ECLI:NL:RBMNE:2015:4920

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2015
Publicatiedatum
3 juli 2015
Zaaknummer
16/701182-14 en 16/701592-13 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname aan criminele organisatie en veroordeling voor het bezitten van gasbusjes in strafzaak tegen verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 2 juli 2015 door de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, stonden twee parketnummers centraal: 16/701182-14 en 16/701592-13. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, heling van een Audi RS4 Avant, en het voorbereiden van plofkraken. De rechtbank heeft op basis van het bewijs geoordeeld dat de deelname aan de criminele organisatie en de heling van de Audi niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdachte werd vrijgesproken van deze feiten. Wel werd hij schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van vier gasbusjes, waarvoor hij een gevangenisstraf van één week kreeg opgelegd. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte had eerder met politie en justitie te maken gehad voor soortgelijke feiten, wat de rechtbank in haar beslissing heeft meegewogen. De zitting vond plaats op verschillende data, waarbij de verdachte steeds in persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging zorgvuldig afgewogen, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de zwaardere beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701182-14 en 16/701592-13 (gevoegd ttz)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 2 juli 2015.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
Geboren op [1986] in [geboorteplaats]
Verblijvende te [adres] in [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2013, 17 en 27 november 2014, 12 februari 2015, 9 april 2015, 9 juni 2015, 10 juni 2015, 11 juni 2015, 15 juni 2015, 16 juni 2015 en 18 juni 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door zijn raadsman mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Ten aanzien van 16/701182-14 (onderzoek 09LEEUW):
Feit 1: tussen 1 juli 2013 en 1 juni 2014 samen met anderen een Audi Rs4 Avant heeft geheeld;
Feit 2:betrokken is geweest bij een (poging) tot diefstal met geweld of afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de [adres] te [woonplaats] op 23 juli 2013;
Feit 3: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 14 juli 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;
Feit 4: in de periode van 1 januari 2012 tot en met 14 juli 2014 voorbereidingshandelingen heeft verricht voor het plegen van plofkraken.
Ten aanzien van 16/701591-12 (onderzoek 09FOSSIL):
Feit 1: A. op 6 november 2012 te Wezep samen met anderen een ontploffing teweeg heeft gebracht in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
en/of
B. samen met anderen € 187.220,- heeft weggenomen van ABN-AMRO door een geldautomaat te laten ontploffen en/of met een personenauto de toegangsdeur tot de pinautomaatruimte te rammen;
Feit 2: in de periode van 26 oktober 2012 tot en met 14 december 2012 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;
Feit 3: in de periode van 31 maart 2012 tot en met 20 augustus 2013 een TomTom navigatiesysteem heeft geheeld;
Feit 4: op 20 augustus 2013 vier traangasbusjes voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van 16/701182-14 (onderzoek 09LEEUW):
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 primair, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van het telen van hennep in georganiseerd verband, tenlastegelegd onder feit 3 van parketnummer 16/701182-14, is de officier van justitie van mening dat dit gedeelte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij verzoekt de rechtbank om verdachte ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Ten aanzien van 16/701591-12 (onderzoek 09FOSSIL):
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van 16/701182-14 (onderzoek 09LEEUW):
De verdediging is van mening dat geen van de feiten zoals tenlastegelegd bij parketnummer 16/701182-14 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en verzoekt de rechtbank om verdachte hiervan vrij te spreken.
Ten aanzien van 16/701591-12 (onderzoek 09FOSSIL):
De verdediging is van mening dat de feiten 1 en 2 zoals tenlastegelegd bij parketnummer 16/701591-12 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en verzoekt de rechtbank om verdachte hiervan vrij te spreken.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de schuldheling van een TomTom navigatiesysteem (feit 3) en het voorhanden hebben van vier gasbusjes (feit 4) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen van getuige [medeverdachte 3]
De rechtbank zal hieronder allereerst ingaan op de bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen die getuige [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) heeft afgelegd in het onderzoek 09LEEUW, nu de verdediging heeft aangevoerd dat deze niet als bewijs mogen worden gebruikt.
