Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.DE TENLASTELEGGING
3.DE VOORVRAGEN
4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
“(…) Dit was op 26 juni 2013 omstreeks 13:00 uur. Toen was [medeverdachte 1] bij mij aan de deur.
“Op woensdag 26 juni 2013 ben ik overvallen in de woning van mijn vriendin genaamd [aangever 1] . Dit betreft de woning [adres] . (…) De deurbel ging nog een keer en toen heb ik de deur geopend. Ik zag een blanke jongen (…). Ik had deze jongen eerder gezien in bijzijn van [medeverdachte 1] . [5] (…) Ik werd bij mijn t-shirt gepakt door [medeverdachte 1] . (…) Ik voelde dat ik een klap kreeg in mijn gezicht op mijn linker jukbeen. Ik zag dat dit ook gedaan werd door [medeverdachte 1] . Ik heb meerdere klappen en schoppen gehad dus ik weet niet meer wie wat precies heeft gedaan maar [medeverdachte 1] heeft de eerste klap in mijn gezicht gegeven. (…) Voor ik het wist lag ik met mijn hoofd op een traptree. (…) Ik werd door iedereen geschopt op mijn hoofd. Ik denk dat ik vijf tot zes keer achter elkaar op mijn hoofd ben geschopt en geslagen. [medeverdachte 1] vroeg mij meerdere malen waar het geld was. (…) Ik zag dat [medeverdachte 1] naar binnen rende en toen kwam die blanke jongen naar mij toe. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij mij dood ging maken. (…)Ondertussen hoorde ik [aangever 1] in de woning gillen. Ik zag dat [medeverdachte 1] en zijn zusje, [verdachte] , naar buiten komen. (…) ik zag dat [aangever 1] aan het huilen was. zij vertelde mij dat [medeverdachte 1] haar geslagen had op haar oog en dat [verdachte] haar aan haar had getrokken. (…) Ik zag toen dat ik een bult achter mijn linkeroor had. (…)
“V: Wat is er gisteren 26 juni 2013 precies gebeurd? A: (…) er was gewoon een ruzie. Zij had geld van mij. (…) [7] Ik ben toen met [medeverdachte 2] (…) naar [aangever 1] gegaan. (…) er ontstond een bepaalde wrijving. (…) Er was bekvechten. (…) We zijn al schreeuwend de woning in gegaan. V: Waar was [naam] op dat moment? A: In de gang of buiten. Hij stond denk ik met [medeverdachte 2] en.. volgens mij te bekvechten.” [8]
“Mijn broer moest naar [aangever 1] toe om daar geld op te halen. Ik heb mijn broer bij haar woning afgezet.(…) Ik hoorde vervolgens een hoop geschreeuw [9] bij de woning (…) Ik (…) ben daarom ook de woning binnen gegaan. Ik zag de jongens met elkaar vechten. (…) [medeverdachte 1] en [aangever 1] hadden een discussie over het geld. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] tegen haar zei: “ik wil mijn geld, ik wil mijn geld.” (…) Ik zei nog tegen haar geef het geld dan ben je ervan af.” [10]
“Ik was daar omdat ik met [medeverdachte 1] naar die woning ging omdat hij geld zou krijgen van de bewoners. Ik heb aangebeld en een jongen deed open. (…) Ik weet niet waarom [medeverdachte 1] de woning in rende.” [11]
5 BEWEZENVERKLARING
6.KWALIFICATIE
7.STRAFBAARHEID
8.STRAFOPLEGGING
9.DE BENADEELDE PARTIJ
10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
werkstrafvoor de duur van
180 uren;
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden;
proeftijd van 1 jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;