaronder dat [gedaagde] op 18 oktober 2013 vier appartementen zou verkopen en met de overwaarde een deel van de overstand zou aflossen, informatie zou verstrekken omtrent de toezegging of overeenkomst van de aanvullende externe financiering waarmee de overstand zou worden afgelost en het - conform de kredietovereenkomst - laten binnenkomen van de huurpenningen op de ABN AMRO rekening. ABN AMRO heeft dit emailbericht afgesloten met de mededeling dat zij alle rechten voorbehoud, waaronder het recht van opzegging te allen tijde.
( c) Bij emailbericht van 4 maart 2014 heeft ABN AMRO [gedaagde] bericht dat zij tevergeefs telefonisch contact met haar had gezocht. In dat emailbericht is verder te lezen:
“Wij betreuren de gang van zaken, het feit dat u ons niet informeert en het niet nakomen van de afspraken door u. Daarnaast maken [we] ons zorgen over de continuïteit. Wij overwegen dan ook de behandeling van de kredietregelingen over te dragen aan de afdeling Afwikkeling met alle vervelende gevolgen van dien.
Voor de goede orde delen wij u mede dat wij [ons] alle rechten voorbehouden waaronder ons recht van opzegging te allen tijde.”
( d) Bij emailbericht van 10 maart 2014 heeft de heer [A] ABN AMRO het volgende bericht:
“Hierbij informeer [ik] u dat ik morgen de stukken ontvang inzake de huurders gegevens.
Tevens heb ik dan ook inzichtelijk om tot een oplossing te komen.
Ik vraag u vriendelijk of deze dag me nog gegeven kan worden.
Er is mij alles aan gelegen om het op te lossen.”
( e) Daarop heeft ABN AMRO op 11 maart 2014 per email als volgt gereageerd:
“In vervolg op onze telefoongesprekken van afgelopen week en uw e-mail van gisteren (..) bevestigen wij u het volgende. Uiterlijk 12.03.14 ontvangen wij van u uitgewerkte plannen voor zowel uw zakelijke als uw particuliere financieringen waaruit de continuïteit moet blijken. Voor de goede orde de plannen dienen minimaal, naast de uitgeschreven plannen, ook exploitatie- en liquidatieprognose op maandbasis te omvatten door een externe onafhankelijke deskundige beoordeeld.”
( f) Bij emailbericht van 18 maart 2014 heeft ABN AMRO de heer [A] gewezen op de verschillende verplichtingen en afspraken die [gedaagde] en de heer [A] in privé niet waren nagekomen. In die email heeft ABN AMRO onder meer geschreven:
“U heeft ons tevens lange tijd voorgehouden dat u in de afrondende fase was met een externe financier die EUR 500.000 zou inbrengen ter aflossing van de overstanden. Hieromtrent geeft u aan dat deze financiering definitief niet doorgaat.
Samengevat zijn er geen inkomsten om aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen hetgeen heeft geresulteerd in forse overstanden. Samen met het uitblijven van informatie en het niet nakomen van gemaakte afspraken zijn onze zorgen omtrent de continuïteit verder verhoogd.
Met betrekking tot de (ontwikkeling van de) kredietposities voor zowel de zakelijke als particuliere financieringen zien wij het volgende:
- er is voor ongeveer EUR 400.000 aan overstanden (…)
- er zijn geen inkomsten om de rente- en aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen. Ergo de overstanden lopen verder op.
Bovenstaande is, zoals u zult begrijpen, onacceptabel.
In vervolg op onze telefonische bespreking hebben wij aangegeven dat uiterlijk op 21.03.2014:
- EUR 400.000 gestort moet zijn waaruit de overstanden afgelost worden
- een extern gevalideerd, ons conveniërend, plan met daarin in ieder geval opgenomen exploitatie- en liquiditeitsprognoses op maandbasis in ons bezit dient te zijn. Uit dit plan moet blijken dat de continuïteit gegarandeerd is
- de huurinkomsten bij ABN AMRO op de rekening overgemaakt worden.