De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat zij het ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) niet effectief heeft kunnen uitoefenen, waardoor niet gesproken kan worden van een eerlijk proces (‘fair trial’). Immers, [medeverdachte 3] heeft zich zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting op zijn verschoningsrecht beroepen en heeft geen vragen van de verdediging beantwoord. De verklaringen van [medeverdachte 3] kunnen in die situatie alleen dan voor het bewijs worden gebruikt, indien sprake is geweest van afdoende maatregelen ter compensatie van het niet effectief kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht. Slechts dan kan nog worden gesproken van een ‘fair trial’. De verdediging is van mening dat dergelijke compenserende maatregelen niet, althans onvoldoende, zijn geboden waardoor alle verklaringen die [medeverdachte 3] heeft afgelegd moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Het openbaar ministerie heeft op dit verweer niet of nauwelijks gereageerd.
De rechtbank overweegt, met inachtneming van de relevante Europese jurisprudentie, [1] het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat in geval het bewijs uitsluitend of beslissende mate berust op de verklaring van een getuige die geen vragen van de verdediging heeft beantwoord, niet per definitie sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld artikel 6 EVRM. De verklaring van een dergelijke getuige behoeft dus niet altijd te worden uitgesloten van gebruik voor het bewijs.
Voor de beoordeling of sprake is van een schending van artikel 6 EVRM, geeft de Europese jurisprudentie een toetsingskader. Op basis daarvan onderscheidt de rechtbank de volgende vragen:
1. Wat is de reden van het niet effectief kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht?
2. Wat is het gewicht van de betwiste verklaringen in de bewijsconstructie (is de verklaring ‘sole and decisive’)?
3. Zijn compenserende factoren aanwezig, waaronder sterke procedurele waarborgen die een eerlijke en deugdelijke waardering van het bewijs mogelijk maken?
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Ad 1 De getuige [medeverdachte 3] is opgeroepen voor verhoor bij de rechter-commissaris en als getuige ter zitting. Beide keren is hij verschenen. Bij beide gelegenheden zijn hem meerdere vragen gesteld, maar heeft hij alleen willen bevestigen dat hij de waarheid heeft gesproken toen hij bij de politie werd verhoord en dat de verklaringen die hij ten overstaan van de politie heeft afgelegd juist zijn. Voor het overige heeft hij zich beroepen op zijn verschoningsrecht, omdat hij zelf ook verdachte is in de onderhavige strafzaak.
De rechtbank stelt vast dat met het oproepen van [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris en voor de terechtzitting is getracht de verdediging in de gelegenheid te stellen om [medeverdachte 3] te kunnen ondervragen, maar dat de verdediging het ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6 EVRM niet effectief heeft kunnen uitoefenen omdat [medeverdachte 3] zich op het hem wettelijk toekomende verschoningsrecht heeft beroepen. De reden voor het niet horen van de getuige is derhalve legitiem.
Ad 2 De rechtbank stelt vast dat de betwiste verklaringen van getuige [medeverdachte 3] op onderdelen doorslaggevend dan wel van zeer groot belang zijn en als ‘sole and decisive’ kunnen worden aangemerkt. Daarom moet sprake zijn van voldoende compenserende maatregelen om het recht op een eerlijk proces te kunnen waarborgen.
Ad 3 Met betrekking tot de vraag of sprake is van voldoende compenserende maatregelen acht de rechtbank van belang dat de verdediging:
( a) bekend was met zowel de identiteit als de persoon van de getuige en zijn
bijzondere persoonskenmerken;
( b) aan de rechtbank heeft kunnen uitleggen waarom de
verklaringen van deze getuige naar haar idee onbetrouwbaar zijn en
( c) de mogelijkheid heeft gehad alternatieve scenario’s aan de rechtbank te
schetsen.
Dit zijn compenserende maatregelen als bedoeld in de Europese jurisprudentie [2] en naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldoende compensatie geboden om het proces in zijn geheel als eerlijk aan te kunnen merken.
Gelet op voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 3] niet
op voorhandvolledig dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Wel zal de rechtbank deze verklaringen met de nodige terughoudendheid en behoedzaamheid meewegen en per tenlastegelegd feit beoordelen of en in hoeverre de verklaring van [medeverdachte 3] tot het bewijs kan worden gebruikt.
4.3.2
De vrijspraken
Parketnummer 16/701182-14 (onderzoek 09LEEUW)
Ten aanzien van feit 1‘heling van een Audi Rs4 Avant’
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van een Audi Rs4 Avant.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier is op te maken dat de telefoon van verdachte in de tenlastegelegde periode op twee verschillende momenten aanstraalt in de buurt van de garagebox in [woonplaats], waar de gestolen Audi Rs4 Avant staat. Daarnaast blijkt uit onderzoek van het NFI dat op de stoelbediening aan de linkerzijde van de bestuurderstoel van deze Audi, een spoor wordt aangetroffen dat celmateriaal bevat van (onder andere) verdachte.
Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat verdachte de Audi Rs4 Avant voorhanden heeft gehad en daarbij bovendien wist of moest vermoeden dat deze gestolen was. De rechtbank acht het feit derhalve niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2‘(poging tot) woningoverval dan wel afpersing’
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij samen met anderen een diefstal met geweld heeft gepleegd of personen heeft afgeperst danwel dat hij dit heeft proberen te doen danwel dat hij medeplichtig is geweest aan die diefstal met geweld of afpersing danwel aan de poging daartoe.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de dag van de overval bij de garagebox is geweest waar de Audi stond die later die avond voor de overval aan de [adres] in [woonplaats] is gebruikt. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij de eigenaar was van het baken dat aan deze Audi was bevestigd. Uit het dossier blijkt dat dit baken op de avond van de overval aanwezig was aan de [adres] in [woonplaats]. Verdachte betwist dit niet, maar verklaart dat hij het baken had uitgeleend aan iemand anders en ontkent alle betrokkenheid bij de overval en zijn wetenschap daarvan ten tijde van het uitlenen van het baken.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier telecomgegevens aanwezig zijn, waaruit de locatie van de telefoon van verdachte door een technisch defect juist in de periode rond de overval niet blijkt, zodat het scenario dat [verdachte] heeft geschetst hiermee niet wordt weersproken
Het is op zijn minst genomen verdacht dat verdachte op de dag van de overval bij de garagebox was waar de Audi stond en dat het baken op de locatie van de overval aanwezig is geweest. Maar hiermee is nog niet vast te stellen dat het verdachte is geweest die betrokken was bij het strafbare feit. Op grond van de telecomanalyse die zich in het dossier bevindt en waarop de officier van justitie een bewezenverklaring baseert, kan de rechtbank niet vaststellen dat het baken en de telefoon de hele avond bij elkaar zijn gebleven en dat verdachte derhalve (in tegenstelling tot zijn eigen verklaring) op de [adres] aanwezig is geweest.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het strafbare feit heeft gepleegd en spreekt hem hiervan vrij.
Ten aanzien van feiten 3 en 4‘deelname aan een criminele organisatie en voorbereidingshandelingen’
De officier van justitie heeft ten aanzien van de betrokkenheid bij hennepteelt verzocht dit gedeelte weg te strepen uit de tenlastelegging. De verdediging heeft daarom ook geen verweer gevoerd op dit punt. De rechtbank heeft evenmin bewijsmiddelen voor betrokkenheid van verdachte bij hennepteelt aangetroffen zal hier dan ook geen nadere overweging aan wijden en verdachte op dat punt vrijspreken.
Aan verdachte is onder feit 3 tenlastegelegd dat hij zich in de periode van 1 januari 2012 tot 14 juli 2014 heeft schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van verschillende soorten misdrijven, zoals opgesomd in de tenlastelegging, waarbij de officier van justitie nadrukkelijk de plofkraak te Wezep op 6 november 2012 heeft uitgesloten. Deze plofkraak is tenlastegelegd bij de dagvaarding met betrekking tot het politie-onderzoek “09Fossil”.
Daarnaast is hem onder feit 4 tenlastegelegd dat hij samen met anderen voorbereidingen heeft getroffen voor het plegen van plofkraken.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling terzake deelneming aan een criminele organisatie dient te worden vastgesteld dat sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [3]
Zoals hierna wordt toegelicht is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van misdrijven.
Volgens de officier van justitie hebben [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [verdachte] en mogelijk anderen deelgenomen aan een criminele organisatie die -kort gezegd- tot doel had het plegen van ripdeals, het plegen van plofkraken en het verrichten van voorbereidingshandelingen hiertoe, het helen van personenauto’s, het gebruik van jammers en het voorhanden hebben van vuurwapens.
In de strafzaken tegen verdachte en zijn medeverdachten acht de rechtbank (voor zover hier relevant) wettig en overtuigend bewezen dat -kort gezegd- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ieder een jammer hebben gebruikt, dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gezamenlijk een vuurwapen en wissellopen voorhanden hebben gehad, dat [medeverdachte 3] een BMW heeft geheeld en dat [medeverdachte 1] twee Audi’s heeft geheeld.
Uit het dossier zou voorts kunnen worden opgemaakt dat [medeverdachte 2] eveneens bij de heling van één van deze twee Audi’s is betrokken (hetgeen hem niet ten laste is gelegd).
