Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding met 72 producties van 8 april 2014,
- de conclusie van antwoord met 6 producties,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek met de aanvullende producties 7-9.
2.De feiten
Bijgaand stuur ik u een routebeschrijving naar ons kantoor voor het afgeven van de stukken aan mevrouw mr. [B] .
Inmiddels heb ik de toevoeging voor de kosten van rechtsbijstand aangevraagd. Ik heb de Raad voor Rechtsbijstand laten weten dat ik nog een recente specificatie van uw ziektekostenpremie zal nasturen. Die in het dossier zat was van beging vorig jaar.
Hierbij stel ik U formeel aansprakelijk voor de door mijn cliënt, [eiser] wonende te [woonplaats] , geleden, nog vast te stellen, schade m.b.t. door u ten onrechte gebruikte werken nu hij daarvoor nimmer zijn uitdrukkelijke toestemming heeft verleend. Ik verwijs naar mijn laatste schrijven van 7 november 2002 met de bijlagen waarvan ik hier een afschrift insluit.
In verband met de informatie die u mij heeft gegeven, waaruit blijkt dat er inderdaad gecorrespondeerd is in 2002 omtrent uw aanspraken op uw auteursrechten, heb ik contact gehad met de advocaat van de wederpartij.
4.4. [eiser] heeft zelf zowel bij dagvaarding als ter gelegenheid van de comparitie erkend dat het van een overeenkomst of contract met betrekking tot de auteursrechtvergoedingen nooit is gekomen (…). De rechtbank neemt derhalve als vaststaand aan dat tussen partijen geen overeenkomst met betrekking tot auteursrechtvergoedingen is tot stand gekomen.
Bijgaand ontvangt u het vonnis van de Rechtbank Haarlem in uw zaak tegen [bedrijf] . Helaas zijn uw vorderingen afgewezen en bent u in de kosten van de procedure veroordeeld.
4.4. Grief 1 heeft betrekking op de vordering tot schadevergoeding en/of afdracht van winst, voor zover deze is gebaseerd op gestelde inbreuk op auteursrecht en naburige rechten. Dienaangaande heeft de rechtbank geoordeeld dat deze vordering is verjaard. [eiser] bestrijdt niet dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, de hier geldende verjaringstermijn van vijf jaar is aangevangen op 10 april 1999 (…). Met zijn grief voert [eiser] echter aan dat de verjaring is gestuit door formele aansprakelijkstelling van [bedrijf] bij brief van 9 juni 2003 van zijn toenmalige advocaat mr. [gedaagde sub 3] . (…)
Hierbij treft u een kopie aan van de brief die ik vandaag van mijn procureur heb ontvangen met daarbij het volledige arrest van het Hof Amsterdam.
Tijdens het gesprek heb ik u nadrukkelijk gevraagd wat u mij verwijt. U heeft twee punten aangegeven. Allereerst verwijt u mij dat ik de brief van 10 januari 2003 in eerste aanleg heb overgelegd. Als tweede punt verwijt u mij dat ik de zaak heb laten verjaren (…).
Doormiddel van deze brief wil ik graag reageren op de brief van dhr. [gedaagde sub 3] van 8 juli 2008 door mijn kant van het verhaal toe te lichten.
Graag zou ik van u willen vernemen om welke reden mijn zaak in 2005/2006 verloren heb.
Middels deze brief wil ik een klacht indienen tegen de heer [gedaagde sub 2] , advocaat (…).
Uit uw schrijven begrijp ik dat een aanspraak op schadevergoeding niet door u kan worden bemiddeld danwel uitspraak over worden gedaan. Hiervoor zal ik dan ook op uw advies een advocaat in de hand nemen.
Uit de stukken blijkt dat klager een gelijkluidende klacht heeft ingediend tegen mr. X. Deze klacht is bij beslissing d.d. 31 augustus 2009 van de raad van discipline te Amsterdam ongegrond verklaard. De voorzitter van het hof van discipline heeft bij beslissing van 21 oktober 2009 het hoger beroep van klager afgewezen. Het verzet tegen die beslissing is door het hof op 5 februari 2010 niet ontvankelijk verklaard.
Ik ben het niet eens met het feit dat, door toedoen van mijn toenmalige advocaten [gedaagde sub 3] en [A] , de zaak verjaard is en ik dus geen mogelijkheid meer zou hebben om mijn zaak behandeld te krijgen.
U heeft voor de heer [eiser] een procedure gevoerd in twee instanties tegen [bedrijf] , u verder naar ik aanneem, genoegzaam bekend. De heer [eiser] is van mening dat zijn belangen door u niet op de juiste manier zijn behartigd. De vorderingen van de heer [eiser] zijn uiteindelijk afgewezen door het Hof in het arrest van 30 augustus 2007 op de grond van het feit dat enerzijds tussen [bedrijf] en de heer [eiser] een overeenkomst was gesloten; anderzijds is de vordering afgewezen omdat hij niet tijdig aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van zijn schade (zie onderdeel 4.12 van het arrest). De zaak was op dat moment al bij u in behandeling.
3.Het geschil
- voor recht zal verklaren dat [gedaagden] jegens [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen ingevolge de overeenkomst van opdracht, en [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot vergoeding van zijn schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- [gedaagden] zal veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ad € 4.840,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf datum dagvaarding tot de dag van voldoening,
- [gedaagden] zal veroordelen in de deurwaarderskosten ad € 93,80, als bedoeld in artikel 240 Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf datum dagvaarding tot de dag van voldoening,
- [gedaagden] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, zal veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de achtste dag na de datum van dit vonnis,
- [gedaagden] zal veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de achtste dag na de datum van dit vonnis.
mr. [gedaagde sub 3]heeft volgens [eiser] een beroepsfout gemaakt, door:
mr. [gedaagde sub 2]heeft volgens [eiser] en beroepsfout gemaakt, door:
- [eiser] niet te informeren dat diens vordering jegens [bedrijf] reeds was verjaard toen mr. [gedaagde sub 2] het dossier onder zich kreeg,
- zich onvoldoende in het [bedrijf] -dossier in het algemeen en in het verjaringsvraagstuk in het bijzonder te verdiepen,
- te verzuimen tijdens de mondelinge behandeling, die in de procedure tussen [eiser] en [bedrijf] is gehouden, stukken in het geding te brengen ter onderbouwing van de stuiting van de verjaring van de vordering jegens [bedrijf] , en door
- in plaats daarvan op voorhand hoger beroep te adviseren om dit verzuim te herstellen, zonder daarbij een inschatting te geven van de kans op succes daarvan in relatie tot de omvang van het (proceseconomisch) risico;
[gedaagde sub 1]is volgens [eiser] aansprakelijk jegens hem, omdat [gedaagde sub 1] opdrachtnemer is en tevens omdat zij destijds werkgever was van mr. [gedaagde sub 3] en mr. [gedaagde sub 2] (en nog steeds is van mr. [gedaagde sub 2] ).
4.De beoordeling
Uitgangspunt
- het niet, althans niet aantoonbaar, schriftelijk bevestigen van alle belangrijke informatie en afspraken, zowel met betrekking tot de inhoud van het geschil met [bedrijf] als met betrekking tot de manier waarop de belangen van [eiser] werden behartigd en onder wiens verantwoordelijkheid;
- het zich niet, althans niet aantoonbaar, tijdig voldoende eigen maken van het dossier en het anticiperen op te verwachten vragen van de rechter tijdens de comparitie na antwoord; en
- het niet, althans niet aantoonbaar, analyseren van het procesrisico in eerste en tweede aanleg.
5.De beslissing
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,