Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
‘(d)e bemiddeling op het gebied van personeel uit het buitenland in Nederland’en
‘(h)et ter beschikking stellen van arbeidskrachten.’Ook wat betreft de periode dat Mecra nog Rimec Ltd was genaamd, zal zij hierna Mecra worden genoemd.
‘The rates as per 1 April 2012 will remain unchanged through the next Dutch CAO increase in August 2012. Following this Dutch CAO increase in August 2012, the increase of the hourly fees will take place by the same percentages as any increases that may occur in the Dutch CAO for the Bouwnijverheid.’In die tarieven zijn onder meer
‘the minimum wages (wage component) correspond with the CAO for the building sector’begrepen.
‘In general’, zo bepaalt verder de dienstverleningsovereenkomst,
‘the contracted party( Rimec Ltd, rechtbank)
is responsible for complying to the Dutch labour laws concerning working hours.’Voorts bepaalt het tweede lid van artikel 8 van de
‘Additions to the general conditions’:
‘The contractor agrees to obey and comply with all aforementioned regulations, conditions and stipulations, and also the applicable CLA.’
‘overeenkomst voor tijdelijk werk’gesloten voor
‘(h)et uitvoeren van (-)werkzaamheden voor de wegen en de tunnel van de A2.’De arbeidsovereenkomsten eindigen
‘zodra de reden ervoor ophoudt te bestaan, onder verwijzing naar bovengenoemde reden voor de overeenkomst of als de overeenkomst conform de wet wordt opgezegd.’Op deze arbeidsovereenkomsten zijn de betreffende bepalingen van Portugees recht van toepassing verklaard. In de door Mecra met de Poolse werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten is bepaald:
‘By agreeing to the below terms it is accepted that you will be seconded to work with Rimec in (-) Holland’en:
‘This statement shall be governed by and construed in accordance with English law.’
‘If the principal( Avenue2 , rechtbank)
makes accommodation available to the contracted party( Rimec Ltd, rechtbank)
and the contracted party accepts to use the accommodation that is offered, the following charges will be invoiced by the Principal to the contracted party’,waarna de
‘Accommodation Charges’volgen van € 2,75 respectievelijk € 2,30
‘Per employee per hour worked per week’in geval de accommodatie wèl respectievelijk niet op loopafstand van de werkplek is gelegen. Om de door Mecra ter beschikking te stellen arbeidskrachten te kunnen huisvesten, heeft Avenue2 in de nabijheid van het A2-project woningen gehuurd, die op de nominatie stonden om te worden gesloopt en waarin per woning maximaal vier personen konden worden ondergebracht. De huurprijs bedroeg € 350,-- per maand. De (meeste) Portugese werknemers van Rimec Works en Rimec Empresa , die door Mecra aan Avenue2 ter beschikking zijn gesteld voor het A2-project, hebben een overeenkomst van dienstverlening gesloten met Atop Logistics Limited (hierna: Atop) en zijn op grond daarvan aan Atop maandelijks € 968,75 verschuldigd voor huisvesting, woon-werkverkeer, administratieve ondersteuning en een vliegticket van en naar Portugal bij aanvang en einde van de arbeidsovereenkomst. Dit bedrag wordt maandelijks ingehouden op het loon en rechtstreeks aan Atop voldaan.
‘uitbuiting’van de door Mecra , toen nog Rimec Ltd, ten behoeve van het A2-project ter beschikking gestelde Portugese werknemers.
‘het maken van een analyse naar aanleiding van vermeende misstanden met buitenlandse werknemers in de lijn tussen Avenue2 en Rimec .’In haar openbaar gemaakte rapport van 22 november 2013 heeft de Expertcommissie onder meer geconcludeerd dat
‘(d)e inhouding voor de kosten van huisvesting en vervoer op het salaris van de werknemers (-) in ieder geval vanuit maatschappelijk oogpunt te hoog is’(bevinding 8) en dat
‘(h)oewel de inhouding te hoog is, (-) de commissie van concrete aanwijzingen die wijzen op arbeidsuitbuiting en mensenhandel niet is gebleken’(bevinding 9).
