ECLI:NL:RBMNE:2015:1295

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
16-661482-13 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

Op 23 januari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in de ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de teelt van hennep, waarbij hij in zijn woning een hennepkwekerij had opgezet. De officier van justitie vorderde een verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 47.549,48, dat later werd verlaagd naar € 43.001,76 na aftrek van kosten voor elektriciteit die de veroordeelde had betaald. De verdediging betwistte dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten en voerde aan dat de oogsten niet verkoopbaar waren.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde wel degelijk voordeel had genoten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en het rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van twee eerdere oogsten, waarvan de opbrengst en kosten zijn berekend. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 35.642,52, dat de veroordeelde aan de Staat moest betalen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2015.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661482-13 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 januari 2015
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde],
geboren [1982] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2015.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 9 december 2014, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/661482-13, waaruit blijkt dat verdachte bij vonnis van 23 januari 2015 van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van -kort gezegd- hennepteelt en diefstal van elektriciteit in de periode van 23 juli 2012 tot en met 21 januari 2013;
- het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, met bijlage, nr. 2013016424 d.d. 23 maart 2013;
- de overige stukken,
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann, advocaat te Soest.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 47.549,48.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering aldus gewijzigd dat hij het maximumbedrag, na het in mindering brengen van de inmiddels door veroordeelde aan Eneco betaalde kosten voor elektriciteit, thans stelt op € 43.001,76.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Er is slechts eenmaal eerder geoogst en deze oogst bleek ongeschikt voor verkoop. De tweede oogst is in beslag genomen. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de kostenberekening onjuist is.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op grond van de navolgende feiten en omstandigheden die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend. [1]
Aantal oogsten
Op 21 januari 2013 is in de woning aan de [adres] te [woonplaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, met daarin 268 hennepplanten, van ongeveer zes weken oud. [2] Ter plaatse zijn door verbalisant [verbalisant 1] waarnemingen gedaan op basis waarvan hij heeft vastgesteld dat tweemaal eerder is geoogst. De rechtbank neemt deze vaststelling over en maakt deze tot de hare. Hierbij heeft de rechtbank met name gelet op het volgende:
  • Sterk vervuilde koolstoffilters: de aangetroffen koolstoffilters zijn ter plaatse zwaar vervuild geraakt. Dat blijkt uit het feit dat onder de banden waaraan de koolstoffilters waren opgehangen geen vervuiling werd aangetroffen. Er was sprake van dermate vervuiling dat de filters minimaal twee hennepoogsten in werking zijn geweest.
  • Aantreffen van resten: in de woning lagen afvalbladeren, restkluiten, afgeknipte stelen en wortels van hennepplanten afkomstig van een eerdere hennepoogst.
  • Kalkaanslag: zowel op het zeil van de vloer van de hennepplantage als in het watervat zat een dikke laag kalkaanslag, wat duidt op een langdurig in bedrijf zijn van hennepkwekerijen. Tevens was er sprake van kalkafzetting op de waterpomp.
  • Schimmelvorming: op de vloer onder de hennepplanten werd schimmelvorming aangetroffen.
  • Groeimiddelen: in de woning werden lege en half gevulde jerrycans van groeimiddelen aangetroffen.
Blijkens het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 23 maart 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] is ten behoeve van het onderzoek onder andere gebruik gemaakt van het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (hierna: het BOOM-rapport), waarin hieromtrent standaardberekeningen en normen zijn vermeld. [4] De rechtbank stelt dan ook vast dat de deskundigheid van verbalisant [verbalisant 1], onder andere met betrekking tot het vaststellen van het aantal eerdere oogsten, is gebaseerd op de op feiten en omstandigheden en ervaring gebaseerde deskundigheid van het BOOM(-rapport).
