ECLI:NL:RBMNE:2015:4023

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
16.660123-14 en 16.659644-13 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met opzet op zwaar lichamelijk letsel

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1973 in Marokko, die op 28 september 2014 in Lelystad opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wat wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte een gebroken neus en meerdere bloeduitstortingen opgelopen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de aangifte van het slachtoffer en de getuigenverklaring van een getuige die heeft verklaard dat de verdachte het slachtoffer meerdere keren met kracht heeft geslagen. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, maar de rechtbank heeft dit verwerpt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. O. Bolluyt, en de officier van justitie, mr. H.J. Starrenburg, heeft de vordering ingediend. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en verslavingsproblematiek. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft daarnaast de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gelast, om de veiligheid van de verdachte en anderen te waarborgen. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank is toegewezen tot een bedrag van € 706,28, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf afgewezen, in verband met de beslissing om de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.660123-14 en 16.659644-13 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Marokko),
verblijvende te PPC Den Haag.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 maart 2015, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. O. Bolluyt, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Starrenburg en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 28 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal, (met kracht) met een vuist tegen het oog en/of de neus, in elk geval tegen het gezicht, van die [benadeelde] heeft gestompt/geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 28 september 2014 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [benadeelde] meermalen, althans éénmaal (met kracht) met een vuist tegen het oog en/of de neus, in elk geval tegen het gezicht heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige]. Uit de letselverklaring en uit de verklaring van getuige [getuige] volgt dat verdachte aangever meerdere keren heeft geslagen. Verdachte heeft met kracht en op dusdanige wijze geslagen dat hij hiermee de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Niet is komen vast te staan dat aangever meerdere malen is geslagen. Aangever heeft hierover wisselend verklaard en de vraag is in hoeverre de verklaring van getuige [getuige] betrouwbaar is. Ook de letselverklaring is niet doorslaggevend, nu deze dateert van enkele dagen na het incident.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Aangever [benadeelde] heeft bij de politie het volgende verklaard:
“Op zondag 28 september 2014 (…) bevond ik mij in de [adres] ter hoogte van nummer 3[[adres]]
(…) Ik draaide mij om en zag de persoon, die ik herken van het Leger des Heils en van de methadonkliniek (…) Ik ken de manspersoon als [verdachte]. (…) Ik zag dat [verdachte] zijn arm (…) naar achteren bracht en met kracht weer naar voren bracht. Ik voelde een brandende pijn bij mijn ogen, net boven mijn neusbrug. (…) Ik hoorde [verdachte] zeggen, met woorden gelijkend: En nu geef ik je een goede. Ik zag niets, maar voelde plots een dreun door mijn hele hoofd. Ik werd duizelig en dacht om te gaan vallen. Ik werd misselijk en kreeg hevige pijn aan mijn gezicht. (…) Ik weet dat het zwart voor mijn ogen werd. Ik voelde dat ik viel.” [2]
Op 26 november 2014 heeft aangever [benadeelde] [verdachte] op een aan hem getoonde foto herkend als de persoon die hem mishandeld had. [3]
Uit de geneeskundige verklaring van 2 oktober 2014 volgt dat bij [benadeelde] het volgende letsel is geconstateerd:
“SEH diagnose (…) Daar werd een brilhematoom (brilvormige bloeduitstorting rond de ogen) geconstateerd, waarbij betrokkene de ogen nauwelijks kon openen. Verder werden er bloeduitstortingen op het jukbeen en de neusbrug geconstateerd (…) Er werd een fractuur van de neus geconstateerd.(…)
Schatting duur genezing zichtbare letsels 3 weken
Schatting duur genezing overige letsels 6 weken”. [4]
Getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris als volgt verklaard:
“Toen ik aankwam rijden werd die knaap geslagen. (…) Midden op zijn gezicht. Die jongen stond gebukt, die gozer bleef maar doorslaan. Hij heeft hem meerdere keren geslagen. Nadien waren zijn ogen ook blauw. (…) Toen die jongen gebukt stond, zag ik dat er bloed op de grond kwam. En behoorlijk ook. (…) U vraagt mij waar die klappen kwamen die daarna volgden. Ook op zijn gezicht, op zijn neus. (…) Hij sloeg hem met onderhandse slag, hij bleef gewoon doorbeuken.” [5]
De rechtbank stelt op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte het slachtoffer meerdere keren heeft geslagen. Uit de aangifte en de verklaring van [getuige] volgt dat dit slaan met behoorlijke kracht heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer heeft door het handelen van verdachte behoorlijk letsel opgelopen in zijn gezicht, te weten een gebroken neus en meerdere bloeduitstortingen rondom de neus en ogen.
Het meermalen hard in het gezicht slaan of stompen kan ook nog zwaarder letsel, in de zin van zwaar lichamelijk letsel, tot gevolg hebben en vormt daarom een uitvoeringshandeling van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het handelen van verdachte moet, gezien de uiterlijke verschijningsvorm – het meermalen met een onderhandse beweging inslaan op het gezicht van het slachtoffer, door getuige ook beuken en rammen genoemd – geacht worden op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn geweest.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zodat de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank merkt daarbij nog op dat zij bewezen acht dat het slaan met gebalde vuist heeft plaatsgevonden, gelet op de door getuige [getuige] gebruikte termen van ‘beuken’ en ‘rammen’, de door aangever [benadeelde] gehanteerde term ‘dreun’ en vanwege de aard van het geconstateerde letsel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Primair
hij op 28 september 2014 te Lelystad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met kracht met een vuist tegen het oog en de neus van die [benadeelde] heeft gestompt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Primair
Poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID

De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Rapport van 5 februari 2015, opgesteld door psychiater D.C.W.H. Naus en klinisch psycholoog drs. W.J.L. Lander.
Volgens Naus is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis, te weten schizofrenie van het gedesorganiseerde type, gecombineerd met verslavingsproblematiek, en bestond deze problematiek ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte is gedesorganiseerd, heeft grote moeite met logisch redeneren, heeft nauwelijks vaardigheden om op een gezonde manier met conflicten of stress om te gaan en kampt met oordeels- en kritiekstoornissen. Het geweten van verdachte is beperkt te noemen. Verdachte kon derhalve niet of nauwelijks over zijn vrije wil beschikken ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten. Het advies is om verdachte in ieder geval sterk verminderd toe te rekenen, waarbij een ontoerekeningsvatbaarheid zeker niet kan worden uitgesloten.
Uit de rapportage van Lander volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijk stoornis van de geestvermogens in de zin van schizofrenie en in de zin van afhankelijkheid van verschillende middelen (cannabis, cocaïne en alcohol). Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De schizofrenie heeft de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed. Door de schizofrenie had verdachte een verwarde en chaotische gedachtegang, een inadequaat gevoelsleven en er was sprake van verhoogde paranoïde agitatie en een gebrekkige impulsbeheersing. Er wordt geadviseerd verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt bovengenoemde bevindingen en adviezen van de psychiater en psycholoog over en concludeert daaruit dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van maximaal één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om niet over te gaan tot plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis, omdat er volgens hem qua hulpverlening nog mogelijkheden zijn met de reclassering.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, op de specifieke omstandigheden en persoonlijke problematiek van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
In het genoemde Pro Justitia Rapport stelt Naus dat sprake is van een hoog risico op recidive. Dat verdachte geen ziektebesef heeft, niet therapietrouw is ten aanzien van de schizofrenie en dat hij de verslavingsproblematiek ontkent, maakt beide stoornissen moeilijk behandelbaar. Daarnaast heeft verdachte weinig empathisch vermogen en is het geweten gering. Dat verdachte feitelijk dakloos is, geen structurele dagbesteding heeft en dat mogelijk sprake is van een verminderde intelligentie, zijn factoren die het recidiverisico in ongunstige zin beïnvloeden. Er zal een langdurige gedwongen opname noodzakelijk zijn, met daarbij langdurige (gedwongen) medicamenteuze behandeling en een opgelegde beperking van drugsgebruik. Aansluitend aan de opname zal verdachte geplaatst moeten worden binnen een forensische beschermde woonvorm, bij voorkeur aangevuld met een dagbesteding. De meest passende maatregel hiervoor is artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De paranoïde agitatie en de gebrekkige impulsbeheersing kunnen volgens Lander de kans op recidive beïnvloeden. Om recidive te voorkomen, is het van belang dat verdachte langdurig en intensief wordt behandeld. Deze behandeling dient te starten met een klinische fase. Gezien de kans op agressie-incidenten dient de klinische behandeling plaats te vinden op een forensische afdeling met een duidelijke structuur en een verhoogd beveiligingsniveau. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zal voldoende waarborg bieden om de kans op recidive tot een aanvaardbaar risico te reduceren. Aansluitend op de klinische behandeling kan er een traject van resocialisatie plaatsvinden, waarbij de behandeling in een poliklinisch kader kan worden voortgezet en verdachte begeleid kan worden bij maatschappelijke integratie. Plaatsing in een beschermde woonvorm dient bij de resocialisatie te worden overwogen. Het verdient de voorkeur dat verdachte wordt behandeld binnen een FACT-team, zodat hij dan intensieve behandeling en begeleiding zal krijgen.
Ook bevindt zich in het dossier een reclasseringsadvies van Palier, forensische & intensieve zorg, ten behoeve van de rechtszitting van 11 februari 2015, waarin wordt gerefereerd aan het opgestelde Pro Justitia Rapport. De reclassering adviseert opname in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van een artikel 37 Sr. plaatsing.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Gezien de aard en de ernst van het bewezenverklaarde delict vergen zowel de veiligheid van verdachte zelf als die van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, dat de rechtbank de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gelast.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 856,28, bestaande uit € 156,28 materiële en € 700,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu hij van mening is dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en dat om die reden niet meer op eenvoudige wijze is vast te stellen of en, zo ja, in hoeverre verdachte aansprakelijk is voor de ontstane schade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het door de benadeelde partij gevorderde bedrag te matigen, omdat hij heeft bepleit dat enkel de subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 706,28, bestaande uit € 156,28 materiële en € 550,00 immateriële schade, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil en te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 28 september 2014, tot de dag van de voldoening.
De vordering van de benadeelde partij wordt voor het meer gevorderde afgewezen.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.DE VORDERING TENUITVOERLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen vanwege zijn verzoek om verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te laten plaatsen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de proeftijd van de vordering tenuitvoerlegging te verlengen met een jaar.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16.659644-13 door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank bij vonnis van 22 oktober 2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen afwijzen. Deze beslissing hangt samen met het oordeel van de rechtbank en de daaruit voor verdachte voortvloeiende maatregel in de hoofdzaak.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37, 39, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dat zoals hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde feit niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde], van een bedrag van € 706,28 (zegge: zevenhonderdzes euro en achtentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 28 september 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 706,28 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer
16.659644-13 door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 22 oktober 2013 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers, voorzitter, mrs. D.A.C. Koster en R.D. van Heffen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014275438, doorgenummerd 1 tot en met 25.
2.Pagina 11.
3.Pagina 24.
4.Pagina 17.
5.PV verhoor getuige [getuige], op 19 februari 2015 door de rechter-commissaris.