Uit deze strafbare feiten en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen vloeit niet zonder meer het bewijs voort voor het bestaan van een criminele organisatie. Vastgesteld kan worden dat een aantal van de verdachten soortgelijke delicten hebben gepleegd en dat enkele feiten door bepaalde medeverdachten gezamenlijk zijn gepleegd. Van het bestaan van een gestructureerd samenwerkingsverband, zoals vereist voor het aannemen van een criminele organisatie, blijkt uit de bewijsmiddelen echter niet.
Vervolgens staat ter beoordeling of uit het dossier blijkt van andere omstandigheden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een criminele organisatie. Immers, ook concrete feitelijke handelingen die op zichzelf geen strafbaar feit opleveren, kunnen leiden tot het aannemen van het bestaan van een criminele organisatie indien deze handelingen zijn verricht met het oogmerk om bij te dragen aan een crimineel samenwerkingsverband.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Uit het dossier blijkt dat de door [medeverdachte 1] geheelde Audi’s en het vuurwapen en de wissellopen die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorhanden hebben gehad zijn aangetroffen in garageboxen die op naam van [medeverdachte 3] zijn gehuurd. Daarnaast heeft [medeverdachte 3] een aantal andere garageboxen gehuurd, waarin respectievelijk een gasfles, een motorzaag, mokers, een vuurwapen, een jammer en een andere gestolen Audi (waarvan niet kan worden vastgesteld dat deze door één van de betrokken verdachten is geheeld) zijn aangetroffen. Op drie plaatsen zijn op elkaar gelijkende tassen aangetroffen.
Voorts blijkt uit het dossier dat de Audi Rs4 Avant, die [medeverdachte 1] heeft geheeld, betrokken is geweest bij een ripdeal aan de [adres] in [woonplaats] en dat bij deze ripdeal gebruik is gemaakt van een baken dat eigendom was van [verdachte].
Verder blijkt uit het dossier dat bij een bank in Beuningen een poging tot plofkraak heeft plaatsgevonden en dat op dezelfde dag is ingebroken bij een hondenschool in Weurt, in de nabijheid van Beuningen, waarbij goederen zijn aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met plofkraken, waaronder schroevendraaiers en een scooter. Op één van de schroevendraaiers en op de sleutel van de scooter is een DNA mengprofiel aangetroffen. Het celmateriaal
kanvolgens het NFI-rapport afkomstig zijn van [verdachte] en [medeverdachte 2].
Tot slot blijkt uit het dossier dat de betrokken verdachten elkaar kennen en dat enkele van hen gezamenlijk gebruik hebben gemaakt van (een aantal) auto’s (niet zijnde gestolen auto’s).
Het bovenstaande rechtvaardigt weliswaar een verdenking van betrokkenheid van verdachte en/of zijn medeverdachten bij bepaalde misdrijven, zoals het plegen van plofkraken of ripdeals, maar levert, ook bezien in onderling verband en bezien in verband met de bewezenverklaarde strafbare feiten, geen daadwerkelijk bewijs op van het treffen van voorbereidingshandelingen voor het plegen van plofkraken, dan wel van deelname aan een criminele organisatie. Dit laatste alleen al vanwege het feit dat van een gestructureerd samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 140 Wetboek van Strafrecht niet is gebleken.
Daar komt nog bij dat de hiervoor genoemde feitelijke omstandigheden, afgezien het gebruik van de Audi Rs4 Avant bij de ripdeal aan de [adres] en het aangetroffen DNA-mengprofiel in Weurt, niet te verbinden zijn aan een concreet gepleegd of beraamd strafbaar feit.
Met betrekking tot de ripdeal aan de [adres] in [woonplaats], waarbij de Audi Rs4 Avant is gebruikt, geldt dat niet is gebleken van betrokkenheid van verdachte en/of zijn medeverdachten bij deze ripdeal. [verdachte] heeft gezegd dat hij het baken ten tijde van de overval had uitgeleend. Dit levert onvoldoende houvast op om betrokkenheid van verdachte vast te stellen, dan wel om vast te stellen dat [verdachte] het baken opzettelijk heeft uitgeleend met als doel het plegen van diefstallen en ripdeals.
