Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, verweerder
[derde-partij], te [woonplaats] (Frankrijk), gemachtigde: H. Beenen.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 mei 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een omgevingsvergunning. De vergunning was verleend aan een derde-partij voor de herbouw van een twee-onder-een kapwoning op een perceel in De Bilt. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Tijdens de zitting op 23 april 2015 zijn verzoeker en zijn gemachtigde verschenen, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden en de derde-partij door H. Beenen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel in deze fase een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. De rechter stelde vast dat de aanvraag om omgevingsvergunning duidelijk was en dat de vergunning alleen was verleend voor de vergunningplichtige onderdelen van het bouwplan. Verzoeker voerde aan dat de splitsing van het bouwplan in vergunningplichtige en vergunningvrije onderdelen onterecht was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de aanvraag en de bijbehorende bouwtekeningen voldoende duidelijkheid boden over de verleende vergunning.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat het bestreden besluit gebrekkig was. De rechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.