ECLI:NL:RBMNE:2015:2848

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
16.702789-13 (P
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van minderjarigen in de prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte heeft samen met anderen een minderjarig en kwetsbaar meisje, genaamd [slachtoffer 1], in de prostitutie gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het meisje heeft gehuisvest, instructies heeft gegeven en op verschillende manieren van haar heeft geprofiteerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en daarnaast een werkstraf van 80 uur. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van mensenhandel, waarbij het slachtoffer verklaarde dat zij door de verdachte en zijn medeverdachten was geworven en gedwongen om seksuele handelingen te verrichten voor geld. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig en betrouwbaar aangemerkt, ondersteund door verklaringen van medeverdachten en objectieve gegevens. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.702789-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 april 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende [adres] [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen, laatstelijk plaatsgevonden op 1, 2 en 13 april 2015. De verdachte is ter terechtzitting van 1 en 2 april 2015 verschenen, telkens bijgestaan door mr. M.M. Kuyp, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P.D. van Kleef en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een nadere omschrijving tenlastelegging d.d. 8 december 2014, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2013 tot en met 07 juli 2013 te Almere en/of Lelystad en/of Winterswijk en/of Hengelo en/of Almelo en/of Zwolle en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens),
een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [1995])
(sub 2)
heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en /of
(sub 5)
die [slachtoffer 1] ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten die [slachtoffer 1], met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
  • tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij geld kon verdienen door dates met mannen te hebben en/of
  • die [slachtoffer 1] opgehaald bij haar verblijfadres en/of haar per auto en/of trein en/of taxi verder door Nederland vervoerd en/of
  • die [slachtoffer 1] enige tijd laten verblijven in een of meer woning(en) en/of een of meer hotel(s)) en/of
  • aan die [slachtoffer 1] de gelegenheid geboden in een of meer woning(en) en/of hotel(s) prostitutie te bedrijven en/of
  • aan die [slachtoffer 1] (een) werktelefoon(s) en/of instructies gegeven hoe prostitutie te bedrijven en/of
  • advertenties betrekking hebbende op die [slachtoffer 1] op de site kinky.nl geplaatst en/of
  • die [slachtoffer 1] drugs gegeven en/of
  • die [slachtoffer 1] bedreigd en/of mishandeld en/of zich agressief tegen die [slachtoffer 1] gedragen en/of tegen haar geschreeuwd en/of
  • alle, althans een (groot) deel van die prostitutieverdiensten van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of aan hem/hun, verdachte en/of zijn mededader(s), laten afgeven door die [slachtoffer 1];
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2013 tot en met 14 februari 2013 te Den Haag en/of Almere en/of Leusden en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens),
een ander, te weten [slachtoffer 2] (roepnaam [slachtoffer 2]) (geboren op [1996])
(sub 2)
heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en/of
(sub 5)
die [slachtoffer 2] ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 2] enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of rederlijkwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en/of
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten [slachtoffer 2], met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij geld kon verdienen door met mensen te praten en/of
  • die [slachtoffer 2] opgehaald bij haar verblijfadres in Den Haag en/of haar per auto verder door Nederland vervoerd en/of
  • die [slachtoffer 2] enige tijd laten verblijven in een of meer woning(en) en/of een of meer hotel(s)) en/of
  • aan die [slachtoffer 2] de gelegenheid geboden in een of meer woning(en) en/of hotel(s) prostitutie te bedrijven en/of
  • aan die [slachtoffer 2] instructies gegeven hoe prostitutie te bedrijven en/of aan die [slachtoffer 2] de instructie gegeven dat zij tegen klanten moest zeggen dat zij 18 jaar oud was en/of
  • advertenties betrekking hebbende op [slachtoffer 2] op de site kinky.nl geplaatst en/of
  • alle, althans een (groot) deel van die prostitutieverdiensten van die [slachtoffer 2] afgepakt en/of aan hem/hun, verdachte en/of zijn mededader(s), laten afgeven door die [slachtoffer 2];

3.DE VOORVRAGEN

De raadsman heeft ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten telkens met betrekking tot sub 5 bepleit dat de dagvaarding nietig is, nu deze niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, aangezien geen nadere omschrijving is gegeven van de bestanddelen “ertoe brengen” en “enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen”.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de tenlastelegging op voornoemde punten aan alle formele vereisten voldoet.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 sub 5 en feit 2 sub 5
voldoende feitelijk is omschreven en voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De gedachtestreepjes beschrijven de handelingen die behoren bij zowel sub 2, sub 5 als sub 8 van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De gedachtestreepjes zijn dan wel in ruime zin geformuleerd zodat meerdere handelingen hieronder begrepen kunnen worden, maar de rechtbank acht deze niet van dergelijke vaagheid dat gesteld kan worden dat de verdediging zich niet adequaat kan verweren. Ter terechtzitting is ook niet gebleken dat verdachte niet wist waartegen hij zich moest verdedigen.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, en verder dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van de ten laste gelegde variant, te weten sub 2, vrij te spreken.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van de varianten van sub 5 en 8. Daarbij is er sprake van medeplegen.
