ECLI:NL:RBMNE:2015:6267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
16/660089-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en zware mishandeling met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte heeft op 29 juni 2014 in Huizen een beroving gepleegd in de woning van een bekende vrouw, waarbij hij haar op gruwelijke wijze mishandelde en cocaïne van haar afnam. Enkele maanden later, op 10 november 2014, heeft hij een andere vrouw bedreigd en met een mes verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en zware mishandeling, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard door meerdere keren met een mes te steken. De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de impact op de slachtoffers. De verdachte heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis, wat bijdraagt aan zijn gewelddadige gedrag. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16/660089-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1966] te [geboorteplaats] (Suriname),
gedetineerd te PI Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek heeft laatstelijk plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2015, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.R. Bakkenes en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2014 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de rug en/of het hoofd heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 november 2014 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de rug en/of het hoofd heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 november 2014 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een klaplong en/of een gebroken rib en/of een mespunt blijvend in de schedel), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de rug en/of het hoofd te steken.
2.
hij op of omstreeks 10 november 2014 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven (bij) die [slachtoffer 2]
- een hand in de vagina en/of anus heeft gestopt en/of
- heeft gedwongen laxeermiddelen te slikken en/of (vervolgens) zich te ontlasten en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een vuurwapen, althans een (dergelijk) zwaar/hard voorwerp, heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met de handen/vuisten heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in het (boven)been, althans in het lichaam heeft gestoken,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (bij) die [slachtoffer 2]
- een hand in de vagina en/of anus heeft gestopt en/of
- heeft gedwongen laxeermiddelen te slikken en/of (vervolgens) zich te ontlasten en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een vuurwapen, althans een (dergelijk) zwaar/hard voorwerp, heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met de handen/vuisten heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in het (boven)been, althans in het lichaam heeft gestoken,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

4.
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere (zogenaamde) bolletje(s) cocaïne en/of sieraden en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (bij) die [slachtoffer 2]
- een hand in de vagina en/of anus heeft gestopt en/of
- heeft gedwongen laxeermiddelen te slikken en/of (vervolgens) zich te ontlasten en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een vuurwapen, althans een (dergelijk) zwaar/hard voorwerp, heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met de handen/vuisten heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam en/of
- met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in het (boven)been, althans in het lichaam heeft gestoken,

zulks terwijl voornoemde handelingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel (te weten: aangezichtsletsel en/of hoofdletsel en/of een snijwond in het (boven)been) voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;

5.
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 3] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de buik en/of de zij, althans in het (boven)lichaam heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juni 2014 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 3] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk scherp steekvoorwerp, in de buik en/of de zij, althans in het (boven)lichaam heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Feiten 1 en 2 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde nu niet kan worden bewezen dat er sprake is van voorbedachte rade. Zij heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 subsidiair ten last gelegde, de poging tot doodslag. Gelet op de aangifte, de geneeskundige verklaring, de getuigenverklaringen en de verklaringen van verdachte kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] meerdere malen in de rug en een keer achter zijn oor heeft gestoken met een mes. Door met een mes in de rug en in het hoofd te steken heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor tot de dood leidend letsel zou kunnen bekomen.
Een beroep op noodweer(exces) komt verdachte niet toe nu dit verweer feitelijke grondslag mist. Op basis van de bewijsmiddelen is geenszins aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door het slachtoffer [slachtoffer 1] . Indien de rechtbank wel tot het oordeel komt dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding dan heeft verdachte met zijn handelen de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. Een beroep op noodweerexces strandt gelet op het feit dat verdachte zich zelf in een situatie heeft begeven waarin een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer voor de hand lag.
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt niet van een plan om het slachtoffer [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de dood. Met betrekking tot de vraag of er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de raadsman een beroep gedaan op noodweerexces. Verdachte heeft een mes van [slachtoffer 1] (af)gepakt en hem in paniek gestoken. Dat verdachte zichzelf in deze situatie heeft gebracht, doet daar niets aan af.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
In het dossier bevindt zich een aangifte van [slachtoffer 1] . [2] Hij verklaarde onder meer het volgende.
