ECLI:NL:RBMNE:2014:7379

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2014
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
16-661259-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 augustus 2014, stond de verdachte terecht voor het telen van hennepplanten en medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in Turkije en eigenaar van een woning in Utrecht, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 537 hennepplanten in zijn woning en het faciliteren van diefstal van elektriciteit door deze woning ter beschikking te stellen voor de hennepkwekerij. Tijdens de zitting op 28 juli 2014 was de verdachte niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.D.A. van Boom.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen van hennepplanten en de diefstal van elektriciteit. De officier van justitie stelde dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij, gezien zijn eerdere verklaringen en de omstandigheden in de woning. De verdediging betwistte echter dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, met name omdat er geen direct bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van elektriciteit.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van elektriciteit, maar achtte het wel bewezen dat de verdachte de hennepplanten voorhanden had. De rechtbank wees op de omstandigheden in de woning en de verklaringen van de verdachte die niet consistent waren. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, maar veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke overlast die het telen van hennep met zich meebrengt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661259-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 11 augustus 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1963],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2014. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, die heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman van verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
primair: samen met anderen 537 hennepplanten heeft geteeld, dan wel aanwezig heeft gehad;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan het telen, dan wel het aanwezig hebben van 537 hennepplanten door zijn woning hiervoor ter beschikking te stellen;
Feit 2
primair: zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit;
subsidiair: medeplichtig is geweest aan diefstal van elektriciteit door zijn woning voor deze diefstal ter beschikking te stellen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft hierbij gewezen op de verklaring van verdachte van 30 augustus 2012, inhoudende dat hij tot drie maanden geleden nog in de woning woonde. Aangezien de hennepkwekerij veel langer dan drie maanden in gebruik is geweest, wist verdachte van deze hennepkwekerij af. Gelet hierop kunnen beide ten laste gelegde feiten volgens de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van beide ten laste gelegde feiten, zowel voor het primair als het subsidiair ten laste gelegde, moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het feit dat verdachte eigenaar is van de woning en tot op heden geen huurovereenkomst heeft overgelegd, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. In het dossier is namelijk geen positief bewijs te vinden dat verdachte afwist van de hennepkwekerij in zijn woning. Ook de redenering dat de hennepkwekerij langer dan 3 maanden in de woning aanwezig was en verdachte dus van deze kwekerij moet hebben af geweten, gaat niet op. Uit verschillende getuigenverhoren met fraudespecialisten van energiebedrijven blijkt, dat de indicatoren die zij gebruiken voor het berekenen van de periode dat de kwekerij actief moet zijn geweest, onvoldoende betrouwbaar zijn. Dit wordt bevestigd door recente jurisprudentie, zoals het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 22 juli 2013 (ECLI:NL:GHSHE:2013:3313). Ook het aantreffen van hennepresten en wortels met kluiten aarde vormen onvoldoende aanwijzing dat sprake is geweest van een eerdere teelt. Hennepresten kunnen afkomstig zijn van een zogenoemde tussenknip die plaatsvindt tijdens de groeiperiode van de planten. Wortels met kluiten aarde hebben ook niet per definitie betrekking op een eerdere oogst, maar kunnen ook afkomstig zijn van planten die tijdens de kweek zijn doodgegaan.
