In deze zaak heeft de Ondernemingsraad van Rijkswaterstaat Verkeer en Watermanagement (RVWM) een verzoek ingediend bij de kantonrechter om de nietigheid van het besluit tot vaststelling van de jaarroosters 2015 in te roepen. De rechter oordeelt dat het besluit nietig is, omdat het niet ter instemming aan de ondernemingsraad is voorgelegd, zoals vereist op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De procedure begon met een verzoekschrift van de ondernemingsraad, waarin werd gesteld dat de instemming van de ondernemingsraad noodzakelijk was voor de vaststelling van de jaarroosters. RVWM voerde verweer en stelde dat er geen instemmingsplicht was, omdat de normroosters slechts een resultaat waren van de toepassing van eerder gemaakte afspraken en geen instemmingsplichtige regeling vormden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de normroosters wel degelijk een arbeids- en rusttijdenregeling zijn die onder de instemmingsplicht van de WOR valt. De rechter heeft geoordeeld dat de ondernemingsraad tijdig de nietigheid van het besluit heeft ingeroepen en dat RVWM niet had mogen vertrouwen op een afstand van het instemmingsrecht door de ondernemingsraad. De rechter heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om in overleg te treden en heeft verdere beslissingen aangehouden, terwijl de nietigheid van het besluit werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van de instemmingsprocedure en de rol van de ondernemingsraad in het proces van besluitvorming binnen de organisatie.