In deze zaak heeft verzoekster, Firma HPB Planungsbüro, een verzoekschrift ingediend om de nalatenschap van erflaatster te laten vereffenen in haar belang. De erflaatster is overleden op [2014] en verzoekster stelt een vordering te hebben op verweerder, die een schuldbekentenis heeft afgegeven. Verweerder heeft de nalatenschap van erflaatster verworpen en de gezamenlijke erfgenamen hebben deze beneficiair aanvaard. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken en de zaak is behandeld op 25 november 2014.
Verzoekster stelt dat zij recht heeft op een bedrag van € 357.000,- van verweerder, gebaseerd op de schuldbekentenis die verweerder op 7 oktober 2011 heeft afgegeven. Verweerder betwist de vordering en stelt dat de schuldbekentenis is gebaseerd op een valse factuur. Hij heeft de nalatenschap van zijn moeder verworpen en stelt dat verzoekster niet als schuldeiser kan worden aangemerkt. De gezamenlijke erfgenamen steunen de stellingen van verweerder en verzoeken om verzoekster niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt dat verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat zij als schuldeiser kan worden aangemerkt. De rechtbank wijst de verzoeken van verzoekster af en veroordeelt haar in de proceskosten aan de zijde van verweerder en de erfgenamen, begroot op € 904,- per partij. De beslissing is gegeven door mr. S.G.M. Buys op 19 december 2014, en tegen deze beslissing kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.