ECLI:NL:RBMNE:2014:945

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
16-711180-09
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bijstandsfraude door verdachte en medeverdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bijstandsfraude. De verdachte, geboren in 1963 in Egypte en woonachtig in Veenendaal, ontving gedurende een lange periode een bijstandsuitkering op basis van de Algemene bijstandswet en de Wet werk en bijstand. Gedurende deze periode heeft hij echter verschillende ondernemingen gehad, waaronder een restaurant en een café, zonder deze inkomsten te melden aan de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl hij wist dat deze informatie van belang was voor zijn recht op bijstandsverlening. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de lange periode van de fraude, de inactieve houding van de gemeente en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen geachte feit strafbaar is en dat de verdachte strafbaar is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De zaak is behandeld in Utrecht, en de uitspraak is openbaar gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/711180-09 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 27 februari 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op[1963] te[geboorteplaats] (Egypte),
wonende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2011 en op 13 februari 2014. De verdachte is op 13 februari 2014 in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in/omstreeks de periode van 3 oktober 2001 tot en met 31 juli 2009 samen met een ander, terwijl hij een uitkering ontving krachtens de Algemene bijstandswet en/of Wet werk en bijstand en/of Besluit bijstandsverlening zelfstandigen, opzettelijk heeft nagelaten te melden en/of verzwegen dat hij en/of de medeverdachte een restaurant heeft gehad en/of café werkzaamheden heeft verricht en/of verbouwingswerkzaamheden en/of kluswerkzaamheden heeft verricht en/of enig inkomen heeft gehad uit arbeid en/of leningen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van strafrechtelijk verwijtbaar handelen van verdachte. Op de inkomstenverklaringen moet aangegeven worden welke inkomsten iemand gehad heeft. Verdachte en zijn echtgenote hebben dit zo uitgelegd dat zij pas inkomsten moesten opgeven op het moment dat zij deze ook daadwerkelijk hadden ontvangen. Verdachte en zijn echtgenote hebben echter nooit daadwerkelijk inkomsten ontvangen.
Voorts zijn verdachte en zijn echtgenote tegenover de gemeente steeds open geweest over hun plannen met betrekking tot eventueel te starten ondernemingen of eventueel te ontplooien activiteiten. Dit kan vastgesteld worden aan de hand van de verslagen van het re-integratiebureau, bijvoorbeeld op pagina’s 765 en 862 van het dossier. De verdediging heeft aangevoerd dat er derhalve bij verdachte en zijn echtgenote geen sprake is geweest van het opzettelijk nalaten de benodigde gegevens te verstrekken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Inleiding
[verdachte] en[medeverdachte] zijn sinds 1993 met elkaar gehuwd. [2] Uit onderzoek naar het bijstandsdossier van sociale zaken blijkt dat verdachten [verdachte] en[medeverdachte] vanaf 8 januari 2001 een bijstandsuitkering ontvingen. In eerste instantie was dit in de vorm van een Wet Werk en Bijstand-uitkering (hierna: WWB), die op 1 februari 2009 werd omgezet in een Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen-uitkering (hierna: BBZ), in de vorm van een maandelijkse uitkering en een lening. Op 1 augustus 2009 is de bijstandsuitkering van verdachten [verdachte] en[medeverdachte] door de gemeente Veenendaal ingetrokken en teruggevorderd.
Verdachten [verdachte] en[medeverdachte] worden ervan verdacht dat zij gedurende de periode dat zij een bijstandsuitkering ontvingen bij de volgende bedrijven betrokken zijn geweest:
  • Restaurant [naam] te Nijmegen, in de periode van 14 januari 2001 tot 7 augustus 2002;
  • Café[naam] te Beuningen, in de periode van 12 augustus 2002 tot 15 juli 2004;
  • [naam] Klussenbedrijf, in de periode van 6 september 2002 tot 3 maart 2003;
  • [naam] Klussen, in de periode van 1 april 2009 tot het einde van de ten laste gelegde periode;
  • Restaurant [naam] te Veenendaal, in de periode van 1 maart 2009 tot het einde van de ten laste gelegde periode.
