ECLI:NL:RBMNE:2015:4977

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2015
Publicatiedatum
6 juli 2015
Zaaknummer
16/659911-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging moord, bedreiging en mishandeling met onduidelijke feiten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2015, stond de verdachte terecht voor poging tot moord, bedreiging en mishandeling van een slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen afdoende grondslag boden voor een overtuigende bewezenverklaring. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer op 16 september 2014 in Lelystad. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen getuigen waren die de gebeurtenissen op de balkons of in de woning van het slachtoffer hebben gezien, waardoor het moeilijk was om de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer te verifiëren.

De rechtbank heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen. De aangever verklaarde dat hij door de verdachte was aangevallen met een klauwhamer en een bahco, terwijl de verdachte stelde dat de aangever haar had aangevallen. De rechtbank vond steun voor de verklaring van de aangever in de getuigenverklaring van een buurvrouw, maar er waren ook inconsistenties in de verklaringen die vragen opriepen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

De beslissing van de rechtbank werd genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding, waarbij de rechtbank benadrukte dat het bewijs niet overtuigend genoeg was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank hefte ook het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op, wat aangeeft dat de verdachte niet langer als een gevaar voor de samenleving werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16/659911-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats] (Brits Guyana),
verblijvende te [woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek heeft laatstelijk plaatsgevonden op 19 juni 2015 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.E. Brink, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F. Rethmeier en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 16 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en na kalm beraad en rustig overleg) [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) die [slachtoffer] (terwijl hij lag te slapen, althans met gesloten ogen lag) meermalen, althans
eenmaal, met een bahco, waaraan (met duct-tape) één of meer schroe(f)(ven) en/of een (stanley)mesje en/of een (metalen) plaatje was/waren bevestigd, althans met een zwaar en/of scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 16 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een bahco, waaraan (met duct-tape) één of meer schroe(f)(ven) en/of een stanlymesje en/of een (metalen) plaatje was/waren bevestigd, althans met een zwaar en/of scherp
en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
zij op of omstreeks 16 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (klauw)hamer, althans met een hard en/of zwaar voorwerp, één of meer slaande en/of zwaaiende beweging(en) gemaakt naar, althans in de richting van, het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer];
3.
zij op of omstreeks 16 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een zaag, althans met een scherp en/of hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en de aangever hebben ieder een eigen versie van de gebeurtenissen.
Aangever verklaarde dat hij op 16 september 2015 wakker werd van een harde klap op zijn hoofd. Toen hij zijn ogen opende, zag hij verdachte, de buurvrouw, in zijn woonkamer staan. Verdachte had in haar ene hand een klauwhamer en in haar andere hand een bahco waaraan met duct-tape een aantal schroeven en een scherp en/of puntig voorwerp waren bevestigd. Verdachte maakte een slaande beweging met de klauwhamer die aangever met zijn arm kon afweren. Daarop duwde aangever verdachte de keuken in en kon hij haar de bahco afhandig maken door haar een paar klappen te geven. Verdachte haalde vervolgens met de klauwhamer uit in de richting van zijn hoofd. Deze klap kon hij afweren en het lukte hem om zijn woning uit te rennen. Op het moment dat hij terug wilde keren naar zijn woning en hij langs de woning van verdachte liep, deed verdachte haar voordeur open en maakte zij een zwaai met een zaag in zijn richting. Verdachte achtervolgde hem en in de hal van zijn woning haalde verdachte wederom uit met de zaag. Bij de lift werd hij door verdachte met de zaag tegen zijn linkerzij geslagen. Bij de uithaal die daarop volgde, raakte de zaag zijn linker bovenarm.
