ECLI:NL:RBMNE:2015:3300

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
C-16-362022 - HA RK 14-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot getuigenverhoor op basis van het Haags Bewijsverdrag

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is op 6 mei 2015 uitspraak gedaan op een verzoek van Sprint c.s. om een rogatoire commissie te gelasten overeenkomstig het Haags Bewijsverdrag. Het verzoek is ingediend in het kader van drie procedures tussen Intellectual Ventures en verschillende gedaagden, waarbij een vermeende inbreuk op Amerikaanse octrooien aan de orde is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de eisen van het Haags Bewijsverdrag en heeft de getuigenverhoren toegewezen. De rechtbank heeft daarbij bijzondere vormen van verhoor toegestaan, zoals het maken van beeld- en geluidsopnamen en het vastleggen van een verbatim transcriptie van de verhoren. De getuigen, die in Nederland woonachtig zijn, zullen op verschillende data worden gehoord. De rechtbank heeft ook bepaald dat de getuigen in de Nederlandse taal mogen verklaren en dat de Amerikaanse advocaten van Sprint c.s. niet mogen vragen stellen tijdens het verhoor. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/362022 / HA RK 14-24 AK/1100
Beschikking van 6 mei 2015 op een verzoek van Sprint c.s. om een rogatoire commissie overeenkomstig het Haags Bewijsverdrag 1970 uit te voeren
in de zaak van
INTELLECTUAL VENTURES I LLC
gevestigd te Verenigde Staten van Amerika,
eiseres in de hoofdprocedures,
verweerster in de verzoekschriftprocedure tot het houden van een rogatoire commissie,
advocaat: mr. M.H.J. van den Horst te Den Haag,
tegen

1.AT&T MOBILITY LLC,

2. AT&T MOBILITY II LLC,

3. NEW CINGULAR WIRELESS SERVICES, INC,

4. SBC INTERNET SERVICES, INC,

5. WAYPORT, INC,

6. T-MOBILE USA, INC,

7. T-MOBILE US, INC,

8. NEXTEL OPERATIONS, INC,

9. SPRINT SPECTRUM L.P.,

alle gevestigd te Verenigde Staten van Amerika,
gedaagden in één van de hoofdprocedures,
verzoeksters tot de rogatoire commissie,
advocaat: mr. A.J. Haasjes te Amsterdam,
met als verwerende partijen voorts