Bewijsmiddelen
Formulieren
Door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veenendaal is aan [verdachte] en [medeverdachte] tot 1 september 2005 maandelijks een formulier verstrekt voor de verstrekking van gegevens. Door middel van dit formulier moeten vragen beantwoord worden en/of eventuele veranderingen aangegeven worden. [4] [verdachte] heeft op de formulieren voor de verstrekking van gegevens van de gemeente Veenendaal van 1 oktober 2001 tot en met 31 maart 2005 ingevuld dat er geen wijziging waren in het inkomen van hemzelf en zijn echtgenote [medeverdachte]. De formulieren zijn zowel door [verdachte] als door [medeverdachte] ondertekend. [5]
Vanaf 1 april 2005 tot 1 augustus 2009 zijn [verdachte] en [medeverdachte] verplicht om wijzigingen door middel van een wijzigingsformulier WWB door te geven. Bij het ingestelde dossieronderzoek werd in het dossier van [verdachte] en [medeverdachte] geen wijzigingsformulier aangetroffen. [6]
Op grond van de door [verdachte] en [medeverdachte] ingevulde gegevens heeft de gemeente Veenendaal de uitkering maandelijks gecontinueerd. [7]
Verdachte[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij en haar man ieder jaar een heronderzoeksformulier moesten invullen en ondertekenen. Zij hebben bij die formulieren fotokopieën van inschrijvingen van ondernemingen in het register van de Kamer van Koophandel overgelegd en melding gemaakt dat zij met de ondernemingen wilden starten. Van de gemeente kregen zij echter de opmerking dat zij moesten stoppen. Daarom hebben zij later niet bij de gemeente opgegeven dat ze met de ondernemingen waren begonnen.[medeverdachte] heeft verklaard dat zij weet dat dit niet helemaal juist was. [8]
Restaurant [naam] te Nijmegen
Op 14 februari 2001 heeft [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) een huurovereenkomst gesloten ten behoeve van de horecabedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te Nijmegen. [9] Deze huurovereenkomst is door middel van een beëindigingsovereenkomst beëindigd per 1 augustus 2002. [10]
Op 29 juni 2001 is tussen de heer [A] en [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte[medeverdachte]) een arbeidsovereenkomst gesloten, waarbij[medeverdachte] in dienst is getreden als werknemer bij restaurant [naam] te Nijmegen op 1 augustus 2001, voor een bruto salaris van NLG 2.550,- per maand. [11]
Uit de handelsregisterhistorie van de Kamer van Koophandel blijkt dat restaurant [naam] van 23 augustus 2001 tot 1 maart 2002 op naam van [medeverdachte] heeft gestaan. [12]
Op 1 oktober 2001 is tussen [naam] Exploitatie Maatschappij B.V. (exploitant) een exploitatieovereenkomst gesloten met [medeverdachte] (mede-exploitant), zaakdoende onder de naam [naam] te Nijmegen, ten behoeve van het plaatsen van twee kansspelautomaten. [13] De netto-exploitatieopbrengsten van de speelautomaten worden tussen partijen verdeeld in de verhouding 50% voor de exploitant en 50% voor de mede-exploitant. [14] Op 1 oktober 2001 zijn [medeverdachte] en [verdachte] met [naam] Exploitatie B.V. een schuldbekentenis aangegaan voor een bedrag van NLG 25.000,-. [15] Op 1 oktober 2001 heeft [naam] Exploitatiemaatschappij B.V. een cheque van NLG 25.000,- uitgeschreven aan [medeverdachte]. [16]
[B] heeft verklaard dat restaurant [naam] van [verdachte] was, maar dat de vergunningen op naam van zijn vrouw[medeverdachte] stonden, vanwege haar diploma sociale hygiëne. [17] In de vier maanden dat [B] mede-eigenaar van het restaurant is geweest, haalde [verdachte] dagelijks geld uit de kassa. [18] Voorts kreeg [verdachte] geld uit de omzet. [19]
