ECLI:NL:RBMNE:2014:6400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
4 december 2014
Zaaknummer
C/16/381572 / KG RK 14-1118
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanwijzing van een persoon in verband met de ontbinding van een kerkelijke stichting

In deze zaak heeft de Stichting Kerk en Wereld op 12 november 2014 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, waarin zij verzocht om de aanwijzing van een persoon die in een te entameren procedure tot vernietiging van een besluit van de Kleine Synode kan worden aangesproken. Dit besluit, genomen op 29 november 2013, houdt in dat de Stichting per 1 januari 2015 zal worden ontbonden. De Stichting, opgericht in 1946, heeft als doel bij te dragen aan de bezinning over vraagstukken op het grensvlak van geloof en samenleving. De statuten van de Stichting vereisen dat de ontbinding alleen kan plaatsvinden met instemming van de Kleine Synode en na overleg met het bestuur van de Stichting.

De voorzieningenrechter heeft op 26 november 2014 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de advocaten van beide partijen aanwezig waren. De Stichting heeft gesteld dat de Kleine Synode een orgaan van de Stichting is, terwijl PKN dit betwist. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de Kleine Synode inderdaad als orgaan van de Stichting kan worden aangemerkt, op basis van de statuten en de wettelijke bepalingen. Dit betekent dat de Stichting recht heeft om het besluit van de Kleine Synode aan te vechten.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten om de heer [E], algemeen directeur van de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland, te benoemen als de persoon die de Stichting vertegenwoordigt in de procedure tot vernietiging van het ontbindingsbesluit. Tevens is de Stichting veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 904,00 aan salaris advocaat en € 608,00 aan griffierecht. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/381572 / KG RK 14-1118
Beschikking van de voorzieningenrechter van 26 november 2014
in de zaak van
de stichting
STICHTING KERK EN WERELD,
gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen: de Stichting,
verzoekster,
advocaat mr. drs. T. van Kooten te Utrecht,
en
het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap
PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND,
zetelende te Utrecht,
hierna te noemen: PKN,
belanghebbende,
advocaat mr. G.C.W. van der Feltz.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Op 12 november 2014 is ter griffie van deze rechtbank door de Stichting een verzoekschrift ex artikel 2:15 lid 3 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend. Het verzoekschrift strekt tot aanwijzing van een persoon die in een te entameren procedure strekkende tot vernietiging van het door de Kleine Synode op 29 november 2013 genomen besluit om – kort gezegd – de Stichting te ontbinden met ingang van 1 januari 2015. Verder heeft de Stichting de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat de kosten van deze procedure voor rekening van de Stichting blijven.
1.2.
Op 18 november 2014 is ter griffie van deze rechtbank het verweerschrift van PKN ontvangen.
1.3.
Op 20 november 2014 is ter griffie van deze rechtbank een faxbericht van
mr. Van Kooten ontvangen.
1.4.
De griffier heeft partijen opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 24 november 2014.
1.5.
Ter zitting zijn verschenen:
  • mr. drs. Van Kooten, advocaat voornoemd;
  • de heer. [A], algemeen bestuurslid van de Stichting;
  • mevrouw [B], bestuurslid en secretaris van de Stichting;
  • mr. Van der Feltz, advocaat voornoemd;
  • de heer [C], werkzaam bij Bureau Juridische Zaken van de dienstenorganisatie van PKN, gevolmachtigde van PKN.
1.6.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

