Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[veroordeelde] ,geboren op [1994] te [geboorteplaats] (Kenia),
hierna te noemen de veroordeelde.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 3 maart 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaarschrift van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in Kenia, had een taakstraf opgelegd gekregen van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De rechtbank ontving een gewaarmerkt extract van het vonnis van 27 februari 2014, waaruit bleek dat de veroordeelde de werkstraf niet volledig had verricht. De reclassering bevestigde echter op 3 maart 2015 dat de veroordeelde het resterende gedeelte van de werkstraf naar behoren had verricht.
Tijdens de zitting op 3 maart 2015 werd de officier van justitie gehoord, evenals de raadsman, mr. J.R.A. Röschlau. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor 18 dagen bevolen, rekening houdend met de 78 uren die de veroordeelde had verricht, wat overeenkomt met 34 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft het bezwaarschrift van de veroordeelde gegrond verklaard, omdat de taakstraf volledig was verricht. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante stukken in overweging genomen en heeft geconcludeerd dat de kennisgeving van de tenuitvoerlegging tijdig was betekend. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters S. Wijna, J.P.H. van Driel van Wageningen en K.J. Veenstra, bijgestaan door griffier mr. M.J.C.J. Evers. De rechters J.P.H. van Driel van Wageningen en K.J. Veenstra waren buiten staat om de beslissing mede te ondertekenen.