ECLI:NL:RBMNE:2014:7549
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak en afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan wederrechtelijk voordeel
In de ontnemingszaak met parketnummer 16/661680-14 heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 december 2014 uitspraak gedaan. De verdachte was eerder vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, namelijk het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennep en het stelen van elektriciteit in de periode van 27 februari 2013 tot en met 16 april 2014 te Vleuten. De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien de vrijspraak, niet kan worden aangetoond dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de feiten waarvoor hij was aangeklaagd. Hierdoor kon de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het vermeende wederrechtelijk verkregen voordeel niet worden toegewezen.
Tijdens de zitting op 16 december 2014 zijn zowel de officier van justitie als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M. Helmers, gehoord. De rechtbank heeft alle relevante stukken en het strafdossier in overweging genomen. De beslissing om de vordering af te wijzen is genomen op basis van de bevindingen tijdens het onderzoek en de vrijspraak die eerder was uitgesproken. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de verdachte voordeel heeft genoten van de strafbare feiten, wat leidt tot de afwijzing van de ontnemingsvordering.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. S. Wijna en de rechters mrs. J.P.W. Helmonds en J.G. van Ommeren, in aanwezigheid van griffier mr. M.J.C.J. Evers. Het vonnis is openbaar uitgesproken op de zitting van 30 december 2014.