Vandaag 10 november 2014 , omstreeks 13.00 uur kwam ik bij de auto van de zus van [A] , [X] (…) Ik zag dat de 2 rechtse banden voor en achter lek waren. Ik zag dat de banden met een mes waren gestoken. (…) Ik zag en hoorde dat [bijnaam] naar mij toe liep en zei: Wat heb je een grote mond’ (…) Ik zag dat [bijnaam] uit de binnenkant van zijn jas een mes pakte. Ik zag dat hij mij in mijn gezicht wilde steken, met de punt van dit mes. Ik kon dit afweren met mijn armen. Ik voelde opeens dat ik door [bijnaam] in mijn rug gestoken werd.
Ik werd tweemaal geraakt. Ook ben ik achter mijn linker oor gestoken. Tijdens de worsteling met [bijnaam] , viel het mes op de grond. Ik probeerde dat mes nog weg te schoppen, alleen dit lukte niet. Ik zag dat [bijnaam] het mes weer pakte. Hij probeerde mij weer te steken, ik kon dat afweren en rende hard weg (...)
Uit de letselverklaring [3] volgt dat aangever steekwonden had op zijn rug en achter zijn oor en dat hij een klaplong en een fractuur van de achtste rib heeft opgelopen. Achter zijn oor is een mespunt achtergebleven. De geschatte duur van genezing is 2 weken tot 2 maanden.
Getuige [aangever] [4] verklaarde bij de politie onder meer het volgende.
Op maandag 10 november 2014 omstreeks 11.00 uur bevond ik mij in de woning van mijn neef, [slachtoffer 1] . Mijn neef woont op de [adres] . (…) Ik keek naar buiten en zag [bijnaam] (…) voor de deur staan. (…) Op maandag 10 november omstreeks 13.00 uur kwam [slachtoffer 1] thuis en zij dat mijn banden lek waren. Ik ben toen naar buiten gelopen en zag dat de twee banden aan de rechterzijde lek waren. Toen ik dichter bij de banden keek zag ik dat er een scherp voorwerp in de wang van de band was gestoken, ik zag namelijk een snede zitten in de wang. Ik zag dat dit bij alle twee de banden was gedaan. (…) Ik zag dat nu ook mijn twee linker banden van mijn auto lek waren. Deze hadden op het eerste gezicht ook de zelfde sporen in de wang zitten. Ook zag ik dat de armatuur van mijn linker achterlicht stuk was.
Ik zag de rode scherven op straat liggen. Ik hoorde van [slachtoffer 1] dat [bijnaam] (…) dit had gedaan. (…)
Aangeefster werd vergezeld door getuige (…) [slachtoffer 1] (…) [getuige 1] (…) Ik, verbalisant, hoorde hem het volgende verklaren: ‘Nadat ik was gestoken door [bijnaam] (…) zag ik dat hij naar de auto van mijn nichtje liep. Ik zag dat hij het mes in zijn rechterhand hield. Ik zag dat hij een stekende beweging maakt naar de banden van de auto. Ik zag dat hij dit deed met zijn rechterhand. Ik zag dat hij aan de linkerkant van de auto stond terwijl hij dat deed. Ik zag dat hij de wielbout sleutel van de grond afpakte en hiermee het linker achterlicht kapot sloeg. Ik zag dat hij dit deed met zijn rechterhand.
Voorts werd getuige [getuige 2] [5] gehoord bij de politie. Deze getuige verklaarde onder meer het volgende.
Op maandag 10 november 2015 omstreeks 15.00 uur (…) Ik kwam buiten en ik zag dat de buurman in een worsteling was. (…) Ik zag dat de buurman de aanvaller in een soort houdgreep had. (…) Ik zag dat de aanvaller een mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat het lemmet ongeveer 20 centimeter betrof. Ik zag dat het handvat mogelijk zwart was van het mes. Ik zag dat de aanvaller nadat hij los was, hij de buurman gelijk in ze rug stak. Ik zag dat hij links bovenop ze rug werd gestoken.
Verdachte verklaarde bij de politie onder het volgende.
Ik ben toen naar de woning van [getuige 1] gegaan. Ik zag toen [getuige 1] met tassen en koffers naar de blauwe auto van [X] lopen. Ik dacht; “Die gaan nu weg, dat moet ik tegenhouden”. (…) Toen [getuige 1] weer binnen was, heb ik met een mes de banden van haar auto lekgestoken.