[A] heeft verklaard dat hij in 2001 samen met [verdachte] een restaurant heeft gehad aan de [adres] te Nijmegen, genaamd [naam]. [verdachte] heeft een huurcontract voor dat pand afgesloten en bij de speelautomatenhandelaar een lening geregeld. [20] [A] en [verdachte] hebben ongeveer vier maanden verbouwd en hebben het restaurant daarna geopend. [verdachte] werkte in de bediening. Voorts heeft [A] verklaard dat [verdachte] en hij iedere dag NLG 50,- of 60,- uit de kassa haalden als loon. [21]
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij restaurant [naam] in 2001 heeft overgenomen van [C]. [22] Ter terechtzitting heeft verdachte [verdachte] verklaard dat hij in 2001/2002 gedurende vijf à zes maanden heeft geklust in restaurant [naam]. Voorts heeft verdachte [verdachte] verklaard dat hij een schuldbekentenis is aangegaan ter hoogte van NLG 25.000,- om de zaak te verbouwen. Daarnaast heeft verdachte [verdachte] verklaard dat de gemeente Veenendaal hem vertelde dat hij niet in de Kamer van Koophandel ingeschreven mocht staan terwijl hij een bijstandsuitkering ontving en heeft de gemeente hem verteld dat hij zich moest uitschrijven. [23]
Verdachte[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) restaurant [naam] helemaal heeft verbouwd en dat ze daarna drie maanden open zijn geweest. Van de contactpersoon bij sociale zaken hoorden zij vervolgens dat ze zich moesten laten uitschrijven uit de Kamer van Koophandel, omdat een uitkering en een restaurant niet samen gingen. Voorts heeft verdachte[medeverdachte] verklaard dat zij een lening met [naam] hebben afgesloten om de zaak te verbouwen. [24]
Café[naam] te Beuningen
Op 12 augustus 2002 hebben [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) en[medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte[medeverdachte]) een huurovereenkomst gesloten ten behoeve van de bedrijfsruimte aan het [adres] te Beuningen, ingaande per 1 maart 2003. [25]
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte] op 21 januari 2003 als vennoten zijn toegetreden bij café[naam] aan het [adres]te Beuningen. [26]
Op 11 augustus 2003 is door de gemeente Beuningen aan verdachten [verdachte] en[medeverdachte] ten behoeve van Café[naam] een vergunning verleend voor het exploiteren van een horecabedrijf in het perceel [adres]te Beuningen, ingaande per 1 september 2003. [27]
Op 30 mei 2003 zijn verdachten [verdachte] en[medeverdachte] een geldleningsovereenkomst aangegaan met [naam] Amusement B.V. voor een bedrag van € 30.000,-. [28] Op 30 mei 2003, 25 juni 2003 en 27 augustus 2003 is door [naam] Amusement B.V. een bedrag van € 10.000,- gecrediteerd aan verdachte [verdachte] en[medeverdachte], ten behoeve van de plaatsing van speelautomaten. [29]
Op 1 juni 2004 heeft verdachte[medeverdachte] met [D] een arbeidsovereenkomst gesloten, waarbij[medeverdachte] per 12 juni 2004 als bedrijfsleidster in dienst is getreden bij Stadscafé [naam] aan het [adres] te Beuningen. De in deze arbeidsovereenkomst afgesproken werktijden zijn dagelijks van 16:00 uur voor een bruto salaris van € 1850,- per maand. [30]
[E] heeft verklaard dat [verdachte] in [woonplaats] een jongerencafé was begonnen, terwijl hij nog in een uitkering zat. Hij was al een paar maanden begonnen met het café en had zijn uitkering door laten lopen. [E] heeft [verdachte] daar op aangesproken. [31]
