Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
De officier van justitie baseert zich daarbij in het bijzonder op de volgende feiten en omstandigheden: de aangifte en de herkenning van de schutter door het slachtoffer [slachtoffer 1], het gegeven dat [slachtoffer 1] direct aan het tweede slachtoffer [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [verdachte] de schutter was, het gegeven dat [verdachte] toentertijd een auto bezat die gelijkend was op de auto die op de camerabeelden van het schietincident is te zien, en tot slot de zendmastgegevens, waaruit blijkt dat de telefoon van [verdachte] op de avond van het schietincident relatief dichtbij de plaats delict is gebruikt. De officier van justitie is op grond van het voorgaande van mening dat de aangifte voldoende door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund.
Op grond van de aangifte en de onderling verschillende getuigenverklaringen is het onmogelijk om vast te stellen welke auto door de schutter is gebruikt. Verder reed [verdachte] op de betreffende avond niet in zijn eigen auto, maar in een auto van een bekende van hem.
5.Het beslag
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten 1 en 2.