1.[verweerder sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [verweerder sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [verweerder sub 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
verweerders,
advocaat: mr. G.P.H. Overgoor te Hilversum.
Partijen zullen hierna Intellectual Ventures, Sprint c.s. en [verweerders c.s.] worden genoemd. Verwerende partijen [verweerders c.s.] zullen afzonderlijk [verweerder sub 1] , [verweerder sub 2] en [verweerder sub 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Op 21 januari 2014 heeft
the honorable Leonard P. Stark, United States Disctrict Court for the District of Delaware(hierna: The Court), een ‘
Request for international judicial assistance pursuant to the Hague Convention of 18 March 1970 on the taking of evidence in civil or commercial matters’ bij de griffie van de rechtbank Den Haag ingediend. Het verzoek strekt ertoe dat de bevoegde rechtbank op de voet van het Haags Bewijsverdrag [1] een getuigenverhoor zal gelasten om drie personen die in Nederland woonachtig zijn te kunnen horen.
1.2.
De rechtbank Den Haag is vervolgens op de voet van artikel 5.1. van de Uitvoeringswet Haags Bewijsverdrag 1970 (hierna: ‘de Uitvoeringswet’) nagegaan of de rogatoire commissie voldoet aan de bepalingen van het Haags Bewijsverdrag. Bij beschikking van 30 januari 2014 heeft zij geoordeeld dat dit het geval is.
1.3.
De rechtbank Den Haag heeft de rogatoire commissie vervolgens conform artikel 5.2. van de Uitvoeringswet doorgezonden naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, omdat het merendeel van de te horen getuigen binnen het gebied van deze rechtbank woonachtig zijn.
1.4.
De griffier van deze rechtbank heeft partijen vervolgens opgeroepen tegen de terechtzitting van 28 januari 2015, waarbij aan [verweerders c.s.] een afschrift van het verzoekschrift is toegezonden.
1.5.
[verweerder sub 1] heeft de rechtbank op 19 maart bericht dat hij geen bezwaar heeft tegen de bijzondere vormen van verhoor.
1.6.
[verweerder sub 3] en [verweerder sub 2] hebben op 2 april 2014 een pro forma verweerschrift ingediend. De gronden van het verweer zijn aangevuld bij verweerschrift van 10 juni 2014.
1.7.
Bij e-mail van 16 september 2014 aan de griffier van de rechtbank heeft [verweerder sub 1] bij monde van zijn advocaat pro forma verweer gevoerd. De gronden van het verweer zijn aangevuld bij verweerschrift van 28 oktober 2014.
1.8.
Op 28 januari 2015 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.9.
Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Tussen Intellectual Ventures en gedaagden zijn drie procedures aanhangig voor The Court (procedure 12-193 tussen Intellectual Ventures en verweersters 1 t/m 5, procedure 13-1632 tussen Intellectual Ventures en verweersters 6 en 7 en procedure 13-1634 tussen Intellectual Ventures en verweersters 8 en 9). Deze procedures betreffen een gestelde inbreuk door verweersters op onder meer de Amerikaanse octrooien US 6,977,944 (hierna: US 944) en US 7,136,392 (hierna: US 392).
2.2.
Sprint c.s. heeft in voornoemde procedures verweer gevoerd met als conclusie dat de vorderingen van Intellectual Ventures moeten worden afgewezen. Sprint c.s. heeft in dat kader aangevoerd dat (i) de ingeroepen octrooien nietig zijn, (ii) geen inbreuk wordt gemaakt op de octrooien, (iii) dat de octrooien niet gehandhaafd kunnen worden, en/of (iv) dat door Intellectual Ventures een licentie op
fair, reasonable and non-discriminatory(FRAND) voorwaarden verstrekt moet worden aan Sprint c.s.
2.3.
[verweerder sub 2] , [verweerder sub 3] en [verweerder sub 1] staan op US 944 vermeld als de uitvinders. [verweerder sub 1] staat op US 392 vermeld als de uitvinder.
2.4.
Tussen 2000 en 2005 zijn [verweerder sub 2] en [verweerder sub 3] werkzaam geweest bij Intersil B.V. (hierna: Intersil). Intersil werd later onderdeel van Conexant Systems Netherlands B.V. (hierna: Conexant). De kernactiviteiten van Intersil (later Conexant) betroffen het ontwikkelen van software en IT-oplossingen alsmede het beschermen van dergelijke oplossingen door – onder meer – het laten registreren van octrooien ervan. [verweerder sub 1] is tussen 2000 en 2008 werkzaam geweest bij Intersil/Conexant.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
The Court verzoekt de rechtbank op grond van het Haags Bewijsverdrag een getuigenverhoor te gelasten en daarbij [verweerders c.s.] als getuigen te horen, met inachtneming van een aantal bijzondere vormen. Daarnaast verzoekt The Court op grond van artikel 843a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) om afschriften van kopieën van specifieke documenten die in het bezit van de getuigen zouden zijn.
3.2.
