ECLI:NL:RBMNE:2014:933

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
16/660040-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling en belediging via nep Facebookaccount

Op 11 maart 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, een misdrijf tegen het leven gericht, en belediging van zijn ex-vriendin. De verdachte heeft op 18 november 2013 in Lelystad de woorden geuit: 'Ik doe mezelf en die kleine niets aan, maar ik heb nog genoeg kogels over voor mevrouw [slachtoffer]', waarmee hij de [slachtoffer] bedreigde. Daarnaast heeft hij een nep Facebookaccount aangemaakt onder de naam Putana Poetasushi, waarop hij schaars geklede foto's van de [slachtoffer] heeft geplaatst zonder haar toestemming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht, behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een ernstige depressie en afhankelijkheid van middelen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding van € 299,60 toegewezen, en de verdachte verplicht tot betaling aan de Staat van hetzelfde bedrag. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 16/660040-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
verblijvende te Detentiecentrum Alphen aan den Rijn (UAH).

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 25 februari 2014 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C. Grijsen, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J.M. Dierick en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 november 2013 te Lelystad, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik doe mezelf en die kleine niets aan, maar ik heb nog genoeg kogels over voor mevrouw [slachtoffer]", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 18 november 2013 te Zeewolde, althans in Nederland, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer], in het openbaar heeft beledigd, door een Facebook account te starten onder de naam Putana Poetasushi (wat 'vuile hoer' betekent) en daar (schaarsgeklede) foto's op te plaatsen van die [slachtoffer], zonder dat zij daarvoor instemming of goedkeuring heeft gegeven;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 april 2011 tot en met 18 september 2011 te Zeewolde, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend per sms bericht(en) die [slachtoffer] de woorden toegevoegd:
"Ik zal je hart uit je lichaam rukken je hersenpan uitsnijden en ze rauw opeten" en/of "Zal ik je fucking leven ontnemen je fucking hart uitrukken en je hersenpan op eten" en/of "ik sloop je kanker hoofd er af geloof me" en/of "ik wens niet dat je dood valt ik wil je zelf dood maken" en/of "ik maak je ka dood met me handen" en/of "ik ben echt klaar met dit ik bedreig je niet alles wat ik zei meende ik" en/of "Game over je gaat dood als ik me zoon niet
mee krijg vrijdag, ga nu laten zien je gaat dood dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, nu de aangifte, die gebaseerd is op de verklaring van [getuige], medewerkster van de Raad voor de Kinderbescherming, niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten geldt dat indien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, de rechtbank op grond van het bepaald in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 1
In het dossier bevindt zich een aangifte van [slachtoffer]. Zij verklaarde dat zij op 18 november 2013 door de politie werd gebeld met de mededeling dat verdachte tegen een medewerkster van de Raad voor de Kinderbescherming, zou hebben gezegd: ‘Ik doe mezelf en die kleine niets aan, maar ik heb nog genoeg kogels over voor mevrouw [slachtoffer]’. [2]
Genoemde getuige [getuige] verklaarde bij de politie dat verdachte tegen haar had gezegd dat hij het logisch vond dat er mensen waren die hun kinderen vermoorden en dat hij zijn zoontjes en zichzelf niets zou aandoen maar dat hij wel genoeg kogels voor de moeder had. [3]
Tezamen met de verklaring van verdachte bij de politie [4] dat hij tegen de raadsonderzoeker heeft gezegd; ‘ik ben niet zo laf om mijn zoon en mijzelf dood te maken. Maar ik ben wel in staat om haar knieschuiven kapot te schieten’, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling.
Feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte [5] en de klacht [6] van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte. [7]
Feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer] [8] en de bekennende verklaring van verdachte. [9]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 18 november 2013 te Lelystad, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik doe mezelf en die kleine niets aan, maar ik heb nog genoeg kogels over voor mevrouw [slachtoffer]", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 18 november 2013 te Zeewolde, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer], in het openbaar heeft beledigd, door een Facebook account te starten onder de naam Putana Poetasushi (wat 'vuile hoer' betekent) en daar (schaarsgeklede) foto's op te plaatsen van die [slachtoffer], zonder dat zij daarvoor instemming of goedkeuring heeft gegeven;
3.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 25 april 2011 tot en met 18 september 2011 te Zeewolde, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend per sms berichten die [slachtoffer] de woorden toegevoegd:
"Ik zal je hart uit je lichaam rukken je hersenpan uitsnijden en ze rauw opeten" en "Zal ik je fucking leven ontnemen je fucking hart uitrukken en je hersenpan op eten" en "ik sloop je kanker hoofd er af geloof me" en "ik wens niet dat je dood valt ik wil je zelf dood maken" en "ik maak je ka dood met me handen" en "ik ben echt klaar met dit ik bedreig je niet alles wat ik zei meende ik" en "Game over je gaat dood als ik me zoon niet mee krijg vrijdag, ga nu laten zien je gaat dood dood".
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1
Bedreiging met zware mishandeling.
