Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 3],
Federatie Nederlandse Vakbeweging,
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
1.Het verloop van de procedure
- De dagvaarding, tevens houdende provisionele vorderingen;
- De akte tot het nemen van aanvullende provisionele vorderingen;
- De conclusie van antwoord in de hoofdzaak en ten aanzien van de provisionele vorderingen van TBB en [gedaagde sub 3], tevens houdende een eis van reconventie in de hoofdzaak en provisionele vorderingen van TBB, alsmede de door TBB nagezonden producties 21-25;
- De conclusie van antwoord tevens houdende een eis in reconventie van Bpf Bouw;
- De conclusie van antwoord ten aanzien van de provisionele vorderingen van Bpf Bouw;
- De conclusie van antwoord in de hoofdzaak en ten aanzien van de provisionele vorderingen van Bouwend Nederland;
- De conclusie van antwoord in de hoofdzaak en ten aanzien van de provisionele vorderingen van FNV, alsmede de door FNV nagezonden producties 3-6;
- De conclusie van antwoord in reconventie ten aanzien van de provisionele vorderingen van TBB van Rimec Ltd;
- De incidentele conclusie tot tussenkomst ex artikel 217 Rv van SNCU tevens houdende voorwaardelijke vorderingen, zowel in de hoofdzaak als provisioneel;
- De conclusie van antwoord in het incident tevens houdende het antwoord ten aanzien van de voorwaardelijke provisionele vorderingen van SNCU;
- Het tussenvonnis van 21 januari 2015 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- De brief van de kantonrechter aan partijen van 26 januari 2015;
- Het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 16 februari 2015;
- De telefax-berichten van 2 en 3 maart 2015 van TBB en Rimec Ltd, waaruit volgt dat partijen vonnis wensen over de provisionele vorderingen.
2.De feiten
‘(d)e bemiddeling op het gebied van personeel uit het buitenland in Nederland’en
‘(h)et ter beschikking stellen van arbeidskrachten.’
‘overeenkomst voor tijdelijk werk’gesloten voor
‘(h)et uitvoeren van (-)werkzaamheden voor de wegen en de tunnel van de A2.’De arbeidsovereenkomsten eindigen
‘zodra de reden ervoor ophoudt te bestaan, onder verwijzing naar bovengenoemde reden voor de overeenkomst of als de overeenkomst conform de wet wordt opgezegd.’Op deze arbeidsovereenkomsten zijn de betreffende bepalingen van Portugees recht van toepassing verklaard. In de door Rimec Ltd met de Poolse werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten is bepaald:
‘By agreeing to the below terms it is accepted that you will be seconded to work with Rimec in (-) Holland’en:
‘This statement shall be governed by and construed in accordance with English law.’
‘uitbuiting’van de door Rimec Ltd ten behoeve van het A2-project ter beschikking gestelde Portugese werknemers, die in die berichtgeving de
‘slaven van de A2’zijn genoemd.
‘Indien het werk zo ver van de woning van de werknemer gelegen is dat dagelijks huiswaarts keren van de werknemer onredelijk zou zijn, zal zijn voeding, behoorlijke huisvesting en een vergoeding voor de verdere noodzakelijke verblijfkosten tijdens de daardoor ontstane afwezigheid van huis, voor rekening komen van de werkgever, tenzij de werkgever een naar behoorlijke maatstaven uitgeruste verblijfsgelegenheid ter beschikking stelt en ter tegemoetkoming in de kosten voor voeding een toelage van € 6,65 per dag verstrekt. Het recht op vergoeding voor de verdere noodzakelijke verblijfkosten komt te vervallen als de zaken waarop deze kosten betrekking hebben in natura worden verstrekt. De werknemer behoudt recht op vrije voeding en logies, indien hij door ziekte of ongeval arbeidsongeschikt wordt, voor zolang hij verblijf houdt in de plaats waar hij te werk is gesteld.’
‘(v)anuit het gemeenschappelijk belang van de opdrachtgever, opdrachtnemer en onderaannemers’onder meer heeft besloten dat
‘(d)e in rekening gebrachte huisvestingskosten zullen worden terugbetaald.’
3.De incidentele vorderingen
4.De beoordeling van de incidentele vorderingen
‘overige toepasselijke arbeidswetgeving’van toepassing verklaard. Dat onder die ‘arbeidswetgeving’ de Portugese is bedoeld, is onvoldoende weersproken.