The Court heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat in het kader van een drietal bodemprocedures die in de Verenigde Staten tussen Intellectual Ventures en Sprint c.s. lopen aan Sprint c.s. een bewijsopdracht is gegeven en dat, nu Sprint c.s. dit bewijs wenst te leveren aan de hand van een getuigenverhoor van drie in Nederland woonachtige getuigen, zij daartoe een verzoek heeft ingediend.
3.3.
[verweerders c.s.] heeft inhoudelijk verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan. Intellectual Ventures heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter en verzoekt in de gelegenheid te worden gesteld tot het stellen van vragen aan de getuigen in de vorm van een
cross examination.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
Sprint c.s. heeft in de eerste plaats bepleit dat het verzoek jegens [verweerder sub 1] zonder verdere beoordeling toewijsbaar is, omdat [verweerder sub 1] in zijn verweer niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Sprint c.s. wijst er op dat [verweerder sub 1] op 19 maart 2014 stellig en zonder voorbehoud schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij geen bezwaar heeft tegen het verhoor en de daarbij verzochte bijzondere vormen. [verweerder sub 1] heeft dit standpunt uitdrukkelijk weersproken.
4.2.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het voeren van verweer tegen een verzoekschrift is aan te merken als een fundamenteel (proces-)recht. In dat kader heeft de wetgever in artikel 282 Rv uitdrukkelijk bepaald dat het recht op verdediging tot de mondelinge behandeling niet wordt verwerkt door zuiver nalaten. In dat artikel is de rechter ook de mogelijkheid gegeven om zelfs ter terechtzitting nog een verweerschrift toe te laten. Gelet op dit fundamentele recht op verdediging, mocht Sprint c.s. de verklaring van [verweerder sub 1] – welke verklaring overigens door hemzelf en kennelijk zonder juridische bijstand is opgesteld – niet zo opvatten dat [verweerder sub 1] daarmee afstand deed van het recht om later alsnog gebruik te maken van zijn wettelijke recht om voor de mondelinge behandeling van het verzoek verweer te voeren. Derhalve zal (ook) het verweer van [verweerder sub 1] in de inhoudelijke beoordeling van het verzoek worden betrokken.
4.3.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of het thans gevorderde getuigenverhoor zonder meer toelaatbaar is, of dat eerst getoetst moet worden of het verzoek aan de vereisten van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering voldoet. Volgens het Haags Bewijsverdrag is de Nederlandse rechter verdragsrechtelijk gehouden tot het uitvoeren van een verzoek dat door een gerechtelijke instantie van een andere verdragsstaat, in dit geval The Court, wordt gedaan. Dit is slechts anders in de gevallen genoemd in artikel 12 Haags Bewijsverdrag, maar gesteld noch gebleken is dat de in dat artikel genoemde uitzonderingen in deze zaak aan de orde zijn. Op grond van artikel 94 van de Grondwet heeft het Haags Bewijsverdrag voorrang op het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Gelet op de verplichting om de getuigen te horen die voortvloeit uit het Haags Bewijsverdrag, hoeft het verzoek om getuigen te doen horen derhalve niet te voldoen aan de specifieke eisen van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Bij beschikking van 30 januari 2014 reeds is vastgesteld dat het verzoek aan de verdragseisen voldoet. De omstandigheid dat het verzoek in de Engelse taal is ingediend, is ook in overeenstemming met het Haags Bewijsverdrag. Het verzoek om de drie getuigen te doen horen wordt daarom toegewezen.
4.4.
Sprint c.s. heeft vervolgens verzocht om het verhoor te laten plaatsvinden met toepassing van een aantal bijzondere vormen. Voor toepassing van (bijzondere) vormen geldt, anders dan met betrekking tot het verzoek zelf, dat de bevoegde rechter wél het eigen procesrecht toepast. Gelet hierop, zal de toelaatbaarheid van de verzochte bijzondere vormen hierna voor iedere vorm afzonderlijk naar Nederlands recht worden beoordeeld.
4.5.
Sprint c.s. heeft allereerst verzocht om niet alleen de voor haar optredende Nederlandse advocaten, maar ook haar Amerikaanse advocaten tijdens het getuigenverhoor toe te staan om vragen te stellen. [verweerders c.s.] heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. Deze verzochte bijzondere vorm is niet in overeenstemming met het Nederlandse procesrecht. Op grond van artikel 179 lid 2 Rv zijn partijen en hun raadslieden gerechtigd de getuige vragen te stellen. Die bepaling moet zo worden uitgelegd dat dat recht beperkt is tot de partijen zelf en advocaten in de betreffende procedure. Buitenlandse juridische adviseurs kunnen daar niet onder worden begrepen. Nu er bezwaar wordt gemaakt tegen het stellen van vragen aan de getuigen door de Amerikaanse advocaten van partijen, kan dat verzoek niet worden gehonoreerd. Vanzelfsprekend kunnen buitenlandse advocaten wel bij het geding aanwezig zijn. Per getuige zullen voorts maximaal twee (in Nederland als advocaat ingeschreven) advocaten van Sprint c.s. daadwerkelijk de vragen mogen stellen.