Nu konden ze niet meer wegrijden. (…) Ik wilde alleen mijn geld halen verder niet. (…)
Ik zag [getuige 1] toen buiten met een andere man staan. Ik ben naar hem toegelopen en ik hoorde [getuige 1] mij constant bedreigen. (…) Ik heb hem neergestoken. (…) Ik denk dat ik hem 4 a 5 keer heb gestoken. Echt in woede heb ik hem gestoken. Een keer heb ik hem ook bij zijn hoofd gesneden. Verder heb ik hem gewoon blind gestoken.
Toen [getuige 1] weer binnen was, heb ik met een mes de banden van haar auto lekgestoken.
(…) Ik ben toen weer naar de auto van [X] gelopen en ik heb nog een band lekgestoken. Ook heb ik toen nog een achterlicht van haar auto vernield. [6]
Nadere overwegingen feit 1
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] op 10 november 2014 in [woonplaats] tijdens een worsteling meerdere malen met een mes in de rug en een keer in het hoofd heeft gestoken.
Poging tot moord
De rechtbank is – evenals de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte derhalve daarvan vrijspreken.
Poging tot doodslag
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich door zijn handelen willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zou overlijden en dat hij die kans blijkens zijn handelen ook welbewust heeft aanvaard. Verdachte heeft immers tijdens een worsteling met een mes in het lichaam en hoofd van [slachtoffer 1] gestoken. Ten gevolge van dit handelen heeft [slachtoffer 1] steekwonden in zijn rug en bij zijn oor, waarbij een mespunt achter zijn oor is achtergebleven, een klaplong en een fractuur van de achtste rib opgelopen.
Uit de algemene ervaringsregels volgt dat het steken met een mes in de rug en het hoofd van een ander, de kans op de dood aanmerkelijk is, gelet op de kans om vitale lichaamsdelen zodanig te raken dat dit tot de dood kon leiden. Door het slachtoffer meermalen met het mes te steken heeft verdachte die kans ook aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op het voorgaande sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] .
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Nadere overwegingen feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [aangever] [7] en de bekennende verklaring van verdachte
. [8]
Feiten 3, 4 en 5 [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 primair ten laste gelegde nu uit de toegepaste geweldshandelingen en het letsel van [slachtoffer 2] niet de conclusie kan worden getrokken dat de kans op het intreden van de dood aanmerkelijk is geweest.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 3 subsidiair en het onder 4 en 5 primair ten laste gelegde gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming, het proces-verbaal sporenonderzoek en de verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 3 primair en 5 primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag nu verdachte in beide gevallen geen vitale delen van het lichaam met een mes heeft geraakt.
Tevens heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de onder 3 subsidiair ten laste gelegde voorbedachten rade en van het onder 3 en 4 ten laste gelegde zinsnede ‘binnendringen in de anus van [slachtoffer 2] ’. Verdachte heeft slechts in een vlaag van woede geweld gebruikt tegen [slachtoffer 2] omdat ze niet wilde meewerken aan het afstaan van de bolletjes drugs. Zijn intentie was slechts te dreigen met het vuurwapen en het mes. Zijn hand heeft hij niet in haar anus gestoken.
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
In het dossier bevindt zich een verklaring van [slachtoffer 2] . [10] Zij verklaarde onder meer het volgende.
Ik heb bolletjes geslikt, ik weet niet hoeveel en ik weet niet hoeveel geld ik ervoor zou krijgen. (…) Toen ik zondag thuis kwam zag ik een man in de woning die ik wel ken. Die man denkt dat ik hem geld schuldig ben. (…) Ik weet dat die man [verdachte] heet, hij zei dat hij [bijnaam] of [bijnaam] heet. (…) Daarna kreeg ik klappen van de man. (…) Hij duwde mij de kamer binnen met zijn pistool. Hij had een vuurwapen bij zich in een tas. In deze tas zat ook een mes. (…) Ik kreeg klappen op mijn hoofd van de man. De man sloeg mij met zijn vuisten op mijn hoofd. De man heeft mij daarna met een mes in mijn linker bovenbeen gestoken.
