ECLI:NL:RBMNE:2015:1296

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
16-661482-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en diefstal van elektriciteit door middel van verbreking

Op 23 januari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1982 en ingeschreven op een adres in de gemeente [woonplaats], werd in persoon bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann, tijdens de zitting op 9 januari 2015. De tenlastelegging omvatte het telen van 268 hennepplanten in vereniging en het stelen van elektriciteit door middel van braak. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging geen verweer voerde tegen de feiten, maar wel stelde dat er geen bewijs was voor medeplegen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er geen bewijs was van nauwe en bewuste samenwerking en sprak de verdachte partieel vrij van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’. De rechtbank achtte de feiten bewezen en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit.

De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uur, met vervangende hechtenis van 100 dagen, en hield rekening met het tijdsverloop en het feit dat de verdachte niet eerder in aanraking was gekomen met politie of justitie. De beslissing was gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en de rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661482-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [1982] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann, advocaat te Soest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in vereniging 268 hennepplanten heeft geteeld/opzettelijk aanwezig gehad.
feit 2: in vereniging elektriciteit heeft gestolen door middel van braak/verbreking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde, te weten -kort gezegd- het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit met braak, wettig en overtuigend bewezen en baseert zich hierbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de feiten. De raadsman stelt zich ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten wel op het standpunt dat er, met name gelet op de verklaring van verdachte, niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’ en dat verdachte hiervan partieel dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde:
- de bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de hennepkwekerij d.d. 21 maart 2013; [2]
- de bevindingen met betrekking tot de determinatie van de aangetroffen planten d.d. 21 januari 2013; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte. [4]
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde:
- de aangifte van [aangever] namens de benadeelde Stedin d.d. 6 maart 2013, met bijlagen; [5]
- de bekennende verklaring van verdachte. [6]
Bewijsoverweging:
Overeenkomstig de verdediging, stelt de rechtbank ten aanzien van het onder feit 1 en onder feit 2 ten laste gelegde vast dat er geen bewijs is van een nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen door verdachte. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van beide feiten dan ook partieel vrijspreken van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging’.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1:
op één of meer tijdstippen, gelegen in de periode van 23 juli 2012 tot en met 21 januari 2013 in [woonplaats] telkens opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres], een hoeveelheid van in totaal ongeveer 268 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
feit 2:
op één of meer tijdstippen, gelegen in de periode van 23 juli 2012 tot en met 21 januari 2013 in [woonplaats] telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pand, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1: Handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 2: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uur, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte nadien niet meer in aanraking is gekomen met politie of justitie. De raadsman heeft gelet hierop verzocht tot oplegging van een geheel voorwaardelijke werkstaf, van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het kweken van hennepplanten en diefstal van elektriciteit om de hennepkwekerij van voldoende stroom te kunnen voorzien. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts levert een hennepkwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en waarvoor de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, schade op voor het elektriciteitsbedrijf en (brand)gevaar voor de omgeving. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
De ernst van de feiten rechtvaardigen in beginsel, mede gelet op de LOVS oriëntatiepunten, zowel een forse taakstraf als een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft echter rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het aantreffen van de hennepkwekerij en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot een strafvermindering. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, een werkstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met aftrek passend en geboden is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
BewezenverklaringVerklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: Handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 2: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 200 uur, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Wijna, voorzitter,
mrs. H.A. Gerritse en A.R. Creutzberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2015.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in de periode van 23 juli 2012 tot en met 21 januari 2013 in de gemeente [woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 268 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in de periode van 23 juli 2012 tot en met 21 januari 2013 in de gemeente [woonplaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit een pand, gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit (ongeveer 5.527,72 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer b.v., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. PL091A 2013016424(A), bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 138). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], brigadier-rechercheur van Politie Utrecht d.d. 21 maart 2013, opgenomen op pagina 16 tot en met 23, met name pagina 18.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant], brigadier-rechercheur van Politie Utrecht d.d. 21 januari 2013, opgenomen op pagina 43 en 44.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 januari 2015.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 6 maart 2013, met bijlagen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], brigadier van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 56 tot en met 91, met name pagina 58, 59 en 60.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 januari 2015.