4.6.
Ook Intellectual Ventures mag op de voet van artikel 179 lid 2 Rv vragen stellen aan de getuigen door maximaal twee (in Nederland als advocaat ingeschreven) advocaten per getuige.
4.7.
Voorts heeft Sprint c.s. verzocht om de getuigen in de Engelse taal te laten verklaren. Dit verzoek zal worden afgewezen. Getuigen hebben het recht om in het Nederlands, hun moedertaal, te verklaren op vragen die hen in het Nederlands worden gesteld. Dat komt de waarheidsvinding ook ten goede. Dit brengt met zich dat Sprint c.s. moet zorgdragen voor voldoende tolken, indien zij aan de getuigen vragen wil stellen in een andere taal of een vertaling van de verklaringen van de getuigen willen hebben.
4.8.
Sprint c.s. heeft vervolgens verzocht om toe te staan dat beeld- en geluidsopnamen van het verhoor zullen worden gemaakt. Het maken van opnamen van een verhoor is niet in strijd met regels van het Nederlandse procesrecht. In deze zaak acht de rechtbank het bovendien wenselijk dat opnamen zullen worden gemaakt, omdat de rechter die het getuigenverhoor leidt niet de rechter is die het bewijs uiteindelijk zal moeten waarderen. Voor die waardering kunnen de gemaakte opnamen mogelijk nuttig zijn voor de betreffende rechter. Hoewel [verweerders c.s.] uitdrukkelijk verweer heeft gevoerd tegen toewijzing van dit verzoek, is onvoldoende gemotiveerd welk privacybelang van de getuigen zwaarder zou wegen dan voornoemd (waarderings)belang. De onderwerpen van de verhoren zijn immers niet zodanig dat te verwachten is dat de getuigen zeer privacygevoelige informatie bij hun verklaringen zullen hoeven te geven. Het verweer van [verweerders c.s.] dat de opnamen zodanig gemonteerd kunnen worden dat die een onjuiste indruk van de verklaringen geven, wordt gepasseerd. Allereerst ziet de rechtbank niet in welk belang [verweerders c.s.] , die zelf geen partij is in de Amerikaanse procedures, bij dat bezwaar heeft. Bovendien zal Intellectual Ventures zich in de Amerikaanse procedure ongetwijfeld verzetten tegen een montage van het verhoor die een onjuiste weergave daarvan geeft. [verweerders c.s.] heeft voorts niet nader gemotiveerd op welke grond het maken van opnamen anderszins zou dienen te worden verboden. Derhalve zal het verzoek tot het toestaan van deze bijzondere vorm worden toegewezen.
4.9.
Sprint c.s. heeft verder verzocht om een
verbatimtranscriptie van de verhoren, vast te laten leggen door een court reporter. Ook deze bijzondere vorm is niet onverenigbaar met het Nederlandse procesrecht, waardoor ook dit verzoek zal worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat de rechtbank een maximum tijd voor de verhoren zal bepalen, zodat de mogelijke vertraging die dit verzoek met zich brengt (hooguit) ten nadele van Sprint c.s. zal werken.
4.10.
Voorts heeft Sprint c.s. verzocht om ter wille van tijdsbesparing een audio-opname van de verklaringen van de getuigen aan het proces-verbaal te hechten en geen samenvatting van de verklaringen in het proces-verbaal vast te leggen. Dit verzoek is blijkens de wetsgeschiedenis van artikel 180 Rv echter in strijd met de uitdrukkelijke voorschriften van dat artikel. Voor zover daarvan in de Nederlandse rechtspraktijk wordt afgeweken, gebeurt dat met instemming van alle partijen en de getuigen. In dit geval is daarvan echter geen sprake, nu [verweerders c.s.] zich daartegen uitdrukkelijk hebben verzet. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen. Gelet op de omstandigheid dat de verklaringen van de getuigen wél in een proces-verbaal zullen worden vastgelegd, zal Sprint c.s. het aantal vragen dat zij wil stellen moeten beperken.
4.11.
Sprint c.s. heeft verzocht per getuige minimaal vier uur uit te trekken voor het verhoor. Intellectual Ventures heeft verzocht minimaal een uur per getuige uit te trekken voor haar vragen. Voorts heeft één van de Amerikaanse advocaten van Sprint c.s. ter zitting verklaard dat de gebruikelijke maximumduur voor een getuigenverhoor in de Verenigde Staten zeven uur bedraagt. Tegen deze achtergrond mag het getuigenverhoor per getuige maximaal zeven uur duren. Daarvan mag Sprint c.s. maximaal vijf uur en dertig minuten gebruiken en Intellectual Ventures maximaal één uur en dertig minuten. Gelet op de tijdsduur en de toe te passen bijzondere vormen, zal ieder getuigenverhoor beginnen om 9.00 in de ochtend, in plaats van het in het bericht van de griffie van 16 februari vermelde te reserveren tijdstip (9.30).
4.12.