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij het huurcontract voor café[naam] op zijn naam heeft gezet. Voorts heeft hij verklaard dat hij de lening van € 30.000,- heeft gebruikt voor de inrichting van het café en dat hij een deel van de lening in geld heeft gehad. [32] [verdachte] heeft het hele interieur aangepast en apparatuur geplaatst. De verbouwing was van augustus 2002 tot de opening in september 2003. Het café is open geweest tot november 2003. [33] Voorts heeft [verdachte] verklaard dat hij omzet heeft gedraaid en de opbrengsten van de speelautomaten in eerste instantie zelf eruit haalde. [34]
Verdachte[medeverdachte] heeft bij de politie over café[naam] verklaard dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) daar na restaurant [naam] een café heeft gehad. [35] [verdachte] is vijf maanden met de verbouwing van het pand bezig geweest. Voorts heeft verdachte[medeverdachte] verklaard dat [F] in[naam] speelautomaten heeft geplaatst en dat zij als tegenprestatie een geldlening ontvingen. De inschrijving bij de Kamer van Koophandel zou [G] op zijn naam zetten in verband met de uitkering van [verdachte] en[medeverdachte]. [36] Voorts heeft[medeverdachte] verklaard dat hun WSNP werd gestopt, omdat zij voor de bewindvoerder hadden verzwegen dat zij een café hadden. [37] [medeverdachte] heeft tevens verklaard dat zij hun werkzaamheden als zelfstandige niet hebben doorgegeven aan de gemeente Veenendaal en dat zij wel weet dat zij deze werkzaamheden hadden moeten doorgeven. [38]
Klusbedrijven:
[naam] klussenbedrijf
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam] Klussenbedrijf van 6 september 2002 tot 21 februari 2003 werd gedreven door [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]). [39]
[naam] Klussen
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam] Klussen vanaf 1 april 2009 op naam van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) heeft gestaan. [40]
[H] heeft verklaard eigenaar te zijn van bouwmarkt [naam] en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) te kennen omdat hij een deel van zijn bouwmaterialen bij [naam] haalde. [H] heeft verklaard dat [verdachte] het bouwbedrijf [naam] heeft. Voorts heeft hij verklaard dat [verdachte] als laatste restaurant [naam] aan de [adres] aan het verbouwen was en dat [verdachte] verbouwingen doet aan pizzeria’s en shoarmazaken [41] . [H] heeft bouwmateriaal geleverd voor verbouwingen in Roermond, Beuningen en Nijmegen, waarbij de eigenaren van de zaken steeds met [H] afrekenden. [42]
[E] heeft verklaard dat [verdachte] verschillende verbouwingen heeft gedaan, in ieder geval in Wageningen, Veenendaal en Beuningen. [43]
Verdachte[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) samen met [I] een verbouwing in Stadskanaal heeft gedaan. Het geld van de verbouwing werd verrekend met de openstaande huurschuld van café[naam]. De rest van het bedrag werd overgemaakt op de bankrekening van [J]. Dat geld was bedoeld voor [verdachte]. [44]
Restaurant [naam] te Veenendaal
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat restaurant [naam] aan de [adres] te Veenendaal vanaf 26 mei 2009 wordt gedreven door [K]. [45]
[K] heeft verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte] hem begin 2009 vertelden dat zij een nieuw restaurant wilden beginnen. In mei 2009 vertelde [verdachte] dat hij met de verbouwing bezig was en vroeg [K] om het restaurant voor een week op zijn naam te zetten. [K] is met [verdachte] naar de Kamer van Koophandel gereden en heeft het restaurant [naam] op zijn naam gezet. Ook het huurcontract heeft [K] op zijn naam gezet, omdat [verdachte] problemen met de gemeente had. [46] Voorts heeft [K] verklaard dat [verdachte] de verbouwing van het pand heeft geregeld. [47]