De officier van justitie acht de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] geloofwaardig en betrouwbaar, aangezien deze wordt ondersteund door verklaringen van medeverdachten en objectieve en verifieerbare gegevens.
Feit 2.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen in alle ten laste gelegde varianten, te weten sub 2, 5 en 8. Daarbij is er sprake van medeplegen.
De officier van justitie acht de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] ([slachtoffer 2]) geloofwaardig en betrouwbaar, aangezien deze wordt ondersteund door verklaringen van medeverdachten en objectieve en verifieerbare gegevens.
Uit de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] in combinatie met de bevindingen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] overal naar toe reed, haar alleen liet op het moment dat zij werd bezocht door een klant, aangeefster [slachtoffer 2] in een hotel onderbracht waar steeds mannen langskwamen, gebruik maakte van een telefoonnummer waarop klanten [slachtoffer 2] belden of waarnaar berichten werden gestuurd om afspraken te maken, bleef wachten totdat aangeefster [slachtoffer 2] klaar was, heeft de officier van justitie afgeleid dat verdachte wist dat aangeefster [slachtoffer 2] zich prostitueerde.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en 2.
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, in alle ten laste gelegde varianten van sub 2, 5 en 8.
Er is geen sprake van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking, aangezien er geen sprake is van een intellectuele en/of materiële bijdrage door verdachte die van voldoende gewicht is. Het enkele aanwezig zijn tijdens prostitutiewerkzaamheden is onvoldoende om te komen tot medeplegen. Voorts is er bij verdachte geen sprake van het oogmerk tot uitbuiting. Van het door verdachte ontvangen benzinegeld kan niet worden vastgesteld dat dit afkomstig is van de prostitutiewerkzaamheden van aangeefsters.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 ([slachtoffer 1])
Wetenschap
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte wetenschap had van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1]. Daarbij heeft de rechtbank in overweging genomen dat de handelingen zoals verricht door verdachte, te weten het vervoeren van een aantal kennissen naar een hotel, het nuttigen van drank en drugs en het overnachten in een hotel, niet van dergelijke uitzonderlijkheid getuigen dat hieruit met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat verdachte wist dan wel had moeten vermoeden dat [slachtoffer 1] zou worden uitgebuit als prostituee. Voorts blijkt uit het dossier niet dat [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden heeft verricht waar verdachte bij aanwezig was dan wel dat er met hem is gesproken over de door [slachtoffer 1] nog te verrichten prostitutiewerkzaamheden.
Sub 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte [slachtoffer 1] met het oogmerk van uitbuiting heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen. Er blijkt immers niet dat er is gesproken over het verdienen van geld en er is geen sprake van betrokkenheid van verdachte bij het regelen van klanten voor [slachtoffer 1].
Sub 5
De rechtbank overweegt dat evenmin is gebleken dat verdachte op enigerlei wijze een (wezenlijke) bijdrage heeft geleverd waardoor [slachtoffer 1] zich beschikbaar heeft gesteld tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Het gebruiken van drank en drugs met anderen in een hotelkamer levert, in combinatie met de ontkenning van verdachte en het ontbreken van bewijsmiddelen omtrent enige wetenschap dan wel redelijk vermoeden, onvoldoende aanwijzingen om te komen tot een wezenlijke bijdrage aan het ertoe brengen van een minderjarige tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van prostitutie.
Sub 8
Niet blijkt dat [slachtoffer 1] voorafgaand aan de door verdachte verrichte handelingen reeds enig financieel voordeel had genoten door het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling met derden. De door [slachtoffer 1] verrichte prostitutiewerkzaamheden hebben immers plaatsgevonden op een moment nadat verdachte reeds was vertrokken en er niet op voorhand geprofiteerd kan worden van toekomstige opbrengsten. De herkomst van het mogelijk door verdachte ontvangen benzinegeld van [medeverdachte 3] is niet te herleiden tot prostitutiewerkzaamheden door [slachtoffer 1].