The Court heeft, op verzoek van Sprint c.s., tevens verzocht om inzage in en afschriften van bepaalde bescheiden waar [verweerders c.s.] over zou beschikken op de voet van artikel 843a lid 1 Rv. In het verzoek wordt overwogen dat de plicht tot exhibitie slechts bestaat voor zover het Nederlandse recht de mogelijkheid daartoe biedt. Dat The Court aan artikel 843a Rv heeft getoetst is gesteld noch gebleken en voorts hebben [verweerders c.s.] tegen dit verzoek geen verweer kunnen voeren in de Amerikaanse procedures. De rechtbank zal daarom nagaan of aan de vereisten voor exhibitie op grond van artikel 843a Rv is voldaan.
4.13.
Sprint c.s. heeft, gelet op de betwisting door [verweerders c.s.] , onvoldoende gemotiveerd dat [verweerders c.s.] de stukken waarom wordt verzocht (nog steeds) tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft. Niet onaannemelijk is dat [verweerders c.s.] bij vertrek bij Conexant destijds alle documenten heeft vernietigd en/of geretourneerd en dat hij deze stukken niet meer zelf (digitaal) heeft opgeslagen. Sprint c.s. heeft voorts niet duidelijk gemaakt welke verplichting op [verweerders c.s.] zou kunnen rusten om alsnog beschikking over deze bescheiden te herkrijgen of deze documenten op enigerlei wijze terug te vinden. Gelet hierop is niet voldaan aan de vereisten van artikel 843a lid 1 Rv en zal dit onderdeel van het verzoek worden afgewezen.
4.14.
Tot slot heeft Sprint c.s. verzocht om de documenten die partijen ter zitting tonen te waarmerken en aan te hechten aan de processen-verbaal van de getuigenverhoren. Nu deze handelwijze in overeenstemming is met het Nederlandse procesrecht, zal dit onderdeel van het verzoek worden toegewezen.
4.15.
Sprint c.s. wordt verzocht
uiterlijk twee wekenvoor de zittingsdatum aan de rechter-commissaris, aan de wederpartij en aan [verweerders c.s.] toe te zenden (afschriften van) de (verdere) bescheiden waarvan de kennisneming voor de rechter-commissaris van belang is. Sprint c.s. wordt tevens verzocht de rechter-commissaris op een digitale drager kopiën toe te zenden van de verzoeken tot het horen van de getuigen en de bij die verzoeken behorende bijlagen, conform de instructies voor het indienen van stukken in IE-zaken, zoals gepubliceerd op de pagina van de kamer Intellectuele Eigendom op de website van de Rechtbank Den Haag.
4.16.
Nu de advocaat van [verweerders c.s.] van de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking zal ontvangen, is Sprint c.s. niet gehouden [verweerders c.s.] op de voet van artikel 188 Rv een afschrift van deze beschikking te zenden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beveelt het verhoor van:
1. de heer [verweerder sub 1] ,
wonende te [woonplaats] , en
2. de heer [verweerder sub 3] ,
wonende te [woonplaats] , en
3. de heer [verweerder sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ;
met betrekking tot de vragen zoals opgenomen in het verzoekschrift van 21 januari 2014;
5.2.
benoemt tot rechter-commissaris voor wie dit getuigenverhoor zal plaatsvinden mr. F.M. Bus;
5.3.
bepaalt dat het verhoor van:
  • getuige [verweerder sub 1] zal plaatsvinden op 16 juni 2015 vanaf 09.00 uur;
  • getuige [verweerder sub 3] zal plaatsvinden op 18 juni 2015 vanaf 09.00 uur;
  • getuige [verweerder sub 2] zal plaatsvinden op 22 juni 2015 vanaf 09.00 uur;
in het Gerechtsgebouw te Utrecht aan het Vrouwe Justitiaplein 1;
5.4.
bepaalt dat de griffier de hiervoor vermelde getuigen bij aangetekende brief zal oproepen, onder bijvoeging van het verzoekschrift (en de vragenlijst);
5.5.
bepaalt dat de griffier de partijen in de buitenlandse procedures en The Court schriftelijk op de hoogte stelt van de datum en het tijdstip van het getuigenverhoor;
5.6.
bepaalt over de vorm waarin het getuigenverhoor zal plaatsvinden dat:
  • het getuigenverhoor per getuige maximaal zeven uur mag duren;
  • het maximum aantal advocaten dat vragen stelt aan de zijde van zowel Sprint c.s. als Intellectual Ventures is beperkt tot twee per getuige;
  • [verweerders c.s.] in de Nederlandse taal mag verklaren;
  • het tijdens de verhoren is toegestaan om beeld- en geluidsopnamen te maken;
  • het een court reporter tijdens de verhoren is toegestaan om een verbatim transcript van de verhoren vast te leggen;
  • de documenten die tijdens het verhoor zullen worden getoond zullen worden gewaarmerkt en aangehecht aan de processen-verbaal;
5.7.
bepaalt dat de griffier na uitvoering van de verhoren de processen-verbaal daarvan overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 van de Uitvoeringswet Bewijsverdrag toezendt aan de rechtbank Den Haag;
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.M. Bus, rechter-plaatsvervanger, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2015.

Voetnoten

1.Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken, 's-Gravenhage, 18 maart 1970.