Ten aanzien van de plofkraak in Beuningen tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat het DNA mengprofiel, dat mogelijk afkomstig kan zijn van [verdachte] en [medeverdachte 2], is aangetroffen op verplaatsbare goederen van algemene aard, namelijk een schroevendraaier en een scootersleutel. Op basis hiervan kan hun betrokkenheid bij dit feit of bij de voorbereiding daarvan niet zonder meer worden vastgesteld.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 3] zou afgeleid kunnen worden dat de goederen die zich bevonden in de garageboxen, daar aanwezig waren ten behoeve van het plegen van plofkraken. Gelet op hetgeen onder 4.3.1 is overwogen zal de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 3] met terughoudendheid bezien. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 3] op deze punten onvoldoende specifiek, concreet en gedragen door andere bewijsmiddelen om deze hier voor het bewijs te gebruiken.
Slotsom van het voorgaande is dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om aan te nemen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorbereiden van of plofkraken en dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op –kort gezegd- het plegen van ripdeals, het plegen van plofkraken en het verrichten van voorbereidingshandelingen hiertoe, het helen van personenauto’s, het gebruik van jammers en het voorhanden hebben van vuurwapens.
Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van feit 2 en feit 3.
Parketnummer 16/701591-12 (onderzoek 09FOSSIL):
Ten aanzien van feit 1‘plofkraak te Wezep op 6 november 2012’
De rechtbank acht het plegen van de onder feit 1 ten laste gelegde plofkraak in Wezep niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt. Een belangrijke schakel in het bewijs is het telefoonnummer *[telefoonnummer], waarvan is gebleken dat dit enkel is gebruikt bij de voorbereiding en het plegen van de plofkaak in Wezep. Verdachte betwist echter dat dit telefoonnummer aan hem toebehoort of heeft toebehoord.
De politie koppelt het nummer *[telefoonnummer] aan verdachte. Tot deze conclusie komt de politie doordat het telefoonnummer op 1 november 2012 verschillende keren een telefoonmast aanstraalt in de omgeving van Lijnden, de plaats waar de loods is gevestigd die gebruikt lijkt te zijn bij de voorbereiding van de plofkraak. Op de opgenomen beelden van de loods in [woonplaats] wordt vervolgens gezien dat op deze tijdstippen een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] komt aanrijden. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte de gebruiker is van dit voertuig. Uit het dossier en uit de verklaring van verdachte volgt echter ook dat verdachte niet de enige gebruiker van deze auto is. Niet met zekerheid kan dus worden vastgesteld dat verdachte ook de gebruiker is geweest van de auto op 1 november 2012, op het moment dat de auto op de camerabeelden wordt gezien.
Daarnaast blijkt het nummer *[telefoonnummer] op 1 november 2012 diverse malen een mast aan te stralen in de omgeving van Assendelft, de plaats waar de garagebox zich bevindt die ook gebruikt lijkt te zijn bij de plofkraak. Op de opgenomen beelden van de garagebox in [woonplaats] blijken rond de tijdstippen van het aanstralen van het telefoonnummer twee mannen te zien te zijn. Eén van de mannen vertoont volgens de politie qua postuur en haardracht sterke gelijkenis met verdachte. In het dossier zijn twee afdrukken van de camerabeelden gevoegd die zeer onduidelijk zijn. De rechtbank acht deze herkenning gelet hierop, en gelet op het feit dat de politie zegt dat de man slechts qua postuur en haardracht gelijkenis vertoont met verdachte, te zwak en niet bruikbaar voor het bewijs.
Het feit dat verdachte in de periode voorafgaand aan de plofkraak op 6 november 2012 meermalen in de omgeving van de loods in [woonplaats] en de garagebox in [woonplaats] is gezien en het feit dat DNA-sporen van verdachte zijn aangetroffen op het schoeisel in de twee auto’s die zijn gebruikt bij de plofkraak, is onvoldoende om vast te stellen dat verdachte de plofkraak ook daadwerkelijk heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt niet van bewijsmiddelen dat er een verdenking is dat verdachte op een andere wijze dan door feitelijk betrokken te zijn bij de uitvoering zelf, betrokken zou zijn geweest bij dit strafbare feit.