‘de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken’op grond van het recht dat bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 van artikel 8 Rome I toepasselijk zou zijn geweest. Tussen partijen is in geschil of Portugees althans Engels recht of dat Nederlands recht moet worden aangemerkt als
‘het recht van het land waar of, bij gebreke daarvan, van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht’, als bedoeld in het tweede lid van artikel 8 Rome I. Voorshands neemt de kantonrechter aan dat de arbeidsovereenkomsten van de Portugese werknemers van een Rimec-vennootschap die door Rimec Ltd ter beschikking zijn gesteld aan het A2-project zijn aangegaan voor
‘(h)et uitvoeren van (-)werkzaamheden voor de wegen en de tunnel van de A2’en (behoudens eerdere opzegging) eindigen
‘zodra de reden(voor deze overeenkomsten, ktr.)
ophoudt te bestaan.’Ook de Poolse werknemers van Rimec Ltd zijn aangesteld voor werk in Nederland. Dit betekent dat het er voorshands voor moet worden gehouden dat voor deze werknemers Nederland het gewoonlijke werkland in de zin van artikel 8 lid 2 Rome I is. Nederland is immers het land
‘waar’zij ter uitvoering van hun arbeidsovereenkomst (gewoonlijk) hun arbeid verrichten. De situatie dat moet worden teruggevallen op het land
‘van waaruit’zij ter uitvoering van hun arbeidsovereenkomst gewoonlijk hun arbeid verrichten, doet zich hier niet voor, omdat de overeengekomen werkzaamheden uitsluitend in Nederland plaatsvinden. Ook de tweede volzin van artikel 8 lid 2 Rome I (
‘Het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht wordt niet geacht te zijn gewijzigd wanneer de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht’) leidt niet tot een andere uitkomst, omdat daarin gedoeld lijkt te worden op de situatie dat een werknemer ter uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst tijdelijk in een ander land (dan zijn gewoonlijke werkland) werkt en van hem verwacht wordt dat hij na voltooiing van zijn taak in het buitenland opnieuw arbeid in het land van herkomst verricht (vgl. overweging 36 bij Rome I). Die situatie doet zich naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter hier niet voor. In dit geval wordt slechts verwacht dat de betrokken werknemer terugkeert, maar niet dat deze na terugkeer ook arbeid verricht en al helemaal niet op basis van een dan nog doorlopende overeenkomst met de werkgever die hem in Nederland heeft geplaatst. Ten slotte is niet gesteld dat het derde of vierde lid van artikel 8 Rome I kunnen leiden tot de conclusie dat, bij gebreke van een rechtskeuze, het recht van een ander land dan Nederland van toepassing zou zijn.
‘bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken’in de zin van artikel 8 eerste lid, tweede volzin Rome I.
‘elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht.’Met deze definitie heeft de wetgever gekozen voor een organisatorische invulling van het begrip ‘onderneming’ (in de zin van de WOR, en - daarmee - in die van de WAADI) en niet voor een juridische of economische afbakening van dat begrip. [VOF] heeft de rechtsvorm van een vennootschap onder firma. Nu de vennootschap onder firma de benaming is voor de gezamenlijke vennoten in hun vennootschappelijk verband, moeten de werknemers die Ballast Nedam en Strukton voor het A2-project inzetten voor de toepassing van artikel 8 lid 1 WAADI worden geacht in dienst te zijn van het organisatorisch verband waarin ook de ter beschikking gestelde Rimec-arbeidskrachten hun werkzaamheden verrichten. De kantonrechter neemt hierbij mede in aanmerking dat de door Rimec Ltd verdedigde formeel-juridische opvatting, gebaseerd op de letterlijke bewoordingen van artikel 8 lid 1 WAADI (
‘in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt’), tekort zou doen aan de bescherming die artikel 8 WAADI in een situatie als de onderhavige aan ter beschikking gestelde arbeidskrachten beoogt te bieden. Het is niet goed voorstelbaar dat twee Nederlandse ondernemingen aan de toepasselijkheid van de WAADI kunnen ontkomen door de enkele oprichting van een VOF die zelf geen personeel in dienst heeft, maar waaraan zij wel hun eigen personeel uitlenen/ ter beschikking stellen.