Gelet op het voorgaande kan, volgens de raadsman, niet worden vastgesteld dat verdachte af wist van de hennepkwekerij en moet verdachte van het ten laste gelegde integraal worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair
In het dossier is geen direct bewijs aanwezig dat verdachte als (mede)pleger betrokken is geweest bij de diefstal van elektriciteit. Omdat ook de enkele wetenschap van verdachte dat in de woning een hennepkwekerij aanwezig is naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer kan leiden tot de conclusie dat verdachte (mede)pleger is van de diefstal van elektriciteit, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen. [1]
Op 29 augustus 2012 wordt door de politie binnengetreden op het adres [adres] te [plaats], gemeente Utrecht. [2] Op de eerste en tweede verdieping van de woning worden drie ruimten aangetroffen die zijn ingericht als hennepkwekerij. In totaal worden 537 hennepplanten aangetroffen. [3] Een test van een representatieve bemonstering van de aangetroffen planten geeft een positieve reactie voor de aanwezigheid van hennep of THC. [4]
Op de vloer van de hennepkwekerij worden droge resten van hennepplanten aangetroffen. De woning is op meerdere plekken aangetast door vocht. [5]
[benadeelde] heeft namens Stedin aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit betreffende het adres [adres] te [plaats]. Op 29 augustus 2012 is door [benadeelde] geconstateerd dat in het pand op voornoemd adres de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken is. Tevens is het deksel van de hoofdaansluitkast verwijderd. Aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen is een vijf-aderige elektriciteitskabel bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zit aangesloten voor de elektriciteitsmeter, zodat alle elektriciteit die via deze kabel wordt afgenomen niet door de elektriciteitsmeter wordt geregistreerd. Voornoemde kabel komt uit in een onderverdeelinrichting van elektriciteit, van waaruit de aanwezige hennepkwekerijen onbemeten van elektriciteit worden voorzien. Er zijn aanwijzingen voor eerdere oogsten. Onder meer wordt een grote hoeveelheid vuilniszakken aangetroffen, gevuld met restkluiten met afgeknipte steel en wortels van hennepplanten. Als pleegperiode wordt door Stedin uitgegaan van 13 juli 2011 tot en met 29 augustus 2012. [6]
Verdachte heeft op 29 augustus 2012 verklaard dat hij de eigenaar is van de woning aan [adres], maar dat hij deze woning sinds drie maanden heeft verhuurd. [7] Verdachte betaalde wel zelf de rekeningen van gas, water en licht. [8] Verder heeft verdachte tijdens dat verhoor verklaard dat hij tot drie maanden daarvoor samen met een vriend in de woning aan de Adderwortel heeft gewoond. De laatste twee jaar heeft hij daar verbleven. [9]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 subsidiair
De raadsman heeft betoogd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij en dat ook onvoldoende blijkt dat sprake is van meerdere hennepteelten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Door verdachte is in eerste instantie meermalen verklaard dat hij de woning sinds drie maanden heeft verhuurd en dat hij voor die tijd samen met een vriend in de woning verbleef. Nadat verdachte is geconfronteerd met het vermoeden dat de hennepkwekerij langer dan drie maanden in de woning aanwezig was, verklaart verdachte dat hij sinds januari 2012 niet meer in de woning is geweest. Gelet op deze abrupte wijziging in de verklaring van verdachte, acht de rechtbank dit deel van verdachtes verklaring niet geloofwaardig.
De rechtbank is het met de raadsman eens dat de indicatoren die door verbalisanten en fraudespecialisten van energiemaatschappijen worden gebruikt soms onvoldoende houvast bieden om exact te kunnen vaststellen hoeveel eerdere hennepteelten hebben plaatsgevonden. Dit wil echter niet zeggen dat genoemde indicatoren eveneens niet bruikbaar zijn voor de beantwoording van de vraag óf er een eerdere hennepteelt is geweest.
Uit het dossier blijkt dat door de verbalisant en de fraudespecialist een grote hoeveelheid vuilniszakken is aangetroffen met daarin restkluiten met afgeknipte stelen en wortels van hennepplanten. De raadsman heeft betoogd dat dit planten zouden kunnen betreffen die tijdens de teelt zijn doodgegaan. Gelet op de grote hoeveelheid gevulde vuilniszakken, acht de rechtbank deze verklaring echter niet aannemelijk. Te meer nu sprake is van afgeknipte stelen, wat beter past bij geoogste hennepplanten dan bij hennepplanten die vroegtijdig zijn doodgegaan. Deze indicatie van een eerdere teelt wordt versterkt door de andere indicatoren, waaronder vochtschade en vervuiling van materialen, waaruit blijkt dat de hennepkwekerij al geruime tijd in de woning aanwezig was.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de hennepkwekerij langer dan drie maanden in de woning aanwezig is geweest. Ook op het moment dat verdachte naar zijn zeggen nog in de woning verbleef was de kwekerij dus aanwezig. Aangezien op drie kamers in de woning een hennepkwekerij is aangetroffen kan het niet anders zijn dan dat verdachte op de hoogte was van deze hennepteelt.
