4.3Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Sinds 1 juli 2012 was verdachte penningmeester van de Stichting Straatnieuws te Utrecht (hierna: de SSU).De SSU is de uitgever van de Utrechtse daklozenkrant. De werkwijze van de SSU is als volgt. Krantverkopers van het Straatnieuws kopen bij het afgiftepunt hun kranten in en betalen deze kranten direct contant. Het geld dat de verkopers bij het afgiftepunt afgeven, wordt ingeboekt en in een kluis gedaan. Verdachte beschikte als enige bestuurslid van de SSU over een sleutel van deze kluis en was in zijn hoedanigheid van penningmeester verantwoordelijk voor het uitnemen van het gestorte geld uit de kluis en het afstorten van dat geld bij de bank.Hiertoe beschikte verdachte over een bankpasje van de bankrekening van de SSU. Dit bankpasje is op 6 augustus 2012 geactiveerd.
Op 15 januari 2014 heeft [naam], voorzitter van de SSU, aangifte gedaan tegen verdachte van verduistering van gelden van de SSU in zijn functie van penningmeester. In de aangifte is vermeld dat [naam] er in september 2013 achter kwam dat verdachte geld had verduisterd van de SSU.Verdachte heeft met ingang van 1 oktober 2013 zijn functie van penningmeester bij de SSU neergelegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij gelden van de SSU, die hij diende af te storten op de bankrekening van de SSU, (deels) op zijn eigen bankrekening heeft gestort, dat hij deze gelden niet allemaal heeft overgemaakt naar de bankrekening van de SSU en dat hij de niet doorgestorte bedragen voor eigen gebruik heeft aangewend.Ook heeft hij verklaard dat hij twee keer voor privé gebruik geld heeft gepind met de bankpas van de SSU, één keer op het vliegveld van Schiphol en één keer op een vliegveld in Griekenland.Dit betreft gezien de bankafschriften van de SSU een bedrag van in totaal € 120,--.
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte zijn ter vaststelling van de hoogte van het verduisterde bedrag de gegevens van de bankrekeningen van de SSU en van verdachte over de periode van 1 juli 2012 tot en met 1 oktober 2013 strafrechtelijk gevorderd.
Aan de hand van deze gegevens zijn in opdracht van het Openbaar Ministerie overzichten gemaakt van de door verdachte op zijn eigen bankrekeningen contant gestorte bedragen en de door verdachte van zijn bankrekeningen naar de bankrekening van de SSU overgeboekte bedragen.
Hieruit komt naar voren dat verdachte:
- in de periode van 10 augustus 2012 tot en met 1 oktober 2013 bedragen van totaal € 60.173,85 heeft gestort op zijn bankrekeningen
(met uitzondering van het afstortpunt Zevenwouden te Utrecht, zie hieronder onder de bewijsoverwegingen);
- in de periode van 10 augustus 2012 tot en met 1 oktober 2013 van zijn bankrekeningen bedragen van totaal € 37.952,76 heeft overgemaakt op de bankrekening van de SSU.
Daarnaast heeft de rechtbank aan de hand van de zich in het dossier bevindende gegevens vastgesteld dat verdachte op 19 juni 2013 nog een bedrag van € 3.500,-- van de bankrekening van de SSU heeft overgemaakt naar zijn bankrekening.Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ook dit bedrag van € 3.500,-- voor eigen gebruik heeft aangewend.
Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat op 5 september 2013 nog een bedrag van € 400,-- is overgeschreven van de bankrekening van de SSU naar de bankrekening van verdachte.
