Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep.
2.De vaststaande feiten
Nieuw keukenblok en nieuwe wandtegels keuken (…)
Nieuwe wand- en vloertegels douche (…)
Nieuwe wand- en vloertegels toilet (…)
Stucwerk (schuurwerk) wanden boven nieuwe wandtegels in toilet en keuken
Sauswerk plafond keuken
Nieuw sanitair te weten: toiletpot + reservoir (spaar), en wastafel
Nieuw garnituur douche
Aanpassen groepenkast elektra
Nieuw plafond in woonkamer (stucplafond)
Nieuwe binnendeuren gehele woning
Schakelmateriaal en wandcontactdozen vernieuwen
Wandtegels achter wastafel (spatscherm) slaapkamer vernieuwen
Enkelglas wordt isolatieglas inclusief aanpassingen en vernieuwen ramen
Tochtwand in hal inclusief deur (portiekje)
Woonkamer aanbrengen vloerplaat (zacht/hardboard)
Uitbreiding aantal wandcontactdozen o.a. in woonkamer en keuken
Slaapkamer 2e verdieping wordt slaapkamer nieuwe badkamer (douche/bad/toilet)
Compleet tegelwerk vloer en wand tot plafondhoogte (…)
Cv ketel wordt verplaatst naar zolder incl alle aanpassingen hiervoor
Extra trap naar zolder inclusief hekwerk (bestaande douche wordt trapopgang)”.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
De verplichtingen van de huurder). Reden daarvoor is dat de huurder een - primaire - gedoogplicht heeft voor de uitvoering van op initiatief van de verhuurder ondernomen dringende werkzaamheden of renovatiewerkzaamheden. De verplichting van de verhuurder tot vergoeding van de verhuiskosten is een secundaire verplichting die onlosmakelijk is verbonden met de gedoogplicht (MvT,
Kamerstukken II(2007-08) 31 528 nr. 3 p. 6). Een voorstel om huurders een soort initiatiefrecht te geven tot het uitvoeren door de verhuurder van dringende of renovatiewerkzaamheden heeft het in het parlement niet gehaald, met de gedachte dat een redelijke verhuurder zich zal laten overhalen door zijn huurder(s) tot het uitvoeren van dergelijke werkzaamheden (
Handelingen II(2000-2001) 26 089 nr. 19 p. 28, l.k.). Betekent dit nu dat een huurder geen aanspraak op de verhuiskostenvergoeding van artikel 11g Bbsh (oud) - thans: artikel 7:220 lid 5 BW - heeft, als hij zelf het initiatief tot overleg over renovatie heeft genomen en daarop misschien zelfs bij de verhuurder heeft aangedrongen? Tegen zo’n aanspraak zou pleiten dat de verhuurder als het ware wordt gestraft voor zijn coöperatieve opstelling. Bovendien is het element van gedogen dan niet of nauwelijks aanwezig. Ervoor zou pleiten dat het ontbreken van een aanspraak van de huurder op een verhuiskostenvergoeding strategisch gedrag van de verhuurder kan uitlokken, in de zin dat hij wacht op initiatief van de huurder. Er zijn dan ook uitspraken van kantonrechters die de huurder - in beginsel - aanspraak op de vergoeding geven, ook al hebben zij het initiatief voor de renovatie genomen (zie het bindend advies van de rijdende rechter van 17 juli 2008, genoemd in de brief van de Nederlandse Woonbond van 23 september 2011 (onderdeel van productie 2 bij inleidende dagvaarding), het vonnis van de kantonrechter (Nijmegen) van 5 februari 2010, zaaknummer 619173 (productie 10 bij conclusie van antwoord) en het bestreden vonnis).
LJNBN4093,
WR2010/115 aanspraak op de forfaitaire verhuiskostenvergoeding van artikel 7:220 leden 5 en 6 BW. Dit arrest is kritisch besproken door H.J. Rossel,
Huurrecht Algemeen, Deventer: Kluwer 2013/5.8.6.2.
Kamerstukken II(2007-08) 31 528 nr. 3 p. 4, NV
Kamerstukken II(2008-09) 31 528 nr. 7, p. 6-7). Voor het geval onderhoudswerkzaamheden worden gecombineerd met renovatiewerkzaamheden heeft de regering enerzijds vermeld dat er causaal verband moet bestaan tussen de renovatiewerkzaamheden en de verhuizing, wil de huurder aanspraak hebben op de forfaitaire verhuiskostenvergoeding, zoals blijkt uit het navolgende citaat (NV
Kamerstukken II(2008-09) 31 528 nr. 7, p. 5):
LJNBZ1999). Tegelijkertijd ligt aan het in artikel 7:220 leden 3 en 4 BW voorziene overleg tussen verhuurder en huurder over de redelijkheid van het renovatieplan de gedachte ten grondslag dat partijen over de verhuiskosten afspraken kunnen maken. De vraag rijst dus of de huurder met zijn instemming met het renovatieplan geheel of gedeeltelijk afstand kan doen van zijn aanspraak op de verhuiskostenvergoeding en zo ja, of die afstand dan uitdrukkelijk dient te geschieden of ook stilzwijgend en uit gedragingen mag blijken.
“Kosten als gevolg van de renovatie zoals bijvoorbeeld tijdelijke vervangende huisvesting of afwerking van de woning, komen voor uw rekening”(nr. 19 MvA, productie 5 CvA).