ECLI:NL:RBMNE:2015:7970
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek in kort geding over omgangsregeling
In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 5 november 2015, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.J.G. van Osta, die de mondelinge behandeling in een kort geding over een omgangsregeling heeft geleid. Het kort geding was aangespannen om een voorlopige opschorting van de omgangsregeling die in een eerdere beschikking van 3 september 2015 was vastgesteld. Verzoeker heeft op 28 oktober 2015, na de mondelinge behandeling, zijn wrakingsverzoek ingediend, maar zijn advocaat, mr. M.S. Krol, weigerde het verzoek mede te ondertekenen. De rechtbank heeft verzoeker op 30 oktober 2015 geïnformeerd dat ondertekening door een advocaat verplicht is en hem de gelegenheid geboden om een andere advocaat te vinden die bereid was het verzoek te ondertekenen. Verzoeker heeft echter op 4 november 2015 laten weten dat dit niet is gelukt.
De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of verzoeker ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek. Gezien de vereisten van verplichte procesvertegenwoordiging in de hoofdzaak, zoals vastgesteld door de Hoge Raad, en het feit dat verzoeker niet kon voldoen aan de eis van ondertekening door een advocaat, heeft de wrakingskamer besloten dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 november 2015 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/400012 / KG ZA 15/678 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.