Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast opnihil
wijst de vordering van de officier van justitie af.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 december 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennep. De officier van justitie had aanvankelijk een vordering ingediend voor een bedrag van € 87.885,30, maar heeft deze tijdens de zitting gewijzigd naar € 5.000,-, gebaseerd op het door de verdachte genoten voordeel van de hennepkwekerij. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de vordering af te wijzen, stellende dat de verdachte de feiten ontkent en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil dient te worden vastgesteld, omdat de verdachte een betalingsregeling heeft getroffen met Stedin voor een bedrag van € 5.411,96.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte bij de politie als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 5.000,- bedraagt. Echter, omdat het bedrag dat de verdachte aan Stedin moet terugbetalen hoger is dan het genoten voordeel, heeft de rechtbank de terugvordering vastgesteld op nihil. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie dan ook afgewezen, en de beslissing is genomen in aanwezigheid van de raadsman van de verdachte en de officier van justitie.
Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is op de openbare terechtzitting bekendgemaakt. De griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen, wat gebruikelijk is in dergelijke procedures.