Verduistering
Gelet op de bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode van 10 augustus 2012 tot en met 1 oktober 2013 gelden van de SSU heeft verduisterd. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de periode van 13 juli 2012 tot 10 augustus 2012 niet kan worden geoordeeld dat sprake was van verduistering. Verdachte beschikte gedurende die periode nog niet over een geactiveerde bankpas van de rekening van de SSU, en kon toen het contant door de Straatnieuwsverkopers in de kluis gestorte geld niet op de rekening van de SSU storten. Hij moest dit geld eerst op een andere bankrekening storten, voordat hij het kon overmaken naar de bankrekening van de SSU. Wat betreft deze periode kan dan ook niet geoordeeld worden dat verdachte het opzet had zich de op zijn rekening gestorte gelden van de SSU wederrechtelijk toe te eigenen.
De hoogte van het verduisterde bedrag
De rechtbank stelt voorop dat zij geen aanknopingspunt ziet voor het oordeel dat zoals door de verdediging gesteld de zich in het dossier bevindende Excel-bestanden van de bankrekeningnummers van verdachte niet van de bank van verdachte afkomstig zijn. Er is ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de stelling van de officier van justitie ter terechtzitting dat dit de gegevens zijn zoals deze door de bank zijn aangeleverd. Er zijn door de verdediging ook geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen blijken dat deze gegevens niet door de bank zijn aangeleverd, noch is elders uit gebleken dat deze gegevens niet de authentieke gegevens van de bankrekening van verdachte zouden zijn. De rechtbank wijst er hierbij nog op dat alle door verdachte gedane overboekingen naar de rekening van de SSU, die op de Excel-bestanden voorkomen, ook zijn terug te vinden op de zich in het dossier bevindende bankrekeningafschriften van de SSU. Het verweer van de verdediging dat deze Excel-bestanden niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, wordt dan ook verworpen.
Dit betekent dat de rechtbank deze Excel-sheets zal gebruiken bij de beoordeling van de hoogte van het verduisterde bedrag.
Betreffende de hoogte van dit bedrag stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat ten aanzien van alle door verdachte contant op zijn rekening gestorte bedragen sprake is van verduistering, nu deze gestorte bedragen gelden van de SSU zijn en verdachte als heer en meester over deze gelden heeft beschikt.
De verdediging heeft gesteld dat ten aanzien van de bedragen die verdachte vanaf zijn rekening heeft doorgestort naar de rekening van de SSU geen sprake is van verduistering.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gesproken van verduistering in de gevallen waarin verdachte een geldbedrag van de SSU contant op zijn bankrekening stortte en dit bedrag geheel of gedeeltelijk vrijwel meteen of korte tijd later overboekte naar de bankrekening van de SSU. Ten aanzien van die overgeboekte bedragen kan immers
nietworden gezegd dat verdachte het opzet had die bedragen voor zichzelf te gebruiken en zich die bedragen dus
opzettelijkwederrechtelijk heeft toegeëigend, bijvoorbeeld in die zin dat hij die bedragen eerst ten eigen nutte heeft aangewend/uitgegeven en pas daarna heeft terugbetaald.
Uit de bankafschriften en overzichten van de bankrekeningen van de SSU en van verdachte blijkt dat in ieder geval een aantal afstortingen en overboekingen onder deze categorie vallen.
Wél is sprake van verduistering ten aanzien van die bedragen die verdachte niet vrijwel meteen of korte tijd later heeft overgeboekt naar de rekening van de SSU. Met betrekking tot die bedragen geldt immers dat verdachte hierover als heer en meester heeft beschikt en hij zich die bedragen
opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend. Deze conclusie wordt ondersteund door de verklaring van verdachte ter zitting, inhoudende dat hij, als hij in geldnood verkeerde, gelden van de SSU aanwendde om eigen schulden/rekeningen te betalen en dat hij deze gelden pas (gedeeltelijk) terugbetaalde als zijn financiële positie daarvoor ruimte bood.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank een lager bedrag verduisterd acht dan de officier van justitie. De officier van justitie merkt immers alle contante stortingen van gelden van de SSU op de bankrekening van verdachte aan als verduisterde bedragen, terwijl de rechtbank uitsluitend de bedragen die niet (vrijwel) direct zijn overgeboekt, als zodanig aanmerkt.