Het mes waar [verdachte] mee stak was langer dan 15 centimeter maar ik weet het niet precies. Het mes had een bruin handvat. Ik werd duizelig en de man zei tegen mij dat hij me wilde vermoorden. De man wilde zijn geld hebben zei hij. Toen heeft hij 100 euro uit mijn tas gepakt en al mijn gouden sieraden meegenomen die in mijn handtas zaten. (…)
Toen hij het mes in mijn been stak kreeg ik pijn. De man mishandelde mij en toen [slachtoffer 3] daar iets van zei stak de man [slachtoffer 3] met het mes in zijn buik. (…)
Ik ging naar de badkamer die ook op de eerste etage is. Ik was aan het bloeden. De man stond op de overloop. (…) Ik kreeg tabletten van de man en moest poepen van hem. (…)
Hij zei dat het was op te laxeren. (…) De man wilde de drugs hebben die ik in mijn buik had. (…) Ik heb in de badkamer in het huis van [slachtoffer 3] ook gepoept maar toen is er niets uitgekomen. Ik denk dat ik wel een uur in badkamer heb gezeten. [verdachte] bleef al die tijd bij me. Misschien was het wel een paar uur. Hij zei dat hij me zou vermoorden (…) In 1 bolletje zat ongeveer 8 gram cocaïne.
In een proces-verbaal van bevindingen [11] heeft een verbalisant de verklaring van [slachtoffer 3] opgetekend. [slachtoffer 3] verklaarde onder meer het volgende.
Om ongeveer 14:20 uur kwamen wij thuis aan. Ik heb toen de koffer van [slachtoffer 2] naar haar zolder verdieping gebracht. Toen ik op zolder aankwam zag ik daar een man staan die ik niet kende. (…) Ik hoorde dat hij tegen me zei: ‘Rustig blijven [slachtoffer 3] ’. (…) Ik vroeg aan de man wat hij hier moest. Hij antwoorden dat ik [slachtoffer 2] maar moest roepen. (…) Ongeveer halverwege de trap zag ik dat [slachtoffer 2] de man nu ook zag. Ik hoorde de man toen zeggen:
‘ik kom halen wat van mij is’ terwijl hij dit zei trok hij [slachtoffer 2] aan haar haren de trap op.
Ik zag dat hij haar mijn slaapkamer in trok en op bed smeet. Op het bed kreeg [slachtoffer 2] harde klappen en trappen van de man. Hij tuigde haar echt af alsof het een beest was. Ik hoorde [slachtoffer 2] roepen: ‘Ik heb het niet, ik heb het niet’ maar de man bleef maar door gaan. (…)
Ik zag nu ook dat de man een mes in zijn hand had. Volgens mij heeft hij [slachtoffer 2] ook gestoken of in ieder geval geprikt met dit mes. De man trok nu de broek en het slipje van [slachtoffer 2] uit. (…) Ik zag dat de man uit zijn broek een doosje haalde. Hij haalde uit dit doosje twee strips met pillen. Hij zei tegen [slachtoffer 2] : ‘neem het laxeermiddel’. (…) Ik probeerde de man tot rust te brengen en pakte hem bij zijn schouder. Toen ik dit deed zag ik dat hij een beweging maakte, ik voelde meteen een stekende pijn in de linkerzijde van mijn borst. (…) Ik zakte in elkaar en ben op de grond terecht gekomen naast mijn bed. Toen ik op de grond lag zag ik dat uit het tasje wat de man op zijn borst droeg een pistool stak. De man zei toen tegen mij dat er nog twee mannen buiten stonden namelijk zijn neef en een maat van hem. Hij zei dat als een van hun boven moest komen er gelijk geschoten zou worden. Ik zag dat de man [slachtoffer 2] mee nam naar de badkamer. (…) Af en toen kwam de man naar e toe en schopte die tegen mijn voet aan en zei: ‘Sorry [slachtoffer 3] dit was niet de bedoeling, het kan heel anders kunnen lopen’. (…) Na lange tijd kwam de man mijn slaap kamer weer ingelopen. Ik zag nu dat hij een zilvergrijs kokertje van ongeveer 3 centimeter in zijn hand met aan beide zijde ronde kanten. (…) Ik denk dat het om drugs gaat en dat [slachtoffer 2] kokertjes met drugs voor deze man heeft ingeslikt in Suriname en dat de man die hier weer kwam ophalen bij [slachtoffer 2] . (…)
In de tijd dat ik op de grond naast mijn bed heeft gelegen heeft de man mij veel verteld namelijk: (…)
- Ik ben speciaal voor deze klus naar Nederland gekomen en ga over een maand weer naar Suriname.