‘Indien het werk zo ver van de woning van de werknemer gelegen is dat dagelijks huiswaarts keren van de werknemer onredelijk zou zijn, zal zijn voeding, behoorlijke huisvesting en een vergoeding voor de verdere noodzakelijke verblijfkosten tijdens de daardoor ontstane afwezigheid van huis, voor rekening komen van de werkgever, tenzij de werkgever een naar behoorlijke maatstaven uitgeruste verblijfsgelegenheid ter beschikking stelt en ter tegemoetkoming in de kosten voor voeding een toelage van € 6,65 per dag verstrekt. Het recht op vergoeding voor de verdere noodzakelijke verblijfkosten komt te vervallen als de zaken waarop deze kosten betrekking hebben in natura worden verstrekt. De werknemer behoudt recht op vrije voeding en logies, indien hij door ziekte of ongeval arbeidsongeschikt wordt, voor zolang hij verblijf houdt in de plaats waar hij te werk is gesteld.’Artikel 50 van de CAO Bouwnijverheid 2014 geeft de werknemer die dagelijks in totaal meer dan 15 kilometer moet reizen om van zijn woning naar het werk en weer terug te komen recht op vergoeding van reiskosten.
‘(v)anuit het gemeenschappelijk belang van de opdrachtgever, opdrachtnemer en onderaannemers’heeft besloten dat
‘(d)e in rekening gebrachte huisvestingskosten zullen worden terugbetaald.’Avenue2 heeft vervolgens aan de Portugese werknemers van Rimec Works en Rimec Empresa totaal € 424.139,35 betaald. In de brief van 10 maart 2014 die Avenue2 hierover aan deze werknemers heeft gestuurd, heet het:
‘(-) Avenue2 Infra has decided it will honour the commitment it made to the Expert Committee and will therefore reimburse the cost for housing as a goodwill gesture. To determine the amount of the payments to the Portuguese workers, Avenue2 Infra has based its calculations on the periode from May, 2012, until December 31, 2013.’Daartegenover hebben deze werknemers, individueel en in hun eigen taal, in of omstreeks maart 2014 jegens Avenue2 , Rimec Works en Rimec Empresa afstand gedaan van
‘all other claims and fees relating to the possible applicability of a collective agreement, which for avoidance of any doubt includes full indemnification for housing and daily cost allowance as set out if they were ever deemed applicable to me.’De Poolse werknemers van Mecra zijn door Avenue2 niet gecompenseerd.
3.De vorderingen van Mecra in conventie
‘In de maand oktober 2013 en de daarop volgende maanden hebben wij, onder andere in de media, maar ook jegens marktpartijen in de bouwsector, uitlatingen gedaan over Rimec , waarin zij in verband wordt gebracht met uitbuiting van werknemers op het project ter realisering van de Willem-Alexandertunnel te Maastricht, en op andere projecten ten behoeve waarvan zij werknemers te werk heeft gesteld. De Expertcommissie A2 Maastricht heeft onderzoek verricht naar de grondslag voor de beschuldigingen die wij hebben gedaan, en heeft in haar rapport van 22 november 2013 geconcludeerd dat van concrete aanwijzingen voor arbeidsuitbuiting en mensenhandel niet is gebleken. Onze uitlatingen ontberen dan ook feitelijke grondslag en dienen te worden gerectificeerd’, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Rimec deugt niet’. [gedaagde sub 3] heeft in dat gesprek aangegeven dat Avenvue2 beter in zee zou kunnen gaan met Randstad Bouw. [gedaagde sub 3] , FNV en Bouwend Nederland hebben volgens Mecra nauw overleg gehad over de lastercampagne en over het leggen van beslag. Bouwend Nederland vertegenwoordigt nagenoeg de gehele inkoop- en afzetmarkt van de bouw- en infrabranche. Door deel te nemen in organisaties die onder het mom van toezicht op CAO's bouwondernemingen adviseren met een bepaalde onderneming geen zaken te doen, deze zelfs als malafide bestempelen, handelt Bouwend Nederland onrechtmatig. De leden van Bouwend Nederland zijn potentiële opdrachtgevers van Mecra . Door op te roepen Mecra te boycotten is er in feite sprake van het prematuur uitoefenen van collectieve inkoopmacht. Waar TBB zich door FNV laat gebruiken om Mecra uit de markt te drukken, en Bouwend Nederland harerzijds toestaat dat dit mede uit haar naam geschiedt en zich niet openlijk en uitdrukkelijk heeft gedistantieerd van TBB en FNV, handelt ook Bouwend Nederland onrechtmatig jegens Mecra . Bij dit alles hebben gedaagden in groepsverband gehandeld, op grond waarvan zij ingevolge artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Mecra geleden schade.