Gelet op voorgaande overwegingen zal de rechtbank verdachte van het hem ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 2 ([slachtoffer 2])
Algemeen
Het ten laste gelegde artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting door anderen en op het profiteren daarvan. Een minderjarige op enigerlei faciliteren tot een rol in de prostitutie is strafbaar, onafhankelijk van de wil van de minderjarige. Hierbij is niet van belang of een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, aangezien de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige.
Betrouwbaarheid van [slachtoffer 2]
In mensenhandel zaken waarin de verdachte ontkent, is met name de verklaring van aangeefster een belangrijk bewijsmiddel. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of de verklaringen van [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2]) voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Op 20 maart 2013 heeft [A 1], teamleider jeugdbescherming bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden, aangifte gedaan van mensenhandel namens [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2], geboren op [1996] als [slachtoffer 2] [2] , is op 12 februari 2013 weggelopen, waarna melding is gedaan van vermissing bij de politie. Voorts heeft [A 1] verklaard dat [slachtoffer 2] op 19 februari 2013 aan haar persoonlijk begeleidster verklaarde dat zij met zes verschillende mannen naar bed is geweest voor geld. De eerste dag met één man en de tweede dag met vijf mannen. Er was [slachtoffer 2] beloofd dat zij kleding en nieuwe laarzen kreeg. [slachtoffer 2] moest haar geld afgeven aan de chauffeur en kreeg uiteindelijk niks. [3]
Uit een intern meldingsformulier blijkt dat [slachtoffer 2] op 20 februari 2013 tegen haar persoonlijk begeleidster [B 1] het volgende heeft verklaard.
[slachtoffer 2] kreeg telefonisch contact met een oud groepsgenoot van Almata (naar later blijkt [medeverdachte 1]). [medeverdachte 1] had haar eerder opgezocht via Facebook en gaf haar zijn telefoonnummer. [medeverdachte 1] vroeg [slachtoffer 2] of zij geld wilde maken door met mannen te praten die hier behoefte aan hadden. Vervolgens werd het plan gemaakt om [slachtoffer 2] te laten ophalen door een chauffeur (naar later blijkt [verdachte]) bij Hollands Spoor te Den Haag. Daarna ging [slachtoffer 2] met de auto naar Almere. In de woning waren meerdere mannen en een vrouw (naar later blijkt [medeverdachte 2]). De mannen gingen weg en [slachtoffer 2] bleef alleen achter met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] gaf aan dat [slachtoffer 2] zich moest uitkleden en dat [slachtoffer 2] meer moest doen dan alleen praten met mannen. [medeverdachte 2] gaf instructies over wat [slachtoffer 2] moest doen en vragen, te weten eerst geld vragen en aannemen van de klant en daarna alles doen wat hij wil. [slachtoffer 2] benoemde de seksuele handelingen die zij met de klant in de woning in Almere heeft verricht, te weten pijpen, betasten en seks hebben. [slachtoffer 2] moest het geld geven aan [medeverdachte 2].
De volgende dag werd [slachtoffer 2] door [verdachte] gebracht naar een hotel waar zij twee klanten heeft ontvangen. De andere drie klanten waren escort. [slachtoffer 2] ontving uiteindelijk geen geld, omdat zij door de politie werd aangehouden. Na de laatste klant zou het geld verdeeld worden. Toen de politie de door [verdachte] bestuurde auto volgde zei [verdachte] dat [slachtoffer 2] haar simkaart moest breken en hij deed hetzelfde. [4]
[slachtoffer 2] heeft in het informatief gesprek zeden d.d. 1 maart 2013 het volgende verklaard.