De veroordeelde heeft verklaard eigenaar te zijn van de aangetroffen hennepkwekerij, die hij heeft opgezet in juli 2012. Hij heeft in augustus/september 2012 voor het eerst geoogst, en de hennepplanten geknipt met behulp van een aantal anderen die hier volgens hem verstand van hadden. Na het knippen kwam de veroordeelde tot de constatering dat deze oogst mislukt was. De aangetroffen oogst is de tweede oogst geweest. [5]
De rechtbank stelt vast, op basis van de verklaring van de veroordeelde, dat de eerste kweekcyclus is aangevangen in juli 2012 en dat de aangetroffen kweekcyclus is aangevangen omstreeks december 2012. In de standaardnormen wordt uitgegaan van een gemiddelde kweekcyclus van tien weken per oogst. [6] Tussen de eerste oogst en de aangetroffen oogst, past derhalve nog een hele kweekcyclus van tien weken. De rechtbank acht ook aannemelijk dat nog een kweekcyclus heeft plaatsgevonden, gelet op bovengenoemde constateringen van verbalisant [verbalisant 1]. De verklaring van de veroordeelde, dat de eerste en enige oogst zou zijn mislukt, acht de rechtbank gelet op het voorgaande volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank heeft bij deze beoordeling tevens gelet op de omstandigheid dat de verklaring van de veroordeelde dat de oogst niet verkoopbaar was, niet strookt met de omstandigheid dat er – volgens eigen verklaring van de veroordeelde – met meerdere mensen geknipt is. De rechtbank ziet ook anderszins geen aanleiding om af te wijken van het rapport en stelt derhalve vast dat er sprake is geweest van twee eerdere oogsten waarvan de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank gebruikt als grondslag voor de schatting van de hoogte van dit wederrechtelijk voordeel het bovengenoemde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 23 maart 2013 (hierna: het rapport).
Totale bruto opbrengst
De rechtbank stelt vast dat de wijze van het berekenen van de opbrengst per oogst door de verdediging niet is weersproken. De rechtbank ziet ook anderszins geen aanleiding om van deze wijze van berekening af te wijken en neemt deze dan ook als uitgangspunt.
In de kwekerij stonden minimaal 268 hennepplanten, 13 planten per m2. De werkelijke opbrengst aan hennep per plant en de verkoopprijs van de hennep konden niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport is de opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij minimaal 29,1 gram en de verkoopprijs minimaal € 3.280,- per kilogram.
- 268 planten X 29,1 gram = 7.798,8 gram
- 7,7988 kilogram X € 3.280,- = € 25.580,06
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal € 25.580,06. [7]
De totale bruto opbrengst van twee oogsten bedraagt derhalve € 51.160,12.
Totale kosten
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de kostenberekening, opgenomen in het rapport, onjuist is. Mede gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om op enkele punten af te wijken van de berekening in het rapport.
Afschrijfkosten: De verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde circa € 5.000,- heeft geïnvesteerd. In het rapport wordt ongemotiveerd een lager bedrag aannemelijk geacht. De verdediging heeft tevens aangevoerd dat deze gehele kostenpost in één keer dient te worden afgeschreven. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Gelet op het hiervoor genoemde BOOM-rapport, dat landelijk als aanvaard uitgangspunt geldt bij de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de teelt van hennep, ziet de rechtbank, mede gelet op de rechtsgelijkheid, onvoldoende grond om de volledige investeringskosten in mindering te brengen, zoals door de raadsman van de veroordeelde is bepleit. In het BOOM-rapport wordt, gelet op de hoeveelheid hennepplanten in de kwekerij, als uitgangspunt een afschrijving van € 200,- per oogst gehanteerd. [8] De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Inkoop stekken: De veroordeelde heeft verklaard per oogst 300 plantjes te hebben gekocht en hier € 800,- voor te hebben betaald. [9] De rechtbank ziet, met de verdediging, geen reden om van deze verklaring van de veroordeelde af te wijken en hanteert als kosten voor de inkoop van de stekken € 800,- per oogst.
Knipkosten: Door de veroordeelde is ter terechtzitting aangevoerd dat hij ten aanzien van het oogsten 3 à 4 mensen heeft ingehuurd om hem te helpen met het knippen. Hiervoor betaalde hij € 150,- tot € 200,- per persoon. [10] Met de verdediging acht de rechtbank aannemelijk dat de veroordeelde kosten heeft gemaakt voor knippers van € 600,- per oogst.