4.De vorderingen van TBB, Bpf Bouw en SNCU in reconventie
5.De beoordeling van het geschil
‘overige toepasselijke arbeidswetgeving’van toepassing verklaard. Dat met die ‘arbeidswetgeving’ de Portugese is bedoeld, is onvoldoende weersproken. In de arbeidsovereenkomsten van de betrokken Poolse werknemers is voor Engels recht gekozen.
‘de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken’op grond van het recht dat bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 van artikel 8 Rome I toepasselijk zou zijn geweest. Tussen partijen is in geschil of Portugees althans Engels recht, ofwel dat Nederlands recht moet worden aangemerkt als
‘het recht van het land waar of, bij gebreke daarvan, van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht’, als bedoeld in het tweede lid van artikel 8 Rome I. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
‘ter uitvoering van de overeenkomst’in dat artikel, aan op de arbeid die wordt verricht ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst die aan de in het onderhavige rechtsgeding ingestelde vorderingen ten grondslag ligt. Dat zijn in dit geval de arbeidsovereenkomsten die Rimec Works en Rimec Empresa met hun Portugese werknemers, en die Mecra met haar Poolse werknemers, heeft gesloten. Deze arbeidsovereenkomsten zijn enkel aangegaan voor werk in Nederland. De arbeidsovereenkomsten van de Portugese werknemers die door Mecra ter beschikking zijn gesteld aan het A2-project zijn immers gesloten voor
‘(h)et uitvoeren van (-)werkzaamheden voor de wegen en de tunnel van de A2’en (behoudens eerdere opzegging) eindigen
‘zodra de reden(voor deze overeenkomsten, rechtbank)
ophoudt te bestaan.’Ook de Poolse werknemers van Mecra zijn aangesteld voor het werk aan de A2 in Nederland.
‘Het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht wordt niet geacht te zijn gewijzigd wanneer de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht’) leidt niet tot een andere uitkomst, omdat daarin wordt gedoeld op de situatie dat een werknemer ter uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst tijdelijk in een ander land (dan zijn gewoonlijke werkland) werkt. De arbeidskrachten die Mecra voor het A2-project ter beschikking heeft gesteld, hebben evenwel de overeengekomen werkzaamheden uitsluitend in Nederland verricht. In zoverre worden de werkzaamheden die op basis van de arbeidsovereenkomst verricht worden niet tijdelijk, maar steeds in Nederland verricht. Het enkele feit dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd maakt de werkzaamheden niet tijdelijk in de zin van artikel 8 lid 2 Rome I.
‘het verrichten van arbeid in een ander land als tijdelijk aangemerkt te worden wanneer van de werknemer wordt verwacht dat hij na de voltooiing van zijn taak in het buitenland opnieuw arbeid in het land van herkomst verricht.’Die situatie doet zich hier niet voor, omdat Mecra van de betrokken Portugese en Poolse werknemers niet mocht verwachten dat zij na beëindiging van hun werk in het A2-project naar Portugal respectievelijk Polen zouden terugkeren. Dat enkele Poolse werknemers na hun werk aan de A2 in Polen opnieuw voor Mecra zijn gaan werken, doet hieraan niet af, omdat Mecra dat van deze werknemers contractueel, d.i. op grond van hun arbeidsovereenkomst voor het A2-project in Nederland, niet mocht verwachten. Deze arbeidsovereenkomst was reeds vóór hun terugkeer naar Polen geëindigd, waarmee ook aan de zeggenschap van Mecra een einde is gekomen. Op grond van hun tijdelijke arbeidsovereenkomst met Mecra stond het hun derhalve vrij om na hun werk in Nederland al dan niet in Polen te gaan werken. Overigens is niet weersproken dat een (ander) deel van de werknemers om wie het in dit geding gaat vóór of na hun werk voor het A2-project door Mecra op andere Nederlandse bouwplaatsen is ingezet. Voorts is onvoldoende betwist dat een deel van de werknemers om wie het in dit geding gaat vóór of nadat zij in Nederland hebben gewerkt achtereenvolgens in verschillende Europese landen hebben gewerkt, zonder dat zij tussendoor in hun thuisland arbeid hebben verricht.
‘waar’zij ter uitvoering van hun arbeidsovereenkomst hun arbeid verrichten. De situatie dat moet worden teruggevallen op het land
‘van waaruit’zij ter uitvoering van hun arbeidsovereenkomst gewoonlijk hun arbeid verrichten, doet zich hier niet voor, omdat de overeengekomen werkzaamheden uitsluitend in Nederland plaatsvonden.
‘(i)ndien uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de overeenkomst een kennelijk nauwere band heeft met een ander dan het in lid 2 of 3 bedoelde land, (-) het recht van dat andere land van toepassing’is. Dit beroep faalt. Bij de beantwoording van de vraag of uit het geheel der omstandigheden blijkt dat de arbeidsovereenkomst nauwer is verbonden met een ander land dan het land waar de werknemer gewoonlijk de arbeid verricht, moet de rechter rekening houden met alle factoren die de arbeidsbetrekking kenmerken, en bepalen welke factoren volgens hem het zwaarste wegen. Tot die factoren behoren het land waar de werknemer belastingen en heffingen op inkomsten uit arbeid betaalt en het land waar hij is aangesloten bij de sociale zekerheid en de verschillende pensioen-, ziektekostenverzekerings- en invaliditeitsregelingen. Bovendien moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van de zaak, zoals met name de criteria betreffende de vaststelling van het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden (vgl. HvJ EU 12 september 2013 JAR 2013/250 inzake Schlecker/Boedeker). De rechtbank stelt hierbij voorop dat het bepaalde in artikel 8 leden 2 en 4 van Rome I meebrengt dat een weging plaatsvindt tussen de verschillende bij de arbeidsovereenkomst betrokken rechtsstelsels, alsook tussen het aanknopingspunt van het gewoonlijke werkland enerzijds en de factoren die mogelijk naar een ander land verwijzen anderzijds. Het feit dat Nederland bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst het gewoonlijke werkland is, behoudt derhalve in dit geding betekenis bij de toepassing van het vierde lid van artikel 8 van Rome I. Het gewicht van de ‘locus laboris’ is aanzienlijk, omdat de betrokken arbeidskrachten in de tijd dat ze aan de A2 hebben gewerkt in Nederland hebben gewerkt en gewoond, en aldus onderhevig zijn geweest aan het Nederlandse bedrijfs- en politieke klimaat. Dat zij mogelijk daarvoor en/of daarna in een ander Europees land hebben gewerkt, is niet of minder relevant, nu ook de ‘nauwere band’-toets van artikel 8 lid 4 Rome I moet worden toegespitst op ‘de overeenkomst’, in dit geval dus de onderliggende arbeidsovereenkomst in geschil. De contractueel gemaakte rechtskeuze speelt bij de vraag naar de nauwere band evenzeer een onderschikte rol, omdat het bij de toepassing van de tweede volzin van artikel 8 lid 1 van Rome I juist gaat om de vraag of de werknemer óndanks die keuze de bescherming geniet van het dwingende recht van een ander land.
‘applicable CLA’toe te passen, terwijl ook de tarieven die zij met Avenue2 is overeengekomen er op zijn gebaseerd dat de arbeidskrachten worden beloond overeenkomstig (de verhogingen van) de CAO Bouwnijverheid. Hierdoor is de terbeschikkingstelling van arbeidskrachten onder de invloedsfeer van het Nederlandse recht gebracht. De rechtbank komt tot de slotsom dat uit het geheel der omstandigheden niet blijkt dat de onderliggende arbeidsovereenkomsten een (kennelijk) nauwere band met een ander land dan Nederland hebben.
‘bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken’in de zin van artikel 8 eerste lid, tweede volzin Rome I.
‘elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht.’Avenue2 is de benaming voor de gezamenlijke vennoten in hun samenwerkingsverband. Hieruit volgt dat in elk geval de werknemers die Ballast Nedam en Strukton voor het A2-project inzetten voor de toepassing van artikel 8 lid 1 WAADI in dienst zijn van het organisatorisch verband waarin ook de door Mecra ter beschikking gestelde arbeidskrachten hun werkzaamheden verrichten. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat de door Mecra verdedigde formeel-juridische opvatting, gebaseerd op de letterlijke bewoordingen van artikel 8 lid 1 WAADI (
‘in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt’), tekort zou doen aan de bescherming die artikel 8 WAADI in een situatie als de onderhavige aan ter beschikking gestelde arbeidskrachten beoogt te bieden.
‘de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt’uitsluitend de werknemers zouden worden begrepen die Ballast Nedam en Strukton hebben ingezet voor het A2-project. Dat zou het ontgaan van de loonverhoudingsnorm al te zeer faciliteren.
‘gelijke of gelijkwaardige functies’is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de strekking van de loonverhoudingsnorm van artikel 8 lid 1 WAADI, te eng. Weliswaar pleegt in de bouwbranche ter bepaling van de toepasselijke arbeidsvoorwaarden onderscheid te worden gemaakt tussen bouwplaats-medewerkers en UTA-personeel, maar dit onderscheid is in zoverre betrekkelijk dat beide groepen functies noodzakelijk zijn voor de uitvoering van bouwprojecten. In zoverre moet aan de verschillen tussen bouwplaatsmedewerkers en UTA-personeel, net zoals aan die tussen bouwplaatsmedewerkers onderling, voorbij worden gegaan. Dat de arbeidsvoorwaarden verschillen is slechts voor de toepassing van artikel 8 lid 1 WAADI van belang waar het aankomt op de vergelijking van de arbeidsvoorwaarden tussen beide groepen functies. Die vergelijking kan - en moet - plaatsvinden aan de hand van de relevante salarisbepalingen van de CAO Bouwnijverheid. De strekking van de loonverhoudingsnorm van artikel 8 lid 1 WAADI brengt mee dat de functies van de door Mecra ter beschikking gestelde arbeidskrachten, aan de hand van de bij de functie-indelingssystematiek van de CAO Bouwnijverheid in acht te nemen aspecten (zoals daar ingevolge bijlage 9a van die CAO zijn: opleiding, ervaring, veiligheid en gezondheid, belastende fysieke arbeidsomstandigheden, leiding geven en de mate waarin zelfstandig beslissingen genomen moeten worden), worden vergeleken met die van de werknemers van Ballast Nedam en Strukton , daaronder het UTA-personeel dat daadwerkelijk op het A2-project is ingezet.
" Rimec deugt niet". Ook indien ervan uit zou moeten worden gegaan dat [gedaagde sub 3] deze opmerking wel heeft gemaakt, kan dat naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen aan de conclusie dat is opgeroepen tot een boycot van Mecra . Voor zover Mecra bedoeld heeft zich er in dit verband tevens op te beroepen dat [gedaagde sub 3] tegen [C] heeft gezegd dat hij wel akkoord zou kunnen gaan met het inlenen van werknemers van Randstad Bouw, geldt hetzelfde. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
op zijn minst terughoudend’jegens Mecra zal opstellen. De vergelijking met het door Mecra aangehaalde arrest HR 27 juni 1986, NJ 1987, 898, gaat derhalve mank, omdat in die zaak sprake was van een daadwerkelijke oproep tot boycot. Mede omdat eerdergenoemde uitlatingen slechts tegenover Avenue2 zijn gedaan, was Bouwend Nederland naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden zich van deze uitlatingen te distantiëren.