ECLI:NL:RBMNE:2014:7548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 december 2014
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
16/661678-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteit ten behoeve van hennepplantage

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 december 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepplantage. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in Utrecht, werd beschuldigd van het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten in de periode van 27 februari 2013 tot en met 16 april 2014. Tijdens de zitting op 16 december 2014 was de verdachte aanwezig en werd bijgestaan door haar advocaat, mr. R. Schreudering. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk telen van hennep en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat de verdachte slechts haar zolder ter beschikking had gesteld en niet op de hoogte was van de diefstal van elektriciteit.

Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de hennepkwekerij, aangezien er 195 hennepplanten in haar woning waren aangetroffen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte betrouwbaar, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit tweede feit, maar verklaarde het eerste feit bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, zonder voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661678-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 30 december 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
woonachtig aan de [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R. Schreudering, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich in de periode van 27 februari 2013 tot en met 16 april 2014 te [woonplaats] al dan niet samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen, bereiden, bewerken en/of verwerken van hennep, in elk geval aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep;
zich in de periode van 27 februari 2013 tot en met 16 april 2014 al dan niet samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten, gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft van beide feiten vrijspraak bepleit, aangezien in beide gevallen medeplegen ten laste is gelegd en hooguit sprake is van medeplichtigheid nu verdachte slechts haar zolder ter beschikking heeft gesteld, zij niet verder bij de kwekerij betrokken is geweest en zij niet op de hoogte was van de diefstal van elektriciteit. Met betrekking tot beide feiten heeft de verdediging gesteld dat uitgegaan dient te worden van de door verdachte bij de rechtbank afgelegde verklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs ten aanzien van feit 1 [1]
Verdachte huurde sinds 9 februari 2010 een woning aan de [adres] . [2]
Op 16 april 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in deze woning. [3] In de woning is op de zolder een hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 195 planten. [4] Een uitgevoerde MMC-test op representatieve monsters van aangetroffen resten van gedroogde henneptoppen, gaf een positieve reactie op de aanwezigheid van hennep. [5]
Namens Stedin BV is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage in de periode van 27 april 2013 tot en met 16 april 2013, zijnde vijf volledige hennepoogsten. [6] Deze periode is gebaseerd op de bevindingen van een medewerker van Stedin in de woning van verdachte, die constateerde dat het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters dermate was vervuild dat de filters minimaal vijf oogsten in werking moeten zijn geweest. [7]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij haar zolder ter beschikking heeft gesteld voor de hennepkwekerij, dat degene aan wie zij de zolder ter beschikking had gesteld verantwoordelijk was voor de kwekerij, dat er vijf keer is geoogst en dat zij hiervoor
€ 1.000,-- per oogst heeft ontvangen. [8] Verder heeft zij bij de politie verklaard dat degene die de kwekerij exploiteerde haar ongeveer een keer per week belde of appte om even in de kwekerij te gaan kijken of er gele bladeren waren of dat er spint inzat. Zij deed dat en gaf haar bevindingen dan door. [9]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaring van verdachte bij de politie betrouwbaar acht, omdat verdachte telkens spontaan uit zichzelf heeft verklaard en er is geen sprake geweest van sturende vragen door de politie. De rechtbank gaat uit van deze verklaring.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen dat verdachte bij het aanwezig hebben van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid genoemde hennepplanten een zodanige rol heeft gespeeld dat er sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking bij de totstandkoming van het strafbare feit. De rechtbank heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat verdachte niet alleen haar zolder ter beschikking heeft gesteld, maar ook geld heeft ontvangen voor de gerealiseerde oogsten en op verzoek van de exploitant van de kwekerij hand- en spandiensten verleende in die zin dat zij regelmatig op verzoek van deze exploitant de planten controleerde.
Vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie - het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat verdachte op de hoogte was van de diefstal van elektriciteit. De elektriciteitsprijzen worden aangepast naar aanleiding van een periodieke, meestal jaarlijkse, opgave van meterstanden. De ten laste gelegde periode is niet zodanig lang dat uit de omstandigheid dat de energierekening niet omhoog ging zonder meer moet volgen dat verdachte moet hebben geweten dat de stroom niet via de meter liep.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op meer tijdstippen in de periode van 27 februari 2013 tot en met 16 april 2014 te [woonplaats] , gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk heeft geteeld en aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres] telkens ongeveer 195 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van 2 jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - mocht verdachte niet worden vrijgesproken - het opleggen van een lagere straf bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het kweken van hennepplanten. Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank heeft voorts gelet op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Nu de rechtbank in afwijking van de eis van de officier van justitie alleen het eerste ten laste gelegde feit bewezen acht, zal de rechtbank ten voordele van verdachte naar beneden afwijken van de eis van de officier van justitie en aan verdachte alleen een werkstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis opleggen, en geen voorwaardelijke gevangenisstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 11 van Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak:
-spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 100 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht;
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna , voorzitter, mrs. J.P.W. Helmonds en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2014.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2013 tot en met 16 april 2014 te [woonplaats] , gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) (telkens) ongeveer 195 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2013 tot en met 16 april 2014 te [woonplaats] , gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Stedin, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Regio Utrecht, met dossiernummer PL0900-2014084363 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 96.
2.De huurovereenkomst, pagina 94 en 95.
3.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 4.
4.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 5.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 41.
6.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 46, me als bijlage de Rapportage diefstal van energie, pagina 48.
7.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 46, met als bijlage de Rapportage diefstal energie, pagina 49.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 83.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 85