Ten aanzien van feit 2‘deelname aan een criminele organisatie’
De officier van justitie heeft in zijn requisitoir aangegeven dat de criminele organisatie ziet op een samenwerkingsverband gericht op het plegen van de plofkraak in Wezep op 6 november 2012. Zoals de rechtbank hiervoor onder feit 1 heeft overwogen, kan de betrokkenheid van verdachte als medepleger van deze plofkraak niet worden vastgesteld. Desondanks is het denkbaar dat iemand deelneemt aan een criminele organisatie door feitelijke handelingen te verrichten die op zichzelf geen strafbaar feit opleveren, maar wel een bijdrage leveren aan die criminele organisatie danwel aan de door die organisatie gepleegde of beraamde misdrijven. Hiervan is echter niet gebleken. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
Ten aanzien van feit 3‘heling van een navigatiesysteem’
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van een TomTom navigatiesysteem. Verdachte betwist dat hij wetenschap had van het feit dat de TomTom in het dashboardkastje van de Volkswagen Polo lag en heeft verklaard dat meerdere mensen gebruik maakten van deze auto. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de TomTom voorhanden heeft gehad en ook overigens niet is vast te stellen dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen wist of moest vermoeden dat het navigatiesysteem van diefstal afkomstig was, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 ten laste gelegde. Verdachte zal van dat feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4‘voorhanden hebben van vier gasbusjes’
Aangezien verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen. [4]
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van doorzoeking van de woning aan het [adres] te [woonplaats], met bijbehorende beslaglijst [5] ;
- het proces-verbaal van doorzoeking van de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] [6] ;
- het proces-verbaal van categorisering op grond van de Wet Wapens en Munitie [7] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 juni 2015 [8] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte ten aanzien van feit 4 (parketnummer 16/701592-13 (onderzoek 09BRFossil)):
op 20 augustus 2013 te Naarden vier gasbusjes, telkens zijnde een voorwerp bestemd
voor het treffen van personen met een weerloosmakende en/of traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

7.De strafbaarheid van verdachte

Het feit en verdachte is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten een gevangenisstraf van zeven jaren zal worden opgelegd met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 16/701182-14 en de feiten 1 en 2 onder parketnummer 16/701592-13. Ten aanzien van feiten 3 en 4 onder parketnummer 16/701592-13 heeft de verdediging geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vier gasbusjes (pepperspray). Het voorhanden hebben van wapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en kan gevoelens van angst en onrust veroorzaken.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van 29 april 2015, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd is, gelet op het hierboven genoemde. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van één week opleggen met aftrek van het voorarrest.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn in de zaak 09BRFossil de goederen in beslag genomen zoals omschreven op de beslaglijst die als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op de goederen met nummers 1 tot en met 3 rust conservatoir beslag. De rechtbank neemt daarom over die goederen geen beslissing. Het conservatoire beslag zal worden gehandhaafd.
De goederen met nummers 6 tot en met 38 en 40 tot en met 43 dienen te worden geretourneerd aan verdachte.
Het goed met nummer 39 dient te worden geretourneerd aan de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraken
  • Spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 16/701182-14 tenlastegelegde feiten 1, 2, 3 en 4.
  • Spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 16/701592-13 tenlastegelegde feiten 1, 2 en 3.
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Strafbaarheid
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 week.
- Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in minder gebracht zal worden.
Beslag (parketnummer 16/701592-13)
  • Gelast de teruggave aan verdachte van de goederen met nummers 6 tot en met 38 en 40 tot en met 43;
  • Gelast de teruggave aan de rechthebbende van het goed met nummer 39.
Voorlopige hechtenis (inzake 16/701182-14)
- Heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter,
mrs. E.A.A. van Kalveen en A.R. Creutzberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Ten aanzien van 16/701182-14: (onderzoek 09LEEUW)
1.