Verder wordt een (…) totale incasso blokkade ingevoerd op de rekeningen waar incassi op plaatsvinden.
Na ontvangst van deze informatie nemen wij een beslissing, óf en zo ja, onder welke voorwaarden wij de financieringen aan u willen continueren. Voor de goede orde wijzen wij er op dat wij alle rechten voorbehouden waaronder ons recht tot wederopzegging te allen tijden.”
( g) Bij brief van 13 juni 2014 heeft ABN AMRO de kredieten opgeëist (zie hiervoor onder 2.8). In die brief is te lezen dat het ABN AMRO niet lukt om in contact te komen met [gedaagde] , maar dat de bank de deur nog wel openhoudt voor een eventuele afbouw van de schuldpositie van [gedaagde] door onderhandse verkoop van verhypothekeerde panden.
( h) In het emailbericht van 15 augustus 2014 van ABN AMRO aan [gedaagde] is te lezen dat [gedaagde] de na het opeisen van de kredieten gemaakte afspraken (weergegeven in de brief van 7 augustus 2014 van ABN AMRO aan [gedaagde] ) niet is nagekomen.
( i) Op 3 december 2014 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen ABN AMRO en de voormalig raadsman van [gedaagde] . De heer [A] was daarbij afwezig. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij op dat moment in het buitenland verkeerde. In het emailbericht van 4 december 2014 van ABN AMRO aan [gedaagde] is te lezen dat er tijdens die bespreking een aantal afspraken zijn gemaakt om tot aflossing te komen van de schulden van [gedaagde] en de heer [A] aan de bank. Afgesproken werd onder meer dat van de zijde van [gedaagde] informatie zou worden verschaft over een bepaalde aandelentransactie, afschrift zou worden verstrekt van lopende huurovereenkomsten, een overzicht zou worden gegeven van de uitstaande vorderingen van andere financiers met hypotheekrechten op panden van [gedaagde] , een volmacht zou worden verleend voor de onderhandse verkoop van bepaalde panden alsmede toestemming voor de taxatie van enkele van die panden.
( j) Bij emailbericht van 9 december 2014 heeft ABN AMRO de raadsman van [gedaagde] als volgt bericht:
“De heer [A] heeft inmiddels al weer sinds 4 december de tijd gehad om de gevraagde informatie aan te leveren. Tot op heden hebben wij niets gezien, gehoord of ontvangen. Bij de bespreking van 3-12-2014 die op zijn verzoek een week was uitgesteld is de heer [A] niet op komen dagen en nu lijkt het er wederom op dat hij erg ruimhartig is in het doen van toezeggingen maar de daad niet bij het woord voegt.
Blijkbaar komt hij nu ook de toezeggingen aan u niet na. De handelswijze van de heer [A] is volstrekt ongepast en wij verzoeken u er zorg voor te dragen dat
nog vandaagalle gevraagde informatie in ons bezit wordt gesteld.”
( k) Bij emailbericht van 10 december 2014 heeft ABN AMRO de raadsman van [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:
“De bank heeft (helaas tevergeefs) al heel veel tijd en moeite gestoken in pogingen om in goed overleg met uw cliënt tot afspraken te komen. De heer [A] gaat daar echter stelselmatig niet op in en focust blijkbaar op andere zaken. (…) Als de heer [A] daadwerkelijk zijn medewerking wil geven dan is het nu hoog tijd dat hij daar een begin mee maakt. Wij zijn nu ook al een maand met u in contact over dit dossier en de heer [A] blijkt u dus al die tijd ook geen inhoudelijke en betrouwbare informatie (…) te verstrekken. Gezien het vorenstaande staakt de bank haar pogingen om in overleg te komen, de spreekwoordelijke bal ligt nu bij uw cliënt.
De bank zet de uitwinning van de zekerheden voort en wij behouden ons het recht voor om alle noodzakelijke (rechts-)maatregelen te nemen om tot incasso van onze vorderingen op de heer [A] en [gedaagde] te geraken.
Wij betreuren dat een en ander zo moet lopen maar nemen aan u hiermee correct te hebben geïnformeerd.”