Variabele kosten: De rechtbank stelt vast dat de wijze van het berekenen van de variabele kosten per oogst door de verdediging niet is weersproken en neemt dit dan ook als uitgangspunt. Gelet op het BOOM-rapport wordt uitgegaan van € 3,33 per plant per oogst. Uitgaande van 268 hennepplanten, betreffen de variabele kosten € 892,44 per oogst. [11]
Huisvestingskosten: De verdediging heeft aangevoerd dat de woning van de veroordeelde ten tijde van de aanwezigheid van de hennepkwekerij onbewoond was en niet werd gebruikt voor legale doeleinden. De huisvestigingskosten komen derhalve in aanmerking als kostenpost. De rechtbank stelt vast dat het door de raadsman gestelde tevens blijkt uit de verklaring van de veroordeelde, destijds afgelegd bij de politie. [12] Ten onrechte zijn in het rapport deze huisvestingskosten niet in mindering gebracht. De rechtbank heeft geen reden om af te wijken van de kosten, zoals gesteld door de verdediging, te weten € 855,- per maand betreffende hypotheekrente en vaste lasten. Gelet op de periode van in werking zijn van de hennepkwekerij, te weten juli 2012 tot en met januari 2013, brengt de rechtbank ten aanzien van zeven maanden huisvestingskosten in mindering, totaal € 5.985,-.
Elektriciteitskosten: De veroordeelde heeft verklaard inmiddels de kosten voor het (gemeten) elektriciteitsverbruik te hebben betaald. [13] Ter terechtzitting heeft de raadsman hiertoe aan de rechtbank onderbouwing overgelegd en verzocht rekening te houden met deze kosten. De rechtbank brengt derhalve de door de veroordeelde betaalde elektriciteitskosten in mindering, totaal € 4.547,72.
De rechtbank brengt derhalve de volgende kosten voor twee oogsten in mindering:
- afschrijfkosten (€200 x 2): € 400,-
- inkoop stekken (€800 x 2): € 1.600,-
- knipkosten (€600 x 2): € 1.200,-
- variabele kosten (€892,44 x 2): € 1.784,88
- huisvestingskosten: € 5.985,-
- elektriciteitskosten: € 4.547,72
De totale kosten van twee oogsten bedragen derhalve € 15.517,60
Het wederrechtelijk verkregen voordeel is als volgt berekend:
De bruto opbrengst van twee oogsten met aftrek van de totale kosten van twee oogsten = het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bruto opbrengst twee oogsten € 51.160,12
Totale kosten twee oogsten € 15.517,60
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 35.642,52
De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van voormeld bedrag van € 35.642,52 kan aan de veroordeelde worden opgelegd.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van € 35.642,52 (zegge: vijfendertigduizendzeshonderdtweeënveertig euro en tweeënvijftig eurocent).
Legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 35.642,52 (zegge: vijfendertigduizendzeshonderdtweeënveertig euro en tweeënvijftig eurocent).
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Wijna, voorzitter,
mrs. H.A. Gerritse en A.R. Creutzberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2015.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan de strafzaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. PL091A 2013016424(A), bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 138). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal Fotoreportage d.d. 13 maart 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], brigadier van politie Midden-Nederland, opgenomen op pagina 45 tot en met 54, met name pagina 46.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], brigadier-rechercheur van Politie Utrecht d.d. 21 maart 2013, opgenomen op pagina 16 tot en met 23, met name pagina 18 en 20.
4.Het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, met bijlage, nr. 2013016424 d.d. 23 maart 2013, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], brigadier van politie Midden-Nederland, opgenomen op pagina 103 tot en met 109, met name pagina 104. (hierna: het rapport).
5.De verklaring van de veroordeelde ter terechtzitting d.d. 9 januari 2015.
6.Het rapport, pagina 104.
7.Het rapport, pagina 104.
8.Het rapport, p. 106.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 januari 2013, opgemaakt voor verbalisant [verbalisant 2], brigadier van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 92 - 97, met name pagina 94.
10.De verklaring van de veroordeelde ter terechtzitting d.d. 9 januari 2015.
11.Het rapport, p. 106.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 januari 2013, opgemaakt voor verbalisant [verbalisant 2], brigadier van Politie Utrecht, opgenomen op pagina 92 - 97, met name pagina 92.
13.De verklaring van de veroordeelde ter terechtzitting d.d. 9 januari 2015.