Op basis van het dossier kan de exacte rol van verdachte met betrekking tot deze hennepteelt niet worden vastgesteld, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde telen, bereiden, bewerken en verwerken. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, als eigenaar en bewoner van de woning aan [adres], de 537 hennepplanten voorhanden heeft gehad. Hoewel verdachte in de ten laste gelegde periode, volgens zijn verklaring, niet meer in de woning verbleef, was hij
-zoals hiervoor reeds vastgesteld- wel van de hennepteelt op de hoogte en had hij de hennepplanten, als eigenaar van de woning, nog steeds in strafrechtelijke zin voorhanden.
Aanvullende bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2 subsidiair
Naar het oordeel van de rechtbank was verdachte niet alleen op de hoogte van de hennepkwekerij, maar wist hij ook af van de diefstal van elektriciteit. Door de fraudespecialist van Stedin is immers verklaard dat het deksel van de hoofdaansluitkast verwijderd was. Hierdoor was de manipulatie van de elektriciteitsmeter, zoals ook blijkt uit de in het dossier opgenomen fotoreportage, duidelijk zichtbaar. Voorts had verdachte in redelijkheid kunnen weten dat de rekeningen die hij van Stedin ontving, niet toereikend waren voor de grote hoeveelheid stroom die de apparatuur van een hennepkwekerij normaliter afneemt. Aldus heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, opzettelijk zijn woning beschikbaar gesteld voor de diefstal van elektriciteit.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
in de periode van 27 juni 2012 tot en met 29 augustus 2012 te [plaats], gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal 537 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
Subsidiair
een onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 13 juli 2011 tot en met 29 augustus 2012 te De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode 13 juli 2011 tot en met 29 augustus
2012 te De Meern, gemeente Utrecht, opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk het pand aan [adres] ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 1 primair: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 537 hennepplanten en is medeplichtig geweest aan de diefstal van elektriciteit. Verdachte heeft hierbij kennelijk uit enkel financieel gewin gehandeld. De teelt en het gebruik van hennep leveren veel maatschappelijke overlast op. Verdachte heeft door zijn handelen ertoe bijgedragen dat de verslavingsproblematiek rond softdrugs met alle daarmee vaak gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. Doordat de stroom op illegale wijze is afgenomen, en de woning van verdachte een rijtjeswoning betreft, ontstaat bovendien serieus brandgevaar voor omwonenden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 april 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal aan verdachte voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 1 maand. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

10.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 (één) maand;
- beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 augustus 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 juni 2012 tot
en met 29 augustus 2012 te De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een
hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 537 hennepplanten, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of
omstreeks de periode van 27 juni 2012 tot en met 29 augustus 2012 te De Meern,
gemeente Utrecht, met elkaar, althans één van hen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de
[adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 537
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of
meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 juni 2012 tot en met 29
augustus 2012 te De Meern, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de
teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juli 2011 tot
en met 29 augustus 2012 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het
arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een onbekend gebleven persoon en/of zijn mededader(s) op één of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 juli 2011 tot en met 29
augustus 2012 te De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen
dan aan die onbekend gebleven persoon en / of zijn mededader(s) en / of aan
verdachte, waarbij die onbekend gebleven persoon en / of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of
de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben
gebracht door braak of verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 13 juli 2011 tot en met 29 augustus
2012 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, en
/ of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en / of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
opzettelijk het pand aan [adres] ter beschikking te stellen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL091A 2012249279, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 123). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van relaas, d.d. 14 november 2012, p. 11.
3.Het proces-verbaal van relaas, d.d. 14 november 2012, p. 12.
4.Het proces-verbaal van relaas, d.d. 14 november 2012, p. 13.
5.Het proces-verbaal van relaas, d.d. 14 november 2012, p. 15.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde], (mede) namens Stedin, d.d. 3 september 2012, p. 70, met de daaraan gehechte Rapportage diefstal energie, p. 73 en 74.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 29 augustus 2012, p. 62.
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 29 augustus 2012, p. 63.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 30 augustus 2012, p. 59.