Feit 2
Eenvoudige belediging.
Feit 3
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een klinische- en een ambulante behandeling, een meldplicht en een contactverbod.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, aan een misdrijf tegen het leven gericht en aan belediging van zijn ex-vriendin door een nep facebookaccount op haar naam aan te maken en daarop foto’s van haar schaars gekleed te plaatsen. Uit de aangiftes en de slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer dit als zeer ingrijpend heeft ervaren. Door de angst en de spanningen als gevolg daarvan heeft zij twee weken niet kunnen werken, heeft zij haar zoon een week thuis gehouden van school en had zij slapeloze nachten. Nog steeds voelt zij zich onveilig en is haar vertrouwen in mensen geschaad.
De rechtbank acht voornoemd gedrag van verdachte buitensporig en ontoelaatbaar. Verdachte heeft de grenzen van het toelaatbare ver overschreden. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een pro justitia rapportage d.d. 18 januari 2014 van G.H.E. van Hoecke, psychiater. Hieruit komt naar voren dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, met name een ernstige depressie, zonder psychotische kenmerken. Daarnaast is hij afhankelijk van cannabis en alcohol. Verder lijdt hij aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens met name een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
In het gedrag van verdachte is veel externaliserende boosheid die voor hem ook uit machteloosheid verder komt. Verdachte lijdt aan de vitale tekens van een majeure depressie, zoals slapeloosheid, gewichtsvermindering, energieverlies, gevoelens van hopeloosheid, suïcidale gedachten en obsessief rumineren over zijn situatie. Vanuit zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis keert de opgekropte woede en agressie zich niet tegen zichzelf maar tegen derden. Geadviseerd wordt verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact en een behandeling.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 21 februari 2014 opgemaakt door M. Teisman. Uit deze rapportage volgt dat het ten laste gelegde is voortgekomen vanuit gevoelens van boosheid en onmacht. Verdachte mag geen contact hebben met zijn zoon en legt de verantwoording voor zijn handelen bij zijn ex-vriendin. Middelengebruik en zijn psychische gesteldheid hebben mogelijk eveneens een rol gespeeld in het ten laste gelegde.
Voorts is verdachte niet in staat om goed vorm te geven aan zijn leven. In de afgelopen jaren heeft hij diverse banen gehad maar sinds april 2013 is hij werkloos en ontvangt hij een uitkering. Er is sprake van schuldenproblematiek en verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. In 2013 heeft hij tweemaal een behandeling gevolgd voor cannabis- en alcoholafhankelijkheid.
Door de denkpatronen, het middelengebruik, de psychische gesteldheid en huidige leefomstandigheden wordt de situatie van verdachte als zorgelijk omschreven en de kans op recidive aanzienlijk.
Een behandeling of een opname aangaande de middelenafhankelijkheid van verdachte is wenselijk. Mede om verdachte een kans te bieden op het aanslaan van een antidepressivum. Daarnaast wordt in overweging gegeven om verdachte klinisch te laten opnemen in een forensische verslavingskliniek. Hiervoor dient wel nader onderzoek te worden verricht. Verdachte is aangemeld bij de IFZ. Nu hiervoor wachtlijsten zijn wordt tevens een ambulante behandeling bij de FPP wenselijk geacht.
Geadviseerd wordt om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een contactverbod met zijn ex-vriendin, een klinische behandeling bij Piet Roorda of een soortgelijke intramurale instelling, dan wel een reguliere verslavingskliniek, zulks ter beoordeling aan het NIFP en een ambulante behandeling bij FPP Inforsa of soortelijke ambulante forensische zorg.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank ook rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 januari 2014 waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake soortgelijke feiten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank zal daarnaast aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden verbinden.
Als bijzondere voorwaarden zal een meldingsgebod, een contactverbod en een ambulante behandeling bij Inforsa worden opgelegd.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 299,60, bestaande uit € 280,00 immateriële schade en € 19,60 aan reiskosten.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] volledig toe te wijzen en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen nu deze onvoldoende onderbouwd is.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij
A. [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 299,60.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 299,60 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 266, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte gedurende de proeftijd van
2 jaarde hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich zal melden bij de reclassering, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van Forensische Psychiatrische Polikliniek Inforsa of een soortelijke instelling en zich zal houden aan de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
* op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer];
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 299,60, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 299,60 ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte en heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Fijnheer, voorzitter, mr. M. Iedema en
mr. H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer 2013086489 en 2013002700, doorgenummerd 1 tot en met 97.
2.Pagina 11 en 12
3.Pagina 29 en 30
4.Pagina 60
5.Pagina 11 en 12
6.Pagina 14 en 15
7.Pagina 58
8.Pagina 73 tot en met 80
9.Pagina 59