In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 63-jarige verdachte, die als penningmeester en geldteller van een Stichting gedurende een periode van 18 jaar geld heeft verduisterd en witgewassen. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van gelden die toebehoorden aan de Stichting, en van gewoontewitwassen van voorwerpen die met deze verduistering waren verkregen. De rechtbank oordeelde dat de feiten wel bewezen waren, maar voor een kortere periode, omdat een deel van de feiten was verjaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een werkstraf van 240 uur, waarbij rekening is gehouden met de landelijke richtlijnen voor strafoplegging. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte aan de Stichting een schadevergoeding van ruim € 175.000,- moet betalen. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting, waarbij de verdachte bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. P. Buikes, en de officier van justitie, mr. C.C.M. Poland, de vordering heeft ingediend. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verduistering en gewoontewitwassen, maar heeft hem vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de hoogte van de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het vertrouwen dat de Stichting in hem had ernstig was geschaad.