Op basis van de in het dossier aanwezige stukken is het exacte bedrag dat verdachte heeft verduisterd niet vast te stellen, nu niet voor elke individuele contante storting op de rekening van verdachte kan worden beoordeeld of verdachte de opzet had om dit bedrag voor zichzelf te gebruiken. Verdachte heeft sommige contant op zijn rekening gestorte bedragen direct of korte tijd later geheel overgeboekt naar de rekening van de SSU, maar andere contante stortingen heeft verdachte slechts deels direct of korte tijd later overgeboekt naar de rekening van de SSU. Daarbij komt dat de overboekingen van verdachte naar de rekening van de SSU niet zijn voorzien van een datum kluisopname of een datum van storting op eigen rekening, noch van enig ander kenmerk, zodat niet steeds per overboeking kan worden vastgesteld of sprake is van een overboeking van een kort daarvoor afgestort contant bedrag of een “terugbetaling” van een op een eerder moment verduisterd geldbedrag.
Wat wel kan worden vastgesteld is de hoogte van het verschil tussen de door verdachte contant op zijn bankrekening gestorte bedragen en de bedragen die hij had overgemaakt naar de rekening van de SSU ten tijde van het (strafrechtelijk) onderzoek naar de bankrekeningen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het bedrag dat verdachte
tenminsteheeft verduisterd.
De rechtbank berekent de hoogte van dit bedrag als volgt.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte bedragen van de SSU van totaal € 60.173,85 contant op zijn rekening heeft gestort, dat hij een bedrag van € 120,-- heeft gepind voor privé-uitgaven en dat hij bedragen van € 3.500,-- en € 400,-- heeft overgeschreven van de bankrekening van de SSU naar zijn eigen bankrekening. Dit is een bedrag van in totaal
€ 64.193,85.De rechtbank verwerpt ten aanzien van het bedrag van € 400,-- de stelling van verdachte dat hij van dit geld goederen voor de SSU heeft gekocht, nu dit niet aannemelijk is geworden. De rechtbank wijst er hierbij op dat uit de bankafschriften van de rekening van de SSU volgt dat verdachte andere aankopen ten behoeve van de SSU met bankpas van SSU heeft gepind en dus niet op de door verdachte genoemde wijze ten aanzien van het bedrag van € 400,00.
Ten aanzien van de door verdachte op het afstortpunt Zevenwouden te Utrecht gestorte contante bedragen merkt de rechtbank op dat op basis van de stukken in het dossier niet kan worden vastgesteld of dit gelden zijn die afkomstig zijn van de SSU, of inkomsten betreffen die verdachte op een andere wijze heeft verworven. Door verdachte is gemotiveerd gesteld dat de gelden die hij na 13 juli 2012 op dit afstortpunt Zevenwouden contant heeft gestort, voorvloeien uit contante opbrengsten van zijn theatervoorstellingen. Mogelijk is aan de hand van de boekhouding van de SSU vast te stellen of deze bedragen toch van de SSU afkomstig zijn. Deze boekhouding is echter niet toegevoegd aan het dossier. De rechtbank volgt verdachte dan ook in zijn stelling dat dit stortingen zijn van privégelden.
Ook volgt uit voornoemde bewijsmiddelen dat verdachte een bedrag van
€ 37.952,76heeft overgemaakt van zijn bankrekeningen naar de bankrekening van de SSU.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte een bedrag van
tenminste
€ 64.193,85- € 37.952,76 = € 26.241,06heeft verduisterd.
Persoonlijke dienstbetrekking?
Met de verdediging acht de rechtbank, nu verdachte zijn werkzaamheden als vrijwilliger verrichtte en niet (als werknemer) in dienst was van de vereniging, niet bewezen dat er bij het penningmeesterschap van de verdachte sprake was van een persoonlijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.