ECLI:NL:RBMNE:2014:7550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2014
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
16/661678-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 december 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennep. De officier van justitie had aanvankelijk een vordering ingediend voor een bedrag van € 87.885,30, maar heeft deze tijdens de zitting gewijzigd naar € 5.000,-, gebaseerd op het door de verdachte genoten voordeel van de hennepkwekerij. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de vordering af te wijzen, stellende dat de verdachte de feiten ontkent en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil dient te worden vastgesteld, omdat de verdachte een betalingsregeling heeft getroffen met Stedin voor een bedrag van € 5.411,96.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte bij de politie als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 5.000,- bedraagt. Echter, omdat het bedrag dat de verdachte aan Stedin moet terugbetalen hoger is dan het genoten voordeel, heeft de rechtbank de terugvordering vastgesteld op nihil. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie dan ook afgewezen, en de beslissing is genomen in aanwezigheid van de raadsman van de verdachte en de officier van justitie.

Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is op de openbare terechtzitting bekendgemaakt. De griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen, wat gebruikelijk is in dergelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/661678-14 (ontneming)
beslissing van de rechtbank d.d. 30 december 2014
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
woonachtig aan de [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. R. Schreudering, advocaat te Utrecht.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/661678-14 waaruit blijkt dat verdachte op 30 december 2014 door is veroordeeld voor het samen met een ander telen en aanwezig hebben van hennep;
- het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 26 mei 2014;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 16 december 2014;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door haar raadsman.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in eerste instantie gevorderd verdachte te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 87.885,30,-. De officier van justitie heeft haar vordering ter terechtzitting gewijzigd in € 5.000,- en heeft daartoe aangevoerd dat laatstgenoemd bedrag het door verdachte, blijkens haar verklaring bij de politie, genoten voordeel is van de hennepkwekerij.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht om de vordering af te wijzen, omdat verdachte ontkent de feiten zoals ten laste gelegd te hebben gepleegd. Voor het geval de rechtbank anders mocht oordelen heeft de verdediging verzocht om bij de ontneming uit te gaan van verdachtes verklaring omtrent het door haar genoten voordeel van de kwekerij van maximaal € 5000,-- en op dat bedrag in mindering te brengen een bedrag van € 5.411,96 dat zij krachtens een gesloten betalingsregeling aan Stedin dient terug te betalen. Dit betekent dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op nihil.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is door de rechtbank bij vonnis van 30 december 2014 ter zake van het telen en aanwezig hebben van hennep veroordeeld tot de in die uitspraak vermelde straf.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van voornoemd vonnis en het strafdossier het oordeel dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
Ter berekening van het voordeel stelt de rechtbank het volgende vast:
- blijkens de verklaringen van verdachte bij de politie heeft zij een voordeel van € 5.000,- genoten van de hennepkwekerij op haar zolder. Zoals aangegeven in het vonnis in de hoofdzaak acht de rechtbank deze verklaring van verdachte betrouwbaar. De rechtbank zal bij het bepalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, evenals de officier van justitie, van deze verklaring uitgaan;
- op 22 mei 2014 heeft verdachte een betalingsregeling gesloten met Stedin, waarin is overeengekomen dat zij een bedrag van in totaal € 5.411,96 in termijnen dient terug te betalen.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel: de opbrengst ad € 5.000,-- minus het bedrag van
€ 5.411,96 dat verdachte aan Stedin dient terug te betalen. Nu dit laatste bedrag hoger is dan het genoten voordeel stelt de rechtbank de terugvordering vast op nihil.
Gelet hierop zal de vordering van de officier van justitie worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
-
stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast opnihil
-
wijst de vordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mrs. J.P.W. Helmonds en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2014.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.