6.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met zijn broer op de openbare weg. [slachtoffer ] tegen het lichaam en hoofd geschopt. Verdachte heeft daarin een fors aandeel gehad nu hij, zonder dat daartoe enige aanleiding was, begonnen is met het plegen van geweld tegen [slachtoffer ]. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft verdachte zijn broer mishandeld.
Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 3 december 2014 volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van - hoofdzakelijk - geweldsdelicten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de reclasseringsadviezen van 24 oktober 2014 en 21 januari 2015, aangevuld in een email van 23 januari 2015. In het verleden verliepen de contacten van verdachte met de reclassering moeizaam. Als het al tot afspraken kwam over opnames en vervolgcontacten, kwam verdachte zijn afspraken niet na en/of weigerde hij zijn medewerking te geven. Aan verdachte is in 2007 een ISD-maatregel opgelegd waarna hij na enige weerstand werd opgenomen in De Wier. Verdachte hield zich vervolgens niet aan de afspraken en zat zijn ISD-tijd uit in de PI. In de periode na zijn ISD heeft verdachte een zwervend bestaan geleid, afgewisseld met periodes van detentie. Meerdere pogingen van diverse instanties tot hulpverlening, begeleiding, toeleiding tot zorg en behandeling hebben niet tot enig resultaat geleid daar verdachte keer op keer afspraken niet nakwam, weigerde mee te werken en terugviel in delictgedrag.
Uit de conclusie van een verdiepingsdiagnostiek van Kade 17 volgt dat er bij verdachte sprake is van een ernstige affectieve en pedagogische verwaarlozing in de vroege jeugd. Behandelingen worden door conflicten en alcoholgebruik verbroken. Verdachte heeft nauwelijks ziekte-inzicht en lijkt geen verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor zijn gedrag. Op dit moment is onvoldoende duidelijk wat de kern van de problematiek is. Er zijn sterke aanwijzingen voor een verstandelijke beperking, mogelijk zwakzinnigheid. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een autisme spectrum stoornis en eventuele neurologische problemen worden ook niet uitgesloten. Er is sprake van een ernstig sociaalmaatschappelijk disfunctioneren. Verdachte is niet in staat zelfstandig vorm te geven aan zijn leven en lijkt niet in staat zich te conformeren aan afspraken met de hulpverlening. Geadviseerd wordt een klinische behandeling/opname met aansluitend begeleid wonen en blijvende ondersteuning.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, gezien zijn langdurige verslavingsproblematiek en onduidelijke complexe psychische problematiek. Het risico op onttrekking aan de voorwaarden is hoog, gelet op hoe verdachte zich in het verleden heeft opgesteld. Ambulante behandeling is niet haalbaar. Indien verdachte aansluitend aan zijn detentie op straat zou komen is de kans op recidive zeer groot.
Verdachte kan thans geplaatst worden in de Woenselse Poort en kan, ter overbrugging van de periode tot er plaats is in de Woenselse Poort, opgenomen worden op de forensisch psychiatrische afdeling van de Reinier van Arkelgroep.
De reclassering adviseert verdachte, gezien de nu meewerkende houding van verdachte, een voorwaardelijke ISD maatregel op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een klinische opname gevolgd door een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Voorts adviseert de reclassering een drugs- en alcoholverbod.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten van artikel 38m, eerste lid, Wetboek van Strafrecht is voldaan. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf dan wel werkstraf is veroordeeld. Voorts zijn de onderhavige feiten begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel.
Verdachte heeft op enig moment tijdens zijn detentie besloten zijn leven een geheel andere wending te geven en zijn verleden achter zich te willen laten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan de door de reclassering opgestelde voorwaarden, inclusief een klinische opname, te houden. Verdachte komt daarin op de rechtbank gemotiveerd en oprecht over.
De rechtbank zal, gelet op het advies van de reclassering en de bereidheid van verdachte om mee te werken aan klinische opname, begeleiding en behandeling, derhalve de ISD-maatregel voorwaardelijk opleggen.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat behandeling en begeleiding van verdachte wenselijk en noodzakelijk zijn. Eerder opgelegde begeleiding/behandeling van verdachte heeft telkens niet tot het gewenste resultaat geleid.
Een voorwaardelijk strafdeel - anders dan een voorwaardelijke ISD maatregel – is, mede gelet op het ontbreken van een reëel alternatief, het preventieve en beschermende karakter van een ISD maatregel en de persoon van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te zorgen dat verdachte voor langere tijd zich aan de op te leggen bijzondere voorwaarden zal houden en zich niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.
Het is nu aan verdachte om te laten zien dat hij, zoals hij ter terechtzitting heeft aangegeven, zijn leven een andere wending wil geven.
Naast oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd, acht de rechtbank - gelet op de ernst van de feiten - het passend aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de hoogte gelijk is aan de tijd die verdachte tot op heden in beide zaken in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 199 dagen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen indien er geen behandeling of begeleiding van de verdachte plaatsvindt.
De rechtbank acht het, gelet op artikel 38v, vierde lid Wetboek van Strafrecht, om die reden geboden de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.