[slachtoffer 2] werd gebeld door [medeverdachte 1] die ze kende uit een gesloten instelling waar zij vroeger verbleef. [medeverdachte 1] vroeg of [slachtoffer 2] geld wilde verdienen met het praten met mannen. [slachtoffer 2] trof [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] bij de Megastore en reed met hen mee naar Almere naar de woning van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] vertelde [slachtoffer 2] dat zij ook seks met de mannen moest hebben. Het verdiende geld zou worden verdeeld tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] had seks met een klant en verdiende daarmee € 150,00. Het geld moest [slachtoffer 2] afgeven. De volgende dag ging [slachtoffer 2] met [medeverdachte 3] en [verdachte] naar een hotel in Leusden. [medeverdachte 3] regelde een kamer. De kamer had een cijfer met het nummer 5. De telefoon van [medeverdachte 3] werd gebruikt voor het contact met klanten. [medeverdachte 3] instrueerde [slachtoffer 2] hoe zij moest onderhandelen met klanten. [slachtoffer 2] moest van [medeverdachte 3] tegen de klanten zeggen dat zij achttien jaar was. [slachtoffer 2] had seks met klanten in het hotel en droeg het geld, in totaal ongeveer achthonderd of negenhonderd euro, telkens af aan [medeverdachte 3]. [5]
[slachtoffer 2] is op 24 april 2013 in een kindvriendelijke studio gehoord. Uit haar verklaring blijkt het volgende.
[slachtoffer 2] werd gebeld door [medeverdachte 1] die vroeg of [slachtoffer 2] geld wilde verdienen door met mensen te praten. [slachtoffer 2] is vervolgens opgehaald in Den Haag bij de Megastore (winkelcentrum bij Hollands Spoor) door [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte]. Vervolgens ging [slachtoffer 2] met hen naar Almere naar de woning van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] vertelde [slachtoffer 2] dat zij seks moest hebben met mannen. [slachtoffer 2] moest zeggen dat zij achttien jaar was [6] . [slachtoffer 2] moest geld vragen en dat geld zou verdeeld worden. Die avond had [slachtoffer 2] seks met een man. Het geld gaf zij aan [medeverdachte 2] [7] . De volgende dag moest [slachtoffer 2] met [medeverdachte 3] en [verdachte] naar een hotel, waar [slachtoffer 2] met verschillende mannen naar bed ging. [8] In het hotel werd [slachtoffer 2] gebeld en sprak zij met mannen af. [medeverdachte 3] en [verdachte] gingen weg als er mannen kwamen. [9]
[medeverdachte 3] en [verdachte] hadden [slachtoffer 2] opgedragen om aan de politie een andere naam op te geven. [10]
[slachtoffer 2] is op 12 juni 2014 voor een tweede maal in een kindvriendelijke studio gehoord. Uit haar verklaring blijkt het volgende.
[slachtoffer 2] moest van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met andere mannen naar bed. [11] [verdachte] bracht [slachtoffer 2] naar mannen en hij wist alles, want [verdachte] was erbij toen [medeverdachte 3] zei dat [slachtoffer 2] met mannen naar bed moest en [verdachte] moest [slachtoffer 2] daar naar toe brengen. [slachtoffer 2] gaf haar geld aan [medeverdachte 3]. [12] [medeverdachte 2] zei wat [slachtoffer 2] moest doen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zeiden dat [slachtoffer 2] moest zeggen dat zij achttien jaar was. [13] Er zijn drie naaktfoto’s van [slachtoffer 2] gemaakt door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de telefoon van [medeverdachte 2]. [slachtoffer 2] herkent zichzelf op de getoonde foto 2 (behorende bij een seksadvertentie). [medeverdachte 3] zei dat [slachtoffer 2] bij de politiecontrole de naam “[bijnaam]” moest opgeven. [14] De klanten betaalden tussen de € 50,00 en € 200,00. [15] Tijdens de ontvangst van de eerste klant in de woning van [medeverdachte 2] stonden de anderen op het balkon, omdat de klant hen niet mocht zien. [16] De klanten belden op de telefoon van [medeverdachte 3]. [17]
[slachtoffer 2] heeft op 18 november 2014 tegenover de rechter-commissaris het volgende verklaard.
[slachtoffer 2] werd vanuit Den Haag met een auto gereden naar een woning in Almere. In die woning van [medeverdachte 2] had zij seks met één man. [slachtoffer 2] moest het geld, volgens haar € 100,00, aan [medeverdachte 2] geven. De volgende dag had zij seks met minimaal drie mannen in een hotel en twee mannen in het huis van die mannen zelf. De mannen betaalden nooit minder dan
€ 50,00 en het maximaal betaalde bedrag was € 250,00. [slachtoffer 2] moest het geld geven aan [medeverdachte 3].