[L] heeft verklaard dat zij eigenaar is van het pand aan de [adres] te Veenendaal. Omstreeks half februari 2009 hoorde zij dat er belangstelling was van een nieuwe huurder voor het pand. Kort daarna belde ene heer [verdachte] haar. [L] herkent op de door verbalisanten getoonde foto de man die zich voorstelde als [verdachte]. [48] Verbalisanten relateren dat de foto die zij aan [L] toonden een foto van verdachte [verdachte] was. [49] [verdachte] ontving de sleutels van het pand van de vorige huurder. Enige tijd daarna betaalde [verdachte] een bedrag van € 5.000,- aan [L] als een soort borg die met de huur zou worden verrekend. [50] Het huurcontract is op 1 maart 2009 ingegaan. [L] heeft verklaard dat zij altijd zaken deed met [verdachte] en met hem ook de verbouwing had doorgesproken. [51]
[M] heeft verklaard dat [verdachte] in restaurant [naam] een klus heeft gedaan. Toen [M] [naam] in mei 2009 kocht heeft [M] de schuld van [verdachte] overgenomen. De vorige eigenaar moest die schuld nog aan [verdachte] betalen. Het ging om ongeveer
€ 12.000,-. Voorts heeft [M] verklaard dat [medeverdachte] van mei 2009 tot oktober 2009 heeft gewerkt bij [naam]. Zij kreeg een loonstrookje. [52]
Verdachte[medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij gewerkt heeft voor [naam]. [53]
Ten aanzien van alle ondernemingen
[X], klantmanager bij de gemeente Veenendaal, heeft verklaard dat het bij verdachten steeds bleef bij plannen voor nieuw op te starten ondernemingen. Er gebeurde vervolgens niets concreets. Voorts heeft [X] verklaard dat [verdachte] had moeten opgeven waar hij mee bezig was op het moment dat er sprake was van concrete plannen en een begin van uitvoering hiervan. [54]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Opzet
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachten niet opzettelijk hebben nagelaten de benodigde gegevens te verstrekken, omdat zij de gemeente Veenendaal steeds hebben ingelicht over hun plannen met betrekking tot op te starten ondernemingen. De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt daartoe als volgt. Uit de gespreksverslagen en de heronderzoeksformulieren blijkt weliswaar dat verdachten tegenover de gemeente hebben verteld over hun plannen met betrekking tot op te starten ondernemingen en daarbij een enkele keer een inschrijving van de Kamer van Koophandel hebben overgelegd. Op het moment dat de plannen van verdachten echter concreet werden en zij huurovereenkomsten aangegaan waren, vergunningen hadden aangevraagd en daadwerkelijk gingen werken in hun bedrijven, werd dit niet gemeld aan de gemeente. Ook werden hiervan geen bescheiden overgelegd aan de gemeente. Verdachte[medeverdachte] heeft daarover verklaard dat zij niet hebben opgegeven dat zij daadwerkelijk waren begonnen met werken, omdat zij bij restaurant [naam] van de gemeente te horen hadden gekregen dat ze daarmee moesten stoppen, omdat een uitkering en een eigen bedrijf niet samen gingen. Ook verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij van de gemeente te horen had gekregen dat hij zich moest laten uitschrijven bij [naam], omdat hij daar niet ingeschreven mocht staan terwijl hij een uitkering ontving. Verdachten waren aldus op de hoogte van het feit dat zij gegevens aan de gemeente moesten verschaffen, maar zijn hierna verder gegaan met restaurant [naam] en hebben daarna nog een aantal ondernemingen opgestart zonder hierover alle benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente. De rechtbank stelt op grond van deze feiten en omstandigheden vast dat verdachten meermalen opzettelijk hebben nagelaten de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente Veenendaal.