- Ik heb een sleutel van je woning en ben al eerder hier binnen geweest (…)
- Wij hebben jou en [slachtoffer 2] al weken in de gaten gehouden. (…) En wisten ook de vlucht tijden van [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 3] deed vervolgens aangifte. [12] Hij verklaarde onder meer het volgende.
[bijnaam] sloeg en schopte [slachtoffer 2] helemaal in elkaar. Toen ik zag dat [bijnaam] [slachtoffer 2] sloeg wilde in tussen beiden komen, maar ik kreeg van [bijnaam] een klap in mijn gezicht. Vervolgens zag ik dat [bijnaam] uit een tasje die hij om zijn nek droeg en mes pakte. In dat zelfde tasje zag ik ook een pistool. (…) Ik zag dat [bijnaam] [slachtoffer 2] met het mes in haar bovenbeen stak. Ik wilde toen opnieuw tussen beide komen en toen zag en voelde ik dat [bijnaam] met het mes in mijn linkerzij stak. Ik voelde onmiddellijk een heftige pijn en zakte naast het bed in elkaar. (…) Later bleek dat ik gestoken was tussen de 7e en 8e rib. Het deed pijn. Ik zakte in elkaar. Ik dacht blijf liggen. Ik was er van overtuigd dat [bijnaam] mij dood zou steken. (…) Ik schat dat ik tussen de 3 en 5 uur naast mijn bed heb gelegen.
In de woning van [slachtoffer 3] werden in de logeerkamer twee vuurwapens aangetroffen waarvan één met bloed. Daarnaast werd in de badkamer van de woning laxeermiddel gevonden en naast de wasmachine een zwartkleurig bolletje met poeder. In de ouderslaapkamer en badkamer waren diverse bloedvlekken zichtbaar. [13]
Verdachte heeft bij de politie [14] en ter terechtzitting [15] verklaard dat hij zich op 29 juni 2014 op de zolder van de woning van [slachtoffer 3] in [woonplaats] had verschanst omdat hij wraak wilde nemen op zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] . De sleutel van deze woning had hij gekregen van [A] . Hij wist dat [slachtoffer 2] naar Suriname was geweest en daar bolletjes met cocaïne had geslikt. Zijn doel was de cocaïne uit haar lichaam te halen en deze te verkopen teneinde zijn schulden die [slachtoffer 2] veroorzaakt had te betalen. Om zijn verhaal kracht bij te zetten nam hij een wapen mee en heeft hij in de woning een mes gepakt.
Op het moment dat hij [slachtoffer 3] boven op zolder trof, vroeg hij [slachtoffer 3] [slachtoffer 2] te roepen. Vervolgens trok hij [slachtoffer 2] op bed en gaf hij haar een aantal klappen. Hierop viel [slachtoffer 3] hem aan en daarbij is het mes, tijdens de worsteling die ontstond, in de zij van [slachtoffer 3] terecht gekomen. Vervolgens heeft hij [slachtoffer 2] weer geslagen en heeft hij haar broek en slip uitgetrokken en in haar vagina gevoeld. Toen [slachtoffer 2] bleef ontkennen dat zij bolletjes had geslikt, heeft hij haar met een mes in haar bovenbeen gestoken. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 2] de door hem meegenomen laxeermiddelen ingenomen. Bij het verlaten van de woning had hij ongeveer 60 bolletjes en de gouden sieraden van [slachtoffer 2] in zijn bezit.
Nadere overwegingen feit 3
Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer 2] meerdere malen heeft geslagen en/of heeft gestompt op/tegen het hoofd en tegen het lichaam, haar in het bovenbeen heeft gestoken met een mes en haar heeft gedwongen laxeermiddelen te slikken en zich te ontlasten.
Poging tot doodslag
De rechtbank is – evenals de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde, de poging tot doodslag op [slachtoffer 2] . De rechtbank zal verdachte derhalve daarvan vrijspreken.
Poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte toegepaste geweld zodanig was, dat dit gemakkelijk had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Het (veelvuldig) slaan en stompen in het gezicht en het steken met een mes in een been kan zwaar lichamelijk letsel doen ontstaan. Verdachte heeft door dusdanig te handelen willens en wetens de kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Dat [slachtoffer 2] uiteindelijk geen blijvend letsel heeft opgelopen maakt dat het delict niet als voltooid kan worden beschouwd.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachten rade is vereist dat komt vast te staan dat verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen besluit of genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte van te voren met anderen heeft besproken dat hij de woning van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zou binnendringen. Daar zou hij [slachtoffer 2] opwachten om haar, zodra zij thuis was, de door haar geslikte bolletjes cocaïne afhandig te maken. Uit het feit dat verdachte een vuurwapen heeft meegenomen en in de woning een mes heeft gepakt, blijkt dat verdachte met het voorgenomen plan om hierbij geweld te gebruiken heeft gehandeld, terwijl hij ruimschoots de tijd heeft gehad zich te beraden op het door hem genomen besluit. Hij heeft zowel van tevoren als tijdens zijn aanwezigheid in de woning van [slachtoffer 3] de gelegenheid gehad om na te denken over de gevolgen van dat besluit en is toch geweld blijven gebruiken, zodat de onder 3 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling met voorbedachten rade wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de ten laste gelegde zinsneden ‘
een hand in de anus heeft gestopt’en
‘meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een vuurwapen, althans een (dergelijk) zwaar/hard voorwerp, heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam’nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van deze punten.
Nadere overwegingen feit 4
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan de onder 4 ten laste gelegde diefstal met geweld van meerdere bolletjes cocaïne en sieraden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van medeplegen en van diefstal van geld. Tevens zal de rechtbank hem, zoals hiervoor is overwogen, vrijspreken van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] en de ten laste gelegde zinsneden ‘
een hand in de anus heeft gestopt’en
‘meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) met een vuurwapen, althans een (dergelijk) zwaar/hard voorwerp, heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam’.
De rechtbank overweegt daartoe dat zich in het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten bevinden. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Nadere overwegingen feiten 3 en 4
De rechtbank is van oordeel dat het bij de feiten onder 3 subsidiair en 4 gaat om één feitelijke gedraging die twee zelfstandige strafbare feiten oplevert en die qua strekking niet uiteen lopen. Doordat het onder 3 subsidiair en 4 bewezenverklaarde aldus in meer dan één strafbepaling valt, dient bij de strafoplegging ingevolge artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht slechts één van die bepalingen te worden toegepast.
Nadere overwegingen feit 5
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 3] , de verklaringen van [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte acht de rechtbank voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] in de buik/zij heeft gestoken met een mes.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich door zijn handelen willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 3] zou overlijden en dat hij die kans blijkens zijn handelen ook welbewust heeft aanvaard. Verdachte heeft immers tijdens een worsteling met een mes in de buik/zij van [slachtoffer 3] gestoken. Dat dit min of meer per ongeluk zou zijn gegaan acht de rechtbank, gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] en de aard van het letsel niet aannemelijk. Uit de algemene ervaringsregels volgt dat het steken met een mes in de buik/zij van een ander, de kans op de dood degelijk aanmerkelijk is. Immers, de verdachte had aldus een aanmerkelijke kans vitale lichaamsdelen zodanig te raken dat dit tot de dood kon leiden . Verdachte heeft die kans ook aanvaard door het slachtoffer zo te steken met de bedoeling hem uit te schakelen. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op het voorgaande sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 3] .
Het onder 5 primair ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1. subsidiair

hij op 10 november 2014 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] meerdere malen, met een mes, in de rug en het hoofd heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

2.
hij op 10 november 2014 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [aangever] , heeft beschadigd;
3 subsidiair

hij op 29 juni 2014 te [woonplaats] , ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (bij) die [slachtoffer 2]

- een hand in de vagina en
- heeft gedwongen laxeermiddelen te slikken en (vervolgens) zich te ontlasten en
- meerdere malen, (met kracht) met de handen/vuisten heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en elders op/tegen het lichaam en
- met een mes, in het (boven)been, heeft gestoken,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

4.
hij op 29 juni 2014 te [woonplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere bolletjes cocaïne en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, (bij) die [slachtoffer 2]
- een hand in de vagina en
- heeft gedwongen laxeermiddelen te slikken en (vervolgens) zich te ontlasten en

-meerdere malen, (met kracht) met de handen/vuisten heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en elders op/tegen het lichaam en

- met een mes, in het (boven)been heeft gestoken.