[slachtoffer 2] werd opgehaald in Den Haag door [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zei dat hij [slachtoffer 2] kon helpen en dat zij makkelijk aan geld kon komen. [medeverdachte 1] was aanwezig toen [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] vertelde dat zij seks moest hebben met mannen om geld te verdienen. [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] plaatsten [slachtoffer 2] op een website met een telefoonnummer zodat [slachtoffer 2] contact kon hebben met klanten. Klanten belden [slachtoffer 2] op een telefoon die zij kreeg van [medeverdachte 3]. In het hotel bleven [medeverdachte 3] en [verdachte] bij [slachtoffer 2], maar zij gingen weg als er een klant kwam.
In de auto vanuit Den Haag naar Almere vertelde [slachtoffer 2] dat zij vijftien of zestien jaar oud was. [slachtoffer 2] moest zeggen dat zij negentien jaar oud was. [slachtoffer 2] vertelde in de auto ook dat zij was weggelopen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zeiden dat [slachtoffer 2] een andere naam moest zeggen als de auto gestopt werd. [verdachte] bevestigde dat. [medeverdachte 3] zei tegen [slachtoffer 2] dat ze de naam “[bijnaam]” moest opgeven.
Ondersteunende bewijsmiddelen
Op 12 februari 2013 om 23.15 uur werd bij de politie te ’s-Gravenhage aangifte gedaan van vermissing van [slachtoffer 2] (roepnaam [slachtoffer 2]). Vervolgens werd [slachtoffer 2] gesignaleerd in de opsporingssystemen van de politie. [18]
Op 14 februari 2013 omstreeks 2.10 uur te Voorthuizen zagen verbalisanten [slachtoffer 2] op straat lopen, waarbij zij opviel door haar jonge leeftijd. Verbalisanten stopten de auto waarin [slachtoffer 2] stapte. [verdachte] bleek de bestuurder. [slachtoffer 2] en [medeverdachte 3] zaten op de achterbank van de auto. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij “[bijnaam]” [slachtoffer 2] heette.
Uit nader onderzoek bleek dan dat [slachtoffer 2] gesignaleerd stond. Ook bleek dat [medeverdachte 3] gesignaleerd stond. Tijdens de insluitingsfouillering bleek dat [slachtoffer 2] onder meer de volgende goederen bij zich had, te weten vijftien cent, een spiegel, make-up, een mobiele telefoon en twee condooms. Voorts bleek dat [medeverdachte 3] een bedrag van € 314,10, waarvan vijf bankbiljetten van € 50,00, bij zich had. [19]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer van [slachtoffer 2] in de periode van 7 tot en met 12 februari 2013 ongeveer 80 telefonische contacten had met het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 1]. Verder blijkt dat de locatie van het telefoonnummer van [slachtoffer 2] hoofdzakelijk in Den Haag was. Op 12 februari 2013 om 19.33 uur straalde het telefoonnummer van [slachtoffer 2] aan op een locatie in Den Haag. Op 13 februari 2013 om 9.14 uur straalde het telefoonnummer een mast aan in Almere. Diezelfde dag om 15.58 uur straalde het telefoonnummer de mast Diamantweg 22 te Amersfoort aan. [20]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] zich op 12 februari 2013 omstreeks 18.09 uur vanuit Almere verplaatste naar Den Haag en vervolgens diezelfde dag omstreeks 22.01 uur terug was in Almere. [21]
Op 20 augustus 2013 werd de simkaart van het telefoonnummer [telefoonnummer] aangetroffen bij [medeverdachte 2] op het adres [adres]. [22]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] [23] op naam van [verdachte] straalde op 12 februari 2013 nagenoeg de hele dag masten aan in Almere. Om 18.54 uur werd verbinding gemaakt met een mast in Leiden. Op 13 februari 2013 verplaatste het telefoonnummer zich van Almere naar Leusden. Die nacht verplaatste het telefoonnummer zich onder meer naar Amersfoort en daarna naar Voorthuizen. [24]
Het nummer [telefoonnummer] is op vrijdag 15 februari 2013 geplaatst in een toestel waarin op 12 februari 2013 een simkaart was geplaatst met nummer [telefoonnummer].