Voordeel
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachten nooit enige inkomsten hebben gehad uit de door hen opgestarte ondernemingen. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Verdachten zijn ten behoeve van restaurant [naam] en ten behoeve van café[naam] tot tweemaal toe een lening aangegaan, waarvan uit de bewijsmiddelen blijkt dat het geld ook daadwerkelijk aan verdachten is uitgekeerd. Dat het geld van deze leningen vervolgens in de verbouwing van de panden is gestoken, doet niet af aan het feit dat verdachten hierdoor voordeel hebben genoten. Ook het aangaan van een lening moet vermeld worden op de herkeuringsformulieren ten behoeve van de bijstandsuitkering. Voorts blijkt uit verschillende getuigenverklaringen dat verdachte [verdachte] regelmatig geld uit de kassa’s of de speelautomaten haalde en blijkt dat verdachte[medeverdachte] in loondienst heeft gewerkt voor verschillende ondernemingen.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van medeplegen van het opzettelijk plegen van bijstandsfraude. De formulieren die verdachten ten behoeve van hun uitkering moesten invullen betroffen echtpaarformulieren. Verdachten stonden daarmee voor de juistheid van die formulieren voor elkaar in. Zij hebben beiden de formulieren ondertekend en waren steeds op de hoogte van elkaars werkzaamheden.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het aan haar ten laste gelegde feit heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 03 oktober 2001 tot en met 31 juli 2009 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met een ander, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 65 van de Algemene bijstandswet en 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander,
terwijl verdachte en zijn mededader wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet (Abw) en de Wet werk en bijstand (WWB) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bpz), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte en/of [medeverdachte], telkens opzettelijk nagelaten tijdig te melden en/of verzwegen dat hij, verdachte en/of [medeverdachte],
- als zelfstandige in een restaurant en een café werkzaamheden heeft/hebben verricht en
- als zelfstandige verbouwingswerkzaamheden en/of kluswerkzaamheden
heeft/hebben verricht en
- enig inkomsten heeft/hebben gehad uit arbeid en leningen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
medeplegen van in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de hoogte of
de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om, gezien het grote tijdsverloop, de inactieve houding van de gemeente Veenendaal en gezien de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude door gedurende een periode van bijna acht jaar steeds niet de volledige inlichtingen te verstrekken aan de verstrekker van zijn bijstandsuitkering. Immers heeft hij telkens nagelaten alle gegevens te verstrekken met betrekking tot diverse door hem en zijn echtgenote ontplooide werkzaamheden. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een uitkering is bedoeld om de mensen, die om wat voor reden dan ook niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Misbruik van sociale voorzieningen ondermijnt het sociale stelsel. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 28 januari 2014 blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld. De rechtbank zal hiermee in het voordeel van verdachte rekening houden.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat de gemeente Veenendaal een inactieve houding heeft gehad, waardoor deze situatie gedurende een zeer lange periode heeft kunnen voortduren. Verdachten hebben immers meermalen bij de gemeente aangegeven dat zij ondernemingen wilden starten, waardoor de gemeente actiever had kunnen controleren hoe de zaken ervoor stonden. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit het dossier het beeld naar voren komt dat verdachte er financieel gezien niet veel voordeel aan over heeft gehouden en de omstandigheid dat het een oud feit betreft.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank is, in tegenstelling tot de officier van justitie, van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14f, 22c, 22d, 47, 57, 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de hoogte of
de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Bepaalt dat deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. C.A.M. van Straalen en E.M. de Stigter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 februari 2014.
