Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.Beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde.
Rechtbank Midden-Nederland
In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het inrichten van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 december 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennep in de periode van 27 februari 2013 tot en met 16 april 2014. Tijdens de zitting op 16 december 2014 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.M. Helmers. De officier van justitie stelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdediging aanvoerde dat het binnentreden in de woning op 16 april 2014 onrechtmatig was, omdat er onvoldoende verdenking bestond voor een overtreding van de Opiumwet.
De rechtbank oordeelde dat het binnentreden gerechtvaardigd was, gezien de waarnemingen van een opvallend warmtebeeld van de woning door een politieluchtvaartuig en de resultaten van een warmtescan. Echter, de rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te achten aan de tenlastegelegde feiten. De verklaring van de medeverdachte, die stelde dat de verdachte de kwekerij had ingericht, werd niet ondersteund door ander bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten en sprak hem vrij van de tenlastelegging.
Dit vonnis is gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de rechters de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging zorgvuldig hebben afgewogen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de rechtsgeldigheid van het binnentreden in strafzaken.