(zaaksdossier 3)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot en met 1 juni 2014 te Bilthoven en/of te Nieuwegein en/of te Zeist en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens)
- een Audi RS4 Avant heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto (merk Audi) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen)
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(zaaksdossier 3)
Primair
hij op of omstreeks 23 juli 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning, gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een of meer (aluminium) zak(ken) hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer (aluminium) zak(ken) hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn medader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die vuilniszak(ken) hennep onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een ruit van de voordeur van voornoemde woning ingeslagen), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (terwijl hij/zij (een) bivakmuts(en) ophad(den)) (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of
-(hierbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "politie, politie" en/of "politie, politie, ga op de grond liggen", althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
-een deken over die [slachtoffer 1] heen heeft/hebben gegooid en/of aan het t-shirt van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 23 juli 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
-met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning, gelegen aan de [adres]) heeft/hebben weggenomen een of meer (aluminium) zak(ken) hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], althans aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
-met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een of meer (aluminium) zak(ken) hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte, waarbij die onbekend gebleven perso(o)n(en) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die vuilniszak(ken) hennep onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (immers heeft/hebben die onbekend gebleven perso(o)n(en) een ruit van de voordeur van voornoemde woning ingeslagen), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die onbekend gebleven perso(o)n(en)
(terwijl hij/zij (een) bivakmuts(en) ophad(den)) (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of
-(hierbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "politie, politie" en/of "politie, politie, ga op de grond liggen", althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
-een deken over die [slachtoffer 1] heen heeft/hebben gegooid en/of aan het t-shirt van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op of omstreeks 23 juli 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de (personen)auto (merk Audi, (vals) kenteken [kenteken]) ter beschikking te stellen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 23 juli 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer (aluminium) zak(ken) hennep, althans een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
-ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een of meer (aluminium) zak(ken) hennep, althans een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan naam [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, een ruit van de voordeur van voornoemde woning heeft/hebben ingeslagen en/of met (een) bivakmuts(en) op
(meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of
-(hierbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "politie, politie" en/of "politie, politie, ga op de grond liggen", althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
-een deken over die [slachtoffer 1] heen heeft/hebben gegooid en/of aan het t-shirt van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 23 juli 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
-ter uitvoering van het door die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer (aluminium) zak(ken) hennep, althans een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld
tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk temaken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
-ter uitvoering van het door die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een of meer (aluminium) zak(ken) hennep, althans een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan naam [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte, een ruit van de voordeur van voornoemde woning heeft/hebben ingeslagen, met (een) bivakmuts(en) op (meermalen)
-een of meer (vuur)wapen(s), althans een of meer op (een) (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of
-(hierbij) heeft/hebben geroepen/gezegd: "politie, politie" en/of "politie, politie, ga op de grond liggen", althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
-een deken over die [slachtoffer 1] heen heeft/hebben gegooid en/of aan het t-shirt van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij en/of tot het plegen van welk(e) voorgenomen misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op of omstreeks 23 juli 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de (personen)auto (merk Audi, (vals) kenteken [kenteken]) ter beschikking te stellen.
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
(zaaksdossier 7)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 14 juli 2014 te Bilthoven en/of Zeist en/of Utrecht en/of Bunnik en/of Sint Oedenrode en/of
Nieuwegein en/of Groot-Ammers en/of Hilversum en/of Empel en/of te Beuningen, in elk geval (op een of meer plaats(en)) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke gevormd werd door hem, verdachte en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van hennep (strafbaar gesteld in artikel 3 onder B en/of C van de Opiumwet) en/of
- het plegen van een of meer (poging(en) tot) diefstal(len) en/of afpersing(en) met geweld en/of bedreiging(en) met geweld van een of meer hoeveelhe(i)d(en) hennep (strafbaar gesteld in artikelen (45 juncto) 310 juncto 312 juncto 317 Wetboek van Strafrecht) en/of voorbereidingshandelingen hiertoe (strafbaar gesteld in artikel 46 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen van plofkraken (strafbaar gesteld in artikelen 310 juncto 311 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 157 Wetboek van Strafrecht) en/of voorbereidingshandelingen hiertoe (strafbaar gesteld in artikel 46 Wetboek van Strafrecht) [NIET zijnde de plofkra(a)k(en) op of omstreeks 6 november 2012 te Wezep en/of op of omstreeks 14 december 2012 te Zwolle] en/of
- het helen van personenauto's (strafbaar gesteld in artikel 416 en/of artikel 417bis Wetboek van Strafrecht) en/of
- het voorhanden hebben van een of meer (vuur)wapen(s) (strafbaar gesteld in artikel 13 en/of 26 Wet Wapens Munitie).
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 14 juli 2014 te Bilthoven en/of Zeist en/of Utrecht en/of Bunnik en/of Sint Oedenrode en/of Nieuwegein en/of Groot-Ammers en/of Hilversum en/of Empel en/of te Beuningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het plegen van plofkraken (strafbaar gesteld in artikelen 310 juncto 311 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 157 Wetboek van Strafrecht) opzettelijk een of meer (snelle) (personen)auto('s) en/of scooter(s) en/of een hoeveelheid (vuur)wapen(s) en/of jammer(s) en/of een hoeveelheid plofkraakgerelateerde goederen (waaronder een kettingzaag en/of een of meer taser(s) en/of een hoeveelheid gereedschap en/of een of meer valse kentekenpla(a)t(en) en/of gasflessen en/of een elektriciteitssnoer (met daaraan een (zogenaamde) lans) heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad.
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van 16/701592-13: (onderzoek 09FOSSIL)
1.
