Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiser 6],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 maart 2014;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties en wijziging van eis;
- het proces-verbaal van de comparitie van 24 juni 2014;
- de akte na comparitie van ASR;
- de antwoordakte van [eisers] met producties en wijziging van eis;
- de antwoordakte van ASR.
2.De feiten
3.Het geschil en de beoordeling, in conventie en in reconventie
- een verklaring voor recht dat ASR is tekortgeschoten in haar verplichtingen op grond van de verzekeringsovereenkomst, door dekking te weigeren, door de verzekeringen van [eiser 6] en [eiser 1] te beëindigen en door [eiser 6] en [eiser 1] te registreren in haar incidentenregister en in het Centraal Informatiesysteem;
- vergoeding van de geleden schade, waaronder drie facturen van [bedrijf] van € 66.707,97, € 2.521,65 en € 2.938,27, het verschil tussen de premie van ASR en de huidige premie, en € 6.500 aan immateriële schade;
- ongedaanmaking van de registratie in het incidentenregister;
- alles met rente en kosten, waaronder de werkelijk gemaakte advocaatkosten.
In reconventievordert zij – eveneens samengevat – vergoeding van € 2.671,92 aan expertisekosten, vermeerderd met rente en kosten.
4.De beslissing
8 april 2015voor het nemen van een akte door [eisers] over de registratie in de incidentenregisters (§ 3.21) en de oorzaak van de hogere premies (§ 3.24), waarna ASR op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen;