Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
verblijvende te [woonplaats], [adres].
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2015, stond de verdachte terecht voor poging tot moord, bedreiging en mishandeling van een slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen afdoende grondslag boden voor een overtuigende bewezenverklaring. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer op 16 september 2014 in Lelystad. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen getuigen waren die de gebeurtenissen op de balkons of in de woning van het slachtoffer hebben gezien, waardoor het moeilijk was om de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer te verifiëren.
De rechtbank heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen. De aangever verklaarde dat hij door de verdachte was aangevallen met een klauwhamer en een bahco, terwijl de verdachte stelde dat de aangever haar had aangevallen. De rechtbank vond steun voor de verklaring van de aangever in de getuigenverklaring van een buurvrouw, maar er waren ook inconsistenties in de verklaringen die vragen opriepen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank werd genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding, waarbij de rechtbank benadrukte dat het bewijs niet overtuigend genoeg was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank hefte ook het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, wat aangeeft dat de verdachte niet langer als een gevaar voor de samenleving werd beschouwd.