Verdachte verklaarde daarentegen dat aangever de confrontatie met haar had gezocht door haar, terwijl zij op haar balkon stond, tegen haar schouderbladen te trappen en haar over het balkon mee te slepen naar zijn woning. In de woning van aangever schopte en sloeg aangever haar waardoor zij in de woonkamer op de bank terecht kwam. Daar probeerde aangever haar te slaan met een geprepareerde bahco, een bahco zijzelf geprepareerd had en die normaal gesproken op haar balkon hing. In de keuken lukte het haar om de bahco van aangever af te pakken en hem daarmee in het gezicht te slaan. Vervolgens vluchtte aangever zijn woning uit en ging verdachte, eveneens via de voordeur van aangevers woning, naar haar woning. Ze opende haar voordeur met de huissleutel en pakte een koevoet en een metaalzaag uit de gangkast om zichzelf en haar dochter te beschermen. Met de zaag en de koevoet is zij voor haar deur gaan staan op het moment dat aangever voorbij liep. Ze heeft aangever niet geraakt met de zaag.
De rechtbank stelt voorop dat er geen getuigen zijn geweest die hebben gezien wat er op de balkons van aangever en/of verdachte, en in de woning van aangever is gebeurd. Van belang is derhalve of uit het dossier andere omstandigheden blijken die steun bieden voor één van de beide verklaringen.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangever steun in de getuigenverklaring van zijn buurvrouw [getuige]. Deze getuige heeft gezien dat aangever in paniek bij haar aan de deur stond en dat hij verwondingen had op zijn hoofd en lichaam. Hetgeen deze getuige over het voorval in de woning van aangever heeft gehoord, komt overeen met de verklaring van aangever. Ondersteuning van de verklaring van aangever kan tevens worden gevonden in de waarnemingen van een anonieme getuige die verdachte in de ochtend van 16 september 2014 met een op een hamer gelijkend voorwerp over de galerij heeft zien lopen. Ook het bij aangever geconstateerde letsel op zijn hoofd en lichaam kan dienen als steunbewijs voor de verklaring van aangever.
De verklaring van aangever roept bij de rechtbank echter ook vragen op. Op het balkon van verdachte, nabij het punt waar de schutting vernield was, werden bloedsporen aangetroffen afkomstig van aangever. De stellige verklaring van aangever dat hij niet op het balkon is geweest en dat hij daar niet heeft gebloed, valt daarmee vrijwel niet te rijmen. Daarnaast is er door de politie geen klauwhamer in of rondom de woningen van verdachte en aangever gevonden. De verklaring van aangever, dat hij deze hamer pas na een aantal weken onder zijn bank zag liggen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
De rechtbank stelt voorts vast dat geen van de getuigen heeft gezien dat verdachte met een zaag in de buurt van aangever geweest is of hem daarmee of anderszins heeft verwond. Er is wel een zaag bij verdachte aangetroffen, maar deze bevatte alleen bloedsporen van verdachte en niet van aangever. Dit betekent dat er evenmin antwoord is verkregen op de vraag of verdachte met een zaag heeft gezwaaid en/of aangever daarmee heeft verwond, noch op de vraag welke zaag daarbij is gebruikt.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het meeste bewijsmateriaal dat de verklaring van aangever ondersteunt niet zonder meer in strijd is met de verklaring van verdachte. Daarbij doelt de rechtbank met name op het bij aangever geconstateerde letsel. Niet valt uit te sluiten dat verdachte uit verdediging heeft gehandeld en zij aangever daarom met de bahco tegen het hoofd heeft geslagen. Ook het gegeven dat verdachte met een op een hamer gelijkend voorwerp op de galerij is gezien, geeft geen duidelijkheid over de gang van zaken op het balkon en in de woning van aangever.
De rechtbank zet ten slotte vraagtekens bij de verklaring van verdachte dat zij over de schutting naar het balkon van aangever is getrokken (of zelfs, zoals zij onder meer ter terechtzitting van 19 juni 2015 heeft verklaard, zou zijn gegooid), gelet op de relatief geringe geconstateerde schade aan de schutting en op de aard van die schutting.
Dit alles overwegende concludeert de rechtbank dat de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen afdoende grondslag bieden voor een overtuigende bewezenverklaring. Uiteindelijk is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet duidelijk komen vast te staan wat er feitelijk is gebeurd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.

5.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken. De rechtbank zal bepalen dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht kan worden.

6.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- heft het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis van verdachte met onmiddellijke ingang op;
de benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. R.D. van Heffen, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. R.C.J. Elte-Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2015.