Dit telefoonnummer [telefoonnummer] verplaatst zich op 12 februari 2013 vanuit Almere naar Den Haag en weer terug naar Almere rond het tijdstip dat [slachtoffer 2] is opgehaald. [25] Op 13 februari 2013 verplaatst het telefoonnummer zich van Almere naar Amersfoort en later die avond naar Amsterdam en op 14 februari 2013 om 1.08 uur naar Voorthuizen. [26] Hieruit wordt onder meer afgeleid dat dit nummer in gebruik is bij [medeverdachte 3] en/of verdachte [27]
Uit onderzoek naar de laatste potentiele klanten van [slachtoffer 2] blijkt dat op 13 februari 2013 op het nummer [telefoonnummer] twee gesprekken binnenkomen van het nummer [telefoonnummer]. Op dezelfde dag om 23.34 wordt vanaf het nummer dat in gebruik is bij verdachte gebeld naar het nummer [telefoonnummer]. De gebruikers van deze twee nummers hebben tussen 13 februari 2013 om 23.36 uur en 14 februari 2013 00.45 uur in totaal 16 sms berichten aan elkaar verzonden. De telefoon met daarin het nummer van verdachte verplaatst zich in deze periode van Amsterdam naar Voorthuizen. Het nummer [telefoonnummer] blijkt op naam te staan van [C] [28] . [C] is als potentiële klant gehoord als verdachte [29] . Ook is onderzoek gedaan naar het telefoonnummer van [D]. Dit nummer heeft in de nacht van 13 op 14 februari 2013 contact gehad met het nummer van verdachte [30] . [D] heeft verklaard dat hij op de bewuste avond een afspraak met een meisje heeft gemaakt en daarvoor heeft gewacht bij een hotel in Leusden. Deze afspraak is niet doorgegaan omdat het meisje was aangehouden door de politie. Hij had voor deze afspraak gereageerd op een advertentie op de kinkysite [31] .
Uit onderzoek bij Hotel [naam] te Leusden blijkt dat [medeverdachte 3] op 13 februari 2013 om 13.31 uur een kamer met het nummer “503” boekte. Op 14 februari 2013 werd er uitgecheckt. [32] Voorts blijkt dat de kamer contant werd betaald. [33]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem vroeg om [slachtoffer 2] vanuit Den Haag op te halen. Vervolgens vroeg [medeverdachte 3] aan [verdachte] te rijden. [medeverdachte 3] haalde met [verdachte] en [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] op in Den Haag en bracht haar naar de woning van [medeverdachte 2] in Almere. De volgende dag zijn [medeverdachte 3] en [verdachte] met [slachtoffer 2] naar een hotel in Leusden gegaan. [34]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] in haar woning kwam met nog drie anderen. [35] Aan [medeverdachte 2] werd gevraagd om [slachtoffer 2] te vertellen hoe zij haar werk als prostituee verrichtte. [medeverdachte 2] vertelde [slachtoffer 2] hoe zij afspraken maakte, hoe een klant werd binnengelaten, hoe geld werd aangenomen en hoe zij daarna deed en afscheid nam. [36] Er werd aan [medeverdachte 2] gevraagd of zij kleding had voor [slachtoffer 2] en toen werd uitgelegd dat [slachtoffer 2] ook als prostituee wilde werken en dat er een klant zou komen. Toen [slachtoffer 2] een klant ontving stond zij met de anderen op het balkon. [37]
[verdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] heeft opgehaald uit Den Haag met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. De benzine werd betaald door [medeverdachte 3]. Vervolgens gingen zij naar de woning van [medeverdachte 2]. De volgende dag vroeg [medeverdachte 3] hem mee te gaan naar een hotel in Leusden. [verdachte] en [medeverdachte 3] lieten [slachtoffer 2] op de hotelkamer alleen achter. Later bleven zij in Voorthuizen in de auto op [slachtoffer 2] wachten. [38]
Conclusie
De rechtbank merkt de verklaringen van [slachtoffer 2] als geloofwaardig en betrouwbaar aan. Haar verklaringen zijn op belangrijke onderdelen consistent en worden op een groot aantal wezenlijke onderdelen ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 3], [verdachte] en [medeverdachte 2], alsmede door objectief bepaalde en verifieerbare gegevens, zoals onder meer de historische verkeersgegevens, de foto’s die op die bewuste dag zijn gemaakt en de aangemaakte advertentie [39] met de werknaam “[bijnaam]”.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] als uitgangspunt genomen kunnen worden nu deze worden ondersteund door overige bewijsmiddelen en de rechtbank ook overigens geen reden heeft om te twijfelen aan haar verklaringen.
