Op 4 december 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte, die niet aanwezig was tijdens de zitting, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.H.H. Meulemeesters. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen van ongeveer 1200 hennepplanten gedurende een periode van zeven maanden en het stelen van elektriciteit van Stedin Netbeheer BV door middel van verbreking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd dat de verdachte de feiten had gepleegd, en de verdediging heeft zich niet verzet tegen de bewezenverklaring.
De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de hennepkwekerij als bewijs gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 180 uren geëist, met vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht.
De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met vervangende hechtenis van 90 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de straf.