(zaakdossier 6)
A.
hij op of omstreeks 06 november 2012 te Wezep, gemeente Oldebroek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (middels een slang/pijp) gas en/of een brandbare en/of voor explosie vatbare vloeistof vanuit/vanaf een (gas)fles, althans een fles gevuld met gas en/of een brandbare en/of voor explosie vatbare vloeistof, in/via een geldautomaat en/of in een bij die geldautomaat behorende kluis gebracht/getransporteerd en/of (vervolgens) dat gas en/of die brandbare vloeistof en/of de ontstane (explosieve) gaswolk (middels een ontstekingsmechanisme en/of [open] vuur) ontstoken, ten gevolge waarvan voornoemde gas/vloeistof en/of gaswolk en/of die (gas)fles en/of (vervolgens) die geldautomaat en/of die kluis en/of de deur van de geldautomaat en/of (een deel van) de pui/muur geheel of gedeeltelijk is/zijn ontploft, in elk geval een ontploffing is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of kluis en/of de ruimte waarin die geldautomaat en/of kluis zich bevond(en) en/of aangrenzende en/of nabij die ruimte gelegen (winkel)panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
en/of
B.
hij op of omstreeks 06 november 2012 te Wezep, gemeente Oldebroek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een de kluis van een geldautomaat heeft weggenomen een of meer geldcassettes met daarin (in totaal) 187.220,00 euro, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN AMRO bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming door
-(middels een slang/pijp) gas en/of een brandbare en/of voor explosie vatbare vloeistof vanuit/vanaf een (gas)fles, althans een fles gevuld met gas en/of een brandbare en/of voor explosie vatbare vloeistof, in/via een geldautomaat en/of in een bij die geldautomaat behorende kluis te brengen/transporteren en/of
-(vervolgens) dat gas en/of die brandbare vloeistof en/of de ontstane (explosieve) gaswolk (middels een ontstekingsmechanisme en/of [open] vuur) te ontsteken, ten gevolge waarvan voornoemde gas/vloeistof en/of gaswolk en/of die (gas)fles en/of (vervolgens) die geldautomaat en/of die kluis en/of de deur van de geldautomaat en/of (een deel van) de pui/muur geheel of gedeeltelijk is/zijn ontploft, in elk geval een ontploffing is ontstaan,
en/of
-met een personenauto en/of een balk/een bok, althans met een (ram)constructie, de toegangsdeur tot de pinautomaatruimte en/of de gevel open te drukken en/of te rammen, althans te vernielen en/of
-een betonnen paal voor de pinautomaat uit het trottoir te drukken, althans te vernielen.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2012 tot en met 14 december 2012 te Wezep, gemeente Oldebroek, en/of Zwolle en/of Maarssen en/of Naarden en/of Lijnden en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatie bestaande uit hemzelf, verdachte, en/of [A] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van plofkraken, althans diefstallen met braak (als bedoeld in artikel 311 Wetboek van Strafrecht) door middel van en/of voorafgegaan door en/of vergezeld van het teweegbrengen van een ontploffing (als bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht).
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(zaakdossier 14)
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2012 tot en met 20 augustus 2013 te Naarden en/of Huizen, althans in Nederland, een TomTom navigatiesysteem, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd navigatiesysteem wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, althans door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
art 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
(zaakdossier 15)
hij op of omstreeks 20 augustus 2013 te Naarden, althans in het arrondissement Midden Nederland, vier, althans een of meer gasbusje(s), (telkens) zijnde een voorwerp bestemd
voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Zie Al-Khawaja & Tahery t. Verenigd Koninkrijk, EHRM 20 januari 2009, nrs. 26766/05 en 22228/06, Schatschaschiwili t. Duitsland, EHRM 17 april 2014 nr. 9154/10, Horncastle t. Verenigd Koninkrijk, EHRM 16 maart 2015 nr. 4184/10 en Vidgen t. Nederland, EHRM 10 juli 2012 nr. 29353/06.
2.Horncastle t. Verenigd Koninkrijk EHRM 16 maart 2015 nr. 4184/10.
3.Hoge Raad 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5132.
4.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 1309101300 (onderzoek 09BRFOSSIL) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Het proces-verbaal van doorzoeking van de woning locatie C, d.d. 20 augustus 2013, p. 1360-1361, met bijbehorende beslaglijst p. 1369-1371.
6.Het proces-verbaal van doorzoeking personenauto, d.d. 20 augustus 2013, p. 1367-1368.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 oktober 2013, p. 3003-3004.
8.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 juni 2015.