Wetenschap
Verdachte was vrijwel voortdurend aanwezig ten tijde van de door [slachtoffer 2] verrichte prostitutiewerkzaamheden, zowel in de woning van [medeverdachte 2] als in het hotel en hij heeft [slachtoffer 2] daarna tweemaal afgezet. In Voorthuizen heeft hij met [medeverdachte 3] gewacht op de terugkeer van [slachtoffer 2]. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat in de auto vanuit Den Haag is gesproken over het verdienen van geld. In de auto heeft zij aangegeven minderjarig te zijn en kreeg zij de instructie om een andere naam op te geven. Dit vond derhalve plaats in het bijzijn van verdachte. Voor het maken van afspraken met klanten is voorts gebruik gemaakt van het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was en deze afspraken zijn in zijn bijzijn gemaakt. In de woning van [medeverdachte 2] stond verdachte evenals de anderen op het balkon toen [slachtoffer 2] een klant ontving. De verklaring van verdachte dat hij niet wist van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2] acht de rechtbank gelet op voorgaande ongeloofwaardig en derhalve onaannemelijk.
Medeplegen
Medeplegen vereist een bewuste en nauwe samenwerking. Verdachte was tijdens het ten laste gelegde aanwezig, vervulde de rol van chauffeur omdat hij als enige een rijbewijs had, heeft gezegd dat [slachtoffer 2] een andere naam moest opgeven aan de politie en distantieerde zich niet van de activiteiten van de mede-verdachte, maar bleef zijn rol van chauffeur vervullen tot aan de aanhouding van [medeverdachte 3] en [slachtoffer 2].
Gelet op hetgeen uit de verklaringen van [slachtoffer 2] naar voren komt en op hetgeen hiervoor onder het kopje “wetenschap” is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt.
Feit 2, sub 2 en 5
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde handelingen, te weten het vervoeren, huisvesten en overbrengen, moet de verdachte oogmerk van uitbuiting hebben gehad. Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. Het oogmerk van uitbuiting is in casu gelegen in het verkrijgen van enig financieel gewin.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte gericht was op het prostitueren van [slachtoffer 2] en haar aldus ertoe te brengen dat zij zich beschikbaar zou stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling, zodat verdachte [slachtoffer 2] kon uitbuiten door haar inkomsten te incasseren.
Feit 2, sub 8
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat zij het van klanten ontvangen geld heeft afgestaan aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Voor deze verklaring vindt de rechtbank steun in het gegeven dat [slachtoffer 2] op 14 februari 2013 € 0,15 bij zich had, terwijl zij zojuist bij een klant was geweest. Gelet op verdachtes rol als medepleger heeft verdachte voordeel getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2]. Dat verdachte niet direct het geld van [slachtoffer 2] heeft ontvangen, maakt dit niet anders.
De rechtbank verwerpt derhalve de verweren van de raadsman, aangezien deze worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde in alle ten laste gelegde varianten wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij op tijdstippen in de periode van 01 februari 2013 tot en met 14 februari 2013 te Den Haag en Almere en Leusden en elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
een ander, te weten [slachtoffer 2] (roepnaam [slachtoffer 2]) (geboren op [1996])
(sub 2)
heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
(sub 5)
die [slachtoffer 2] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
(sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten [slachtoffer 2], met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer 2] opgehaald bij haar verblijfadres in Den Haag en haar per auto verder door Nederland vervoerd en
  • die [slachtoffer 2] enige tijd laten verblijven in woning(en) en/of een hotel en
  • aan die [slachtoffer 2] de gelegenheid geboden in een of meer woning(en) en/of hotel prostitutie te bedrijven en
  • aan die [slachtoffer 2] instructies gegeven hoe prostitutie te bedrijven en/of aan die [slachtoffer 2] de instructie gegeven dat zij tegen klanten moest zeggen dat zij 18 jaar oud was en
  • advertenties betrekking hebbende op [slachtoffer 2] op de site kinky.nl geplaatst en
  • alle van die prostitutieverdiensten van die [slachtoffer 2] aan hem/hun, verdachte en/of zijn mededader(s), laten afgeven door die [slachtoffer 2].
Van het onder 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 2.
Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een strafoplegging, om te volstaan met de oplegging van een werkstraf, bijvoorbeeld een werkstraf voor de duur van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd en de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd. De raadsman heeft gewezen op de beperkte rol van verdachte, de korte periode, het beperkte voordeel en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft samen met anderen een minderjarig en kwetsbaar meisje in de prostitutie gebracht door haar te huisvesten, instructies te geven en van haar te profiteren. Dit handelen van verdachte moet worden beschouwd als een volstrekte minachting en volledig gebrek aan respect voor het minderjarige en kwetsbare slachtoffer. Mensenhandel waarbij iemand in de prostitutie wordt gebracht is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiters. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd de psychische gevolgen hiervan ondervinden.