Mr. C.A.M. van Straalen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 03 oktober
2001 tot en met 31 juli 2009 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in strijd met een
hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten
artikel 65 van de Algemene bijstandswet en/of 17 van de Wet werk en bijstand,
opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks
terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander,
terwijl verdachte en/of zijn mededader wist, althans redelijkerwijze moest
vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van
verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te
weten een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet (Abw) en/of de Wet werk
en bijstand (WWB) en/of het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bpz), dan
wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers
heeft hij, verdachte en/of [medeverdachte], (telkens) opzettelijk nagelaten
tijdig te melden en/of verzwegen dat hij, verdachte en/of [medeverdachte],
- ( als zelfstandige) in een restaurant en/of een café werkzaamheden heeft/hebben verricht en/of
- ( als zelfstandige) verbouwingswerkzaamheden en/of kluswerkzaamheden
heeft/hebben verricht en/of
- enig inkomsten heeft/hebben gehad uit arbeid en/of leningen;
art 227b Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 10 augustus 2009, p. 92.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van relaas, p. 8.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 juni 2009, p. 793.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten fotokopieën van heronderzoeksformulieren Abw, p. 875-916.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2009, p. 794.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 juni 2009, p. 793.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 augustus 2009, p. 193.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een huurovereenkomst bedrijfsruimte, d.d. 14 februari 2001, p. 518-521
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een beëindigingsovereenkomst, d.d. 7 augustus 2002, p. 536.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een fotokopie van een arbeidsovereenkomst, d.d. 29 juni 2001, p. 512.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel, p. 503.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een exploitatieovereenkomst, d.d. 1 oktober 2001, p. 538-540.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een exploitatieovereenkomst, d.d. 1 oktober 2001, p. 539.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een schuldbekentenis, d.d. 1 oktober 2001, p. 541-547.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van een cheque van ING Bank d.d. 1 oktober 2001, p. 548.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [B], d.d. 5 oktober 2009, p. 385.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [B], d.d. 5 oktober 2009, p. 386.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [B] bij de rechter-commissaris, d.d. 1 maart 2012, p. 2.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [A], d.d. 28 september 2009, p. 371.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [A], d.d. 28 september 2009, p. 372.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 10 augustus 2009, p. 100-101.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 13 februari 2014.
24.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 augustus 2009, p. 175.
25.Een schriftelijk bescheid, te weten een huurovereenkomst, d.d. 12 augustus 2002, p. 598-606.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel, d.d. 15 april 2009, p. 565.
27.Een schriftelijk bescheid, te weten een exploitatievergunning, d.d. 11 augustus 2003, p. 583-587.
28.Een schriftelijk bescheid, te weten een overeenkomst van geldlening d.d. 30 mei 2003, p. 653-654.
29.Een schriftelijk bescheid, te weten een creditnota d.d. 30 mei 2003, p. 658 en een creditnota d.d. 25 juni 2003, p. 659 en p. 661.
30.Een schriftelijk bescheid, te weten een arbeidsovereenkomst, d.d. 1 juni 2004, p. 594-596.
31.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [E], d.d. 31 juli 2009, p. 358.
32.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], d.d. 10 augustus 2009, p. 106.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], d.d. 10 augustus 2009, p. 107.
34.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], d.d. 11 augustus 2009, p. 111.
35.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 augustus 2009, p. 178.
36.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 augustus 2009, p. 179.
37.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 augustus 2009, p. 180.
38.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 augustus 2009, p. 181.
39.Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel, d.d. 15 april 2009, p. 679.
40.Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel, d.d. 15 april 2009, p. 683.
41.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [H], d.d. 24 juli 2009, p. 354.
42.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [H], d.d. 24 juli 2009, p. 355.
43.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [E], d.d. 31 juli 2009, p. 358.
44.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 augustus 2009, p. 185.
45.Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel, d.d. 26 mei 2009, p. 709.
46.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [K], d.d. 22 juli 2009, p. 262.
47.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte [K], d.d. 22 juli 2009, p. 263.
48.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [L], d.d. 12 juni 2009, p. 298.
49.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [L], d.d. 12 juni 2009, p. 300.
50.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [L], d.d. 12 juni 2009, p. 298.
51.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [L], d.d. 12 juni 2009, p. 299.
52.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van getuige [M] bij de rechter-commissaris, d.d. 9 oktober 2012, p. 2.
53.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2014.
54.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van [X] bij de rechter-commissaris, d.d. 26 maart 2012, p. 5.