5 primair.

hij op 29 juni 2014 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 3] , met een mes, in de buik of de zij, heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1 subsidiair
Poging tot doodslag.
Feit 2
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Feit 3 subsidiair en feit 4:
Eendaadse samenloop van:
Poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 5 primair
Poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN EN VAN VERDACHTE

Feit 1
Verdachte heeft een beroep op noodweer gedaan, daartoe aanvoerende dat hij zich diende te verdedigen tegen het slachtoffer. Van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding is de rechtbank niet gebleken. Op geen enkele wijze is gebleken dat het slachtoffer [slachtoffer 1] verdachte (met een mes) heeft bedreigd dan wel verdachte heeft aangevallen. De verklaring van verdachte dat juist hij werd aangevallen en dat het slachtoffer een mes bij zich had, wordt niet ondersteund door verklaringen van getuigen en/of andere feiten en omstandigheden. Van een noodweersituatie is derhalve geen sprake geweest. Dat brengt mee dat het beroep op noodweer niet kan slagen wegens het ontbreken van feitelijke grondslag.
Nu van een noodweersituatie geen sprake was, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van het beroep op noodweerexces.
Er zijn ook overigens geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd gelet op de context waarin de feiten zijn gepleegd en de rol die de slachtoffers daarin gehad hebben.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft op 29 juni 2014 in [woonplaats] uit wraak een beroving gepleegd in de woning van een hem bekende vrouw, van wie hij door haar vervoerde cocaïne afgenomen heeft. Om dat te bereiken heeft hij haar, na haar in haar eigen woning opgewacht te hebben, op gruwelijke en mensonterende wijze mishandeld, onder meer door haar met een mes in het been te steken, haar te dwingen laxeermiddelen te slikken en in haar vagina te tasten. Een huisgenoot van de vrouw, die haar te hulp wilde komen, heeft hij eveneens met het mes gestoken. Verdachte heeft niet alleen cocaïne maar ook de persoonlijke sieraden van de vrouw ontvreemd. Verdachte heeft met het voorgaande op brute wijze de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden, hun letsel toegebracht en de veiligheid die zij in hun woning moesten hebben aangetast. Voor de slachtoffers kan dit niet anders dan een zeer traumatische ervaring geweest zijn.
Enige maanden later, op 10 november 2014, is verdachte naar [woonplaats] gegaan om geld, waarop hij meende recht te hebben te halen van een andere, hem eveneens bekende vrouw. Om te voorkomen dat zij weg zou gaan heeft hij banden van de auto die zij gebruikte lek gestoken. Korte tijd daarna heeft hij op de openbare weg een neef van voornoemde vrouw aangesproken en vervolgens met een mes ernstig verwond. Daarna heeft hij de auto nog verder beschadigd. Niet alleen heeft hij de vrouw en haar neef angst aangejaagd, maar ook heeft hij de lichamelijke integriteit van die neef op grove wijze aangetast. Voor beide slachtoffers, en in het bijzonder voor het slachtoffer van de steekpartij, heeft deze gebeurtenis zeer nadelige psychische gevolgen.
Uit voorgaand handelen van verdachte volgt dat hij om te krijgen waar hij meent recht op te hebben meedogenloos en nietsontziend te werk gaat en er niet voor terugdeinst om zeer gewelddadig te zijn, waarbij hij een stuitend gebrek aan respect voor de medemens en diens bezittingen ten toon spreidt en zich niet bekommert om de nadelige gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers heeft.