Bij de beoordeling van de ernst heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de verdere omstandigheden waaronder het feit is begaan, waaronder de duur van het feit, de mate van uitbuiting en de leeftijd en de houding van het slachtoffer.
Op grond van in het bijzonder de ernst van het feit acht de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur gerechtvaardigd.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie
d.d. 11 februari 2015 en met hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard omtrent zijn persoonlijke omstandigheden.
Gelet op het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is uit het oogpunt van vergelding alsmede van preventie. De rechtbank gaat bij de oplegging van een vrijheidsstraf uit van een korte periode waarin verdachte heeft bijgedragen aan het zich prostitueren van het slachtoffer. Als strafverzwarende factoren weegt de rechtbank zwaar mee dat het een minderjarig en kwetsbaar slachtoffer was van wie verdachte misbruik gemaakt heeft. Verdachte heeft een actieve bijdrage geleverd aan de bewezenverklaarde handelingen, maar in een beperktere mate dan de medeverdachten. Verdachte was een stuk ouder dan het slachtoffer en de overige medeverdachten en had daardoor een beter besef moeten hebben van de impact op het slachtoffer van de door hem verrichte handelingen. Ten slotte weegt de rechtbank als strafverzwarende factor mee dat de mensenhandel in vereniging is gepleegd.
Ter terechtzitting is [E], reclasseringswerker van de Reclassering Nederland te Lelystad gehoord. De reclasseringswerker heeft verklaard dat verdachte zelf een woning en bewindvoering heeft geregeld, gemotiveerd is, dertig uur per week werkt en zich houdt aan de afspraken. Geadviseerd is om het reclasseringstoezicht te continueren. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou contraproductief zijn voor positieve ontwikkelingen die verdachte doormaakt.
De rechtbank zal in haar strafoplegging in die zin rekening houden met de door de reclassering verwoorde belangen van verdachte, dat het op te leggen onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf door verdachte reeds in het kader van de ondergane voorlopige hechtenis is uitgezeten. Daarnaast zal de rechtbank een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan enig strafbaar feit en om de oplegging van reclasseringstoezicht mogelijk te maken.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden, met daarnaast een werkstraf voor de duur van 80 uur.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 1] – daartoe vertegenwoordigd door mr. A. Koopsen, advocaat te Alkmaar – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 13.300,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot toewijzing van de gevorderde materiële schade van € 5.800,00. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent de hoogte van de gevorderde immateriële schade. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman eveneens de niet-ontvankelijkheid dan wel de afwijzing van de vordering bepleit. Blijkens de toelichting is de vordering ten aanzien van de immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de materiële schade blijkt enkel dat verdachte kortstondig in de ten laste gelegde periode aanwezig was.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 1] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dat zoals hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte gedurende de proeftijd van
2 jaarde hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte:
* zich zal melden bij de Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
- legt voorts aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
80 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het procesdossier 25Adrano met nummer 2013079370, bestaande uit diverse doorgenummerde ordners.
2.Pagina 955.
3.Pagina 953.
4.Pagina 959.
5.Pagina’s 977 en 978.
6.Pagina 986.
7.Pagina 985.
8.Pagina 982.
9.Pagina 985.
10.Pagina 986.
11.Pagina 1132.
12.Pagina’s 1133 en 1138.
13.Pagina 1134.
14.Pagina 1135.
15.Pagina 1138.
16.Pagina 1139.
17.Pagina 1140.
18.Pagina 950.
19.Pagina’s 951 en 952.
20.Pagina’s 1033 e.v..
21.Pagina 1035.
22.Pagina 1036.
23.Pagina 407.
24.Pagina’s 1038 en 1039.
25.Pagina 1036.
26.Pagina 1037.
27.Pagina 1036
28.Pagina 1099 t/m 1102
29.Pagina 866
30.Pagina 1102
31.Pagina 1118 en 1119
32.Pagina 1061.
33.Pagina 1071.
34.Een proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 3], op 5 december 2014 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
35.Pagina 631.
36.Pagina 632.
37.Pagina 633.
38.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting d.d. 1 april 2015, pagina’s 402 e.v. en een proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte], op 6 november 2014 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier.
39.Pagina 1148.