Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2015 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een stagiaire, [gedaagde sub 2], voor schade die is ontstaan door het laten overstromen van een spa tijdens haar stage bij [eiseres]. De eiseres, die een eenmanszaak in schoonheidsverzorging exploiteert, vorderde schadevergoeding van zowel het Regionaal Opleidingen Centrum Midden Nederland (ROC) als de stagiaire zelf. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de stagiaire de taak had om de spa bij te vullen, maar dat zij tijdens deze taak op een andere verdieping kerstpresentjes aan het inpakken was. Hierdoor heeft zij niet tijdig kunnen ingrijpen toen de spa overstroomde.
De rechter heeft artikel 7:661 van het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen, dat bepaalt dat een werknemer in beginsel niet aansprakelijk is voor schade die hij toebrengt aan de werkgever, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. De eiseres stelde dat de stagiaire roekeloos had gehandeld, maar de kantonrechter oordeelde dat er slechts sprake was van een inschattingsfout en dat de stagiaire niet bewust roekeloos had gehandeld. Dit leidde tot de conclusie dat de stagiaire niet aansprakelijk was voor de schade.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat het ROC niet aansprakelijk was, omdat er geen grondslag was voor aansprakelijkheid, nu de stagiaire niet aansprakelijk was. De vorderingen van de eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.