Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 augustus 2015;
- de brief met producties 29 tot en met 46 van [eiseres] ;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 september 2015.
2.De feiten
- Vervangen verouderde keukens, badkamers en toiletten.
- In elk toilet komt een wastafel
- Waar nodig: maken van een leiding in toilet en keuken.
- Waar nodig: verwijderen van de asbesthoudende riolering en aanbrengen van nieuwe riolering.
- Ophangen rookmelders.
- Waar nodig: vervangen groepenkast (elektriciteit)
- Vervangen van open geisers door gesloten geisers.
- Plaatsen intercom met camera, zodat u kunt zien wie er beneden staat als er wordt aangebeld.
- Aanbrengen mechanische ventilatie in de woningen waar dit nog niet aanwezig is.
- Toevoegen radiator in de slaapkamer waar die nog niet zit. (…)
- Vervangen enkelglas door dubbelgals.
- Aanbrengen ventilatieroosters in het glas.
- Aanbrengen nieuwe geïsoleerde panelen in de kozijnen aan de buitenzijde.
- De kozijnindeling van de keuken wordt gewijzigd.
- De deuren in bijkeuken en slaapkamers worden vervangen door een draairaam met daaronder een paneel (u kunt dus blijven luchten of uw beddengoed uit het raam hangen).
- Vervangen voordeuren met nieuwe deurbel en nieuwe huisnummerbordjes.
- Vervangen regenpijpen.
- Schilderen van buiten- en binnenzijde van de kozijnen.
- Metselwerk reinigen en voegwerk herstellen.
- Waar mogelijk isoleren.
- Plafonds in keuken, douche en wc vervangen;
- Asbesthoudend leidingwerk voor zover aanwezig vervangen;
- Nieuwe wc en nieuw keukenblok geplaatst;
- Tegels in de keuken vervangen;
- Vervanging/reparatie ramen/kozijnen/voordeur.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Het minimumbedrag geldt bij een verhuizing die noodzakelijk is. Met een noodzakelijke verhuizing wordt gedoeld op de situatie dat de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd wanneer de huurder in de woning blijft wonen. In sommige gevallen zal niet alleen de aard van de renovatie bepalend zijn in de beoordeling of er een noodzaak tot verhuizen bestaat. Het is voorstelbaar dat bepaalde renovatiewerkzaamheden niet voor elke huurder een noodzaak geven tot verhuizing, maar dat op grond van bijkomende andere omstandigheden (bijvoorbeeld gezondheid of gezinssamenstelling) wel een noodzaak tot verhuizen bestaat.Wanneer de werkzaamheden strikt genomen wel kunnen worden uitgevoerd wanneer de huurder in de woning blijft wonen, maar de huurder er desalniettemin voor kiest om van het aanbod van de verhuurder om in een wisselwoning te verblijven gebruik te maken, dan is de verhuiskostenregeling niet van toepassing. Ook voor huurders die uit eigen beweging (vooruitlopend op het moment dat de renovatie van hun woning onomkeerbaar gaat plaatsvinden) verhuizen geldt de verhuiskostenregeling niet. In geval van een geschil tussen verhuurder en huurder over de noodzaak van verhuizing, kan de huurder van oordeel zijn dat het renovatievoorstel van de verhuurder niet redelijk is. In voorkomende gevallen is het de rechter die uiteindelijk beslist of een renovatievoorstel redelijk is. (…)
Benadrukt kan nog worden dat bedoelde regeling geen betrekking heeft op het geval van onderhoud, zelfs niet als de huurder ten behoeve van het verrichten van dit onderhoud de woning tijdelijk moet verlaten. Het zal in het algemeen niet vaak voorkomen dat een huurder ten behoeve van onderhoud de woning dient te verlaten. Er zijn echter gevallen denkbaar waarbij dit wel noodzakelijk is, bijvoorbeeld wanneer een verrotte houten vloer vervangen moet worden.De huurder kan, als gezegd, ook al moet hij de onderhoudswerkzaamheden gedogen, bij overlast, kosten of schade aanspraak maken op huurvermindering of schadevergoeding (artikel 220, lid 1, van Boek 7 BW), als sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. (…) De verhuiskostenregeling geldt ook niet wanneer de huurder tijdens een renovatie in de woning blijft wonen. De huurder verhuist immers niet. Ook de huurder die tijdens de renovatie in de woning blijft wonen kan bij eventuele daarmee gepaard gaande overlast, kosten of schade aanspraak maken op huurvermindering of schadevergoeding (artikel 220, lid 2 jo. lid 1, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek). Een vergoeding voor de door de huurder te ondervinden overlast en eventuele schade verdient uitdrukkelijk een plaats in het renovatievoorstel van de verhuurder.
De redelijkheid van dat voorstel zal mede afhangen van de vraag of daarbij door de verhuurder een redelijke kostenvergoeding wordt aangeboden; zie het slot van artikel 220 lid 1, dat hier van overeenkomstige toepassing is.Daardoor is het verband met de materie van het onderhavige wetsvoorstel zo nauw dat het verwarrend zou zijn de thans voorgestelde regeling in een andere afdeling op te nemen waarin van renovatie in het geheel geen sprake is. Het komt er dus op neer dat het hier wel om een verplichting van de verhuurder gaat, maar om één van secundaire aard die een onlosmakelijk gevolg is van de primaire verplichting van de
huurderom de renovatie te gedogen. Dit rechtvaardigt de plaatsing in het onderhavige artikel. De aan artikel 220 toegevoegde nieuwe leden regelen, zoals gezegd, dat een verhuurder bijdraagt in de kosten van de verhuizing van huurders van haar woonruimte die als gevolg van renovatie niet bewoond kan worden. Onder renovatie wordt in dit artikel verstaan sloop met vervangende nieuwbouw of gedeeltelijke vernieuwing door verandering of toevoeging.
Huurders die gedwongen zijn om te verhuizen als gevolg van de voorgenomen renovatie van hun woonruimte hebben recht op een bijdrage van hun verhuurder in de kosten die de verhuizing meebrengt.