Uit de verdachte betreffende opgemaakte Pro Justitia rapportages en het advies van de reclassering volgt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens die zich laat omschrijven als een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. De antisociale persoonlijkheidsstoornis komt tot uiting in een lang bestaand patroon van maatschappelijk en beroepsmatig disfunctioneren en het bij herhaling komen tot strafbare feiten. Tevens is sprake van een bagatelliserende en rationaliserende houding ten aanzien van eerdere criminele handelingen en een gebrekkige empathie. Verdachte handelt uit opportunisme en persoonlijke gewin en het ontbreekt hem aan spijtgevoelens en verantwoordelijkheidsgevoel. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten heeft verdachte doordacht en doelbewust gehandeld waardoor hij als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten het opleggen van een langdurige gevangenisstraf aan verdachte rechtvaardigt, waarbij zij in de eerste plaats rekening houdt met straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Verder houdt de rechtbank rekening – enerzijds - met het gegeven dat verdachte veelvuldig met politie en/of justitie in aanraking is geweest en meermalen ter zake van gewelds-en vermogensdelicten tot gevangenisstraf is veroordeeld en anderzijds met de omstandigheden dat de feiten onder 3 subsidiair en 4 in eendaadse samenloop zijn gepleegd en dat een zeker samenhang bestaat tussen de feiten 3 subsidiair en 4 aan de ene kant en feit 5 aan de andere kant.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst onder 1 vermelde pistool te onttrekken aan het verkeer en het onder 2 vermelde geweer terug te geven aan de rechthebbende [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen op dit punt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 1 vermelde pistool en onder 2 vermelde geweer moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan hij werd verdachte zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang

10.DE BENADEELDE PARTIJEN

Feit 1 - [slachtoffer 1]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 6.520,80. Ter terechtzitting heeft mr. Overwater namens [slachtoffer 1] de vordering vermeerderd met € 43,64 aan reiskosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer 1] volledig toe te
wijzen vermeerderd met rente en kosten en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de gevorderde immateriële schade en de kosten voor de vervanging van de kleding te matigen en de gevorderde kosten van de gemachtigde conform het liquidatietarief in civiele zaken toe te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank, is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan, dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.401,94, te weten € 179,50 aan eigen risico zorgverzekeraar, € 149,14 reiskosten, € 305,00 aan vervanging kleding en € 768,00 aan kosten rechtsbijstand.
De rechtbank is van oordeel dat bij de gevorderde kosten voor de vervanging van kleding al voldoende rekening is gehouden is met afschrijving.
Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het bij de behandeling van civiele zaken gebruikelijke liquidatietarief. Bij de berekening – op grond van genoemd liquidatietarief – is de rechtbank uitgegaan van de verrichte werkzaamheden, te weten het indienen van de vordering (1 punt) en het geven van een (mondelinge) toelichting ter terechtzitting (1 punt). De geldswaarde in hoofdsom ligt in casu onder de € 10.000,00 zodat tarief I geldt (een tarief van € 384,00 per punt). In totaal komt daarmee in aanmerking een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van
€ 768,00.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de aard van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde, het een ervaringsregel is dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank echter onvoldoende onderbouwd. De vordering immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 3.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. De rechtbank baseert zich daarbij op de hoogte van immateriële schadevergoedingen in vergelijkbare zaken.
De vordering van de benadeelde partij zal voor het meerdere worden afgewezen.
In totaal is de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 4.901,94 toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Feit 2 – [aangever]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [aangever] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 678,20.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 546,06, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is voor het overige onvoldoende onderbouwd en derhalve niet-ontvankelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is het afgewezen dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank, is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, komen vast te staan, dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit materiele schade heeft geleden tot een bedrag van € 546,06.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de meer gevorderde schade – de reiskosten - een onevenredige belasting op van het strafgeding nu de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36f, 45, 55, 57, 287, 302, 303, 310, 312, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 3 primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen”
d.d. 1 juli 2015 onder 1 en 2 vermelde voorwerpen, te weten een pistool en een geweer;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 4.901,94 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.901,94, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 59 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde materiele schade in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met betrekking tot de meer gevorderde immateriële schade af;
Benadeelde partij [aangever]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] , van een bedrag van € 546,06, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 546,06, vermeerderd met de wettelijke rente van 10 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [aangever] , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] , daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [aangever] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en
mr. R.C.J. Elte-Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2015.
Mr. D.A.C. Koster was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014322055 doorgenummerd 1 tot en met 146
2.Pagina 27 en 28
3.Pagina 90 en 91
4.Pagina 32 en 33
5.Pagina 34 en 35
6.Pagina 22
7.Pagina 97 en 98
8.Pagina 22
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014.173316-C doorgenummerd 1 tot en met 182
10.Pagina 22 tot en met 24
11.Pagina 37 tot en met 39
12.Pagina 53 tot en met 56
13.Pagina 40 tot en met 44 en pagina 91 tot en met 99
14.Pagina 5 tot en met 33
15.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 7 augustus 2015