ECLI:NL:RBMNE:2015:3284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
UTR 14/1340
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor oprichten van bioscoopvoorziening en beroep van concurrent

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bioscoopvoorziening. De vergunning is verleend aan Taxon Groep 2 B.V. voor een locatie aan de Oostzijde Berlijnplein in Utrecht. Eiseres, die erfpachter is van een nabijgelegen pand, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat haar bezwaar tegen de vergunning niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres stelt dat zij als concurrent een belang heeft bij de vergunning, omdat zij voornemens is een bioscoop te realiseren in haar pand, genaamd The Wall, dat zich op ongeveer één kilometer afstand van de vergunde locatie bevindt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat eiseres geen voldoende objectief bepaalbaar, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks is betrokken bij het primaire besluit. Eiseres opereert niet in hetzelfde marktsegment als de vergunde bioscoop, aangezien zij geen bioscoop exploiteert en haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bioscoop eerder was geweigerd. De rechtbank concludeert dat het belang van eiseres niet rechtstreeks is betrokken bij het besluit van de gemeente, waardoor het college haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/1340

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 mei 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. S.M. Suarez-Stavenuiter),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. H.P. de Keijzer).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Taxon Groep 2 B.V., te Ede, gemachtigde: mr. W. Sleijfer.

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan Taxon Groep 2 B.V. (vergunninghoudster) een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een bioscoopvoorziening op de locatie Oostzijde Berlijnplein (Leidsche Rijn Centrum kavel F7) te Utrecht.
Bij besluit van 2 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2015. Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep, geregistreerd onder nummer UTR 14/1361. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde, bijgestaan door mr. R.M. Pasma en [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. [B], ir. [C], ir. [D] en [D].
Vergunninghoudster is verschenen bij haar gemachtigde, bijgestaan door [E], managing director van vergunninghoudster.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 27 juni 2013 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Eiseres heeft geen voldoende objectief bepaalbaar, eigen en persoonlijk belang dat rechtstreeks is betrokken bij het primaire besluit en zij is ook niet als concurrent aan te merken, aldus verweerder.
Eiseres betoogt dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij is erfpachter van de percelen, kadastraal bekend gemeente Catharijne, sectie A, nummer 1981, (plaatselijk ook bekend als The Wall). The Wall ligt op ongeveer één kilometer afstand van het bouwplan van vergunninghoudster. Eiseres heeft het voornemen een bioscoop in The Wall te realiseren. Ter zitting is gesteld dat zij inmiddels ook al een kandidaat heeft voor de exploitatie van een bioscoop. Eiseres is dan ook van mening dat zij als concurrent een rechtstreeks bij het primaire besluit betrokken belang heeft, omdat zij als concurrent in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is. Eiseres is verder van mening dat de verhuurbaarheid van The Wall nadelig zal worden beïnvloed door de omgevingsvergunning die aan vergunninghoudster is verleend zodat zij ook daarom als belanghebbende moet worden aangemerkt.
2. Uit de artikelen 8:1 en 7:1 van de Awb volgt dat alleen een belanghebbende bezwaar kan maken tegen een besluit. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), zie onder meer de uitspraken van 13 mei 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI3688, en
28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:183, is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende. Dat is bij het onderhavige besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bioscoop slechts het geval indien eiseres in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als waarbinnen de op te richten bioscoop is voorzien.
3. De rechtbank stelt voorop dat de activiteiten van eiseres blijkens het uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel bestaan uit – kort gezegd – het inkopen, verkopen, verhuren, beheren en exploiteren van vastgoed, daarmee verbonden roerende zaken en daarop gevestigde beperkte rechten en van vermogenswaarden in het algemeen.
Zij opereert niet in de leisure-markt. Meer in het bijzonder exploiteert zij geen bioscoop, noch in The Wall noch elders. Weliswaar heeft eiseres een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten van een bioscoop in The Wall, maar die aanvraag is door verweerder bij besluit van 13 augustus 2013 geweigerd. Deze weigering is, nadat eiseres daartegen bezwaar heeft gemaakt, door verweerder gehandhaafd bij besluit van 2 februari 2014. Tegen dit laatste besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank welk beroep bij uitspraak van 9 maart 2015 ongegrond is verklaard. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat niet is gebleken van (een begin van) exploitatie door eiseres van een bioscoop die met de bij het primaire besluit vergunde bioscoop op de locatie Oostzijde Berlijnplein concurreert. Er is dan ook geen sprake van activiteiten van eiseres waarmee zij in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied opereert als waarbinnen de op te richten bioscoop is voorzien.
Ook het door eiseres gedane beroep op de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRS van
28 januari 2015, ter ondersteuning van haar standpunt dat de verhuurbaarheid van het pand in The Wall nadelig zal worden beïnvloed door het primaire besluit, kan de rechtbank niet tot een ander oordeel leiden. Anders dan het geval was in de genoemde uitspraak is hier geen sprake van een uit The Wall vertrekkende bioscoopexploitant die de exploitant wordt van de met het primaire besluit vergunde bioscoop. The Wall is op dit moment niet bouwkundig ingericht ten behoeve van de vestiging van een bioscoop. Daartoe zijn bouwactiviteiten noodzakelijk waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, die – als gezegd – bij besluit van 13 augustus 2013 is geweigerd. Dat sprake is van de door eiseres gestelde verminderde verhuurbaarheid van het gebouw ten gevolge van de vergunning van de bioscoop aan het Berlijnplein is dan ook niet aannemelijk geworden.
4. De conclusie is dan ook dat het belang van eiseres niet rechtstreeks is betrokken bij het primaire besluit. Zij is geen belanghebbende bij dat besluit, zodat verweerder eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar tegen dat besluit.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, voorzitter, en mr. J.M. Willems en
mr. B.J. Schueler, leden, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.