De Stichting heeft aan haar verzoek het volgende ten grondslag gelegd.
2.1.
De Stichting is op 25 februari 1946 opgericht vanwege de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk. Zij is een protestantse stichting in de zin van ordinantie 11-27 van de kerkorde en de generale regeling stichtingen.
2.2.
Het statutaire doel van de Stichting is ‘
het leveren van een bijdrage aan de bezinning over vraagstukken op het grensvlak van geloof en samenleving’.
2.3.
De statuten van de Stichting zijn laatstelijk gewijzigd op 4 oktober 2006. Artikel 10 daarvan bepaalt dat overdracht van taken, bevoegdheden, rechten of verplichtingen door de Stichting slechts is toegestaan indien zulks geschiedt aan de kerk zelf of aan een andere protestantse stichting en niet dan met voorafgaande instemming van de Kleine Synode. Artikel 14 van de statuten luidt, voor zover nu van belang:
“1. Het bestuur van de stichting is bevoegd — bij gemotiveerd besluit en na voorafgaande schriftelijke instemming van de Kleine Synode alsmede van het bestuur van de dienstenorganisatie — de stichting te ontbinden. (...)
2. De Kleine Synode is bevoegd bij schriftelijk en gemotiveerd besluit na advies van het bestuur van de dienstenorganisatie de stichting te ontbinden. Het besluit tot ontbinding door de Kleine Synode kan slechts worden genomen na overleg met het bestuur van de stichting.
(…)
5. Bij ontbinding van de stichting wordt de bestemming van een batig liquidatiesaldo bepaald door de Kleine Synode op voorstel van het bestuur van de stichting en passend bij de
doelstelling van de stichting.
(…)”
2.4.
Volgens de jaarrekening over 2012 bedroeg het eigen vermogen van de Stichting per ultimo 2012 (afgerond) € 8.760.000,00.
2.5.
De Kleine Synode heeft – na een tussenbesluit van 21 juni 2013 – op
29 november 2013 besloten om de Stichting te ontbinden met ingang van 1 januari 2015. Dit besluit is genomen in weerwil van het standpunt van het bestuur van de Stichting.
2.6.
Gelet op de in artikel 11 van de statuten voorgeschreven procedure, heeft het bestuur van de Stichting een bezwaarschrift ingediend bij het Generale College voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen (hierna: GCBG). Bij uitspraak van
3 september 2014 heeft het GCBG de bezwaren ten aanzien van de bestemming van het liquidatiesaldo gegrond verklaard, maar de bezwaar tegen (de overige onderdelen van) het ontbindingsbesluit afgewezen.

3.Het verzoek en verweer

3.1.
De Stichting heeft een verzoek ingediend strekkend tot aanwijzing van een persoon, tegen wie de vordering van de Stichting strekkende tot vernietiging van het besluit van 29 november 2013 kan worden ingesteld. Daarbij heeft de Stichting primair voorgesteld om de heer mr. [D], wonende te [woonplaats], te benoemen en subsidiair PKN, althans de heer [E], algemeen directeur van de dienstenorganisatie PKN.
3.2.
Ter bewaking van haar rechten en ter vermijding van elke discussie omtrent de vraag of haar bevoegdheid tot het instellen van de vordering zou zijn vervallen, ziet de Stichting zich genoodzaakt om voor het verstrijken van de vervaltermijn van één jaar van artikel 2:15 lid 5 BW (te weten uiterlijk op 28 november 2014) een vordering tot vernietiging van de genomen besluiten in te stellen.
3.3.
PKN heeft verweer gevoerd. Daarop zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst moet de vraag worden beoordeeld of de Kleine Synode een orgaan is van de Stichting. De voorzieningenrechter neemt daartoe het volgende in aanmerking. Volgens de Stichting is de Kleine Synode een orgaan van de Stichting, volgens PKN is dat niet het geval. Het begrip orgaan is in de wet niet gedefinieerd.
4.2.
In Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, Inleidende opmerkingen bij: Burgerlijk Wetboek boek 2, Titel 1 Algemene bepalingen, staat onder 2. Enkele begrippen sub a opgenomen:
Orgaan
Men kan onder organen van een rechtspersoon verstaan de personen of colleges die aan de voor die rechtspersoon geldende wettelijke, statutaire of reglementaire competentieregels de bevoegdheid ontlenen om in de organisatie van die rechtspersoon een bepaalde functie te vervullen (Van Schilfgaarde, GS Rechtspersonen, art. 7 (oud), aant. 4). Het orgaan behoeft geen beslissingsmacht op een bepaald terrein te hebben; ook een louter adviserend college kan orgaan zijn. Men verwarre degenen die deel uitmaken van de organen van een rechtspersoon, niet met de ruimere kring van institutioneel betrokkenen, bedoeld in artikel 2:8
lid 1 BW.
(…).
4.3.
In paragraaf 5.2 Organen, algemeen op pagina 93 in Dijk/Van der Ploeg, 6de druk, 2013, wordt de definitie van een orgaan als volgt omschreven:
‘Een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, die bij het optreden in functie krachtens enige bepaling in de statuten of de wet belast zijn met een nader omschreven taak en aan wie daarbij beslissingsbevoegdheid omtrent de eigen taakuitoefening is toegekend.’
4.4.
In paragraaf 5.3., De mogelijkheid om organen te creëren op pagina 96 in Dijk/Van der Ploeg, 6de druk, 2013, staat onder 2 opgenomen:

Organen dienen gecreëerd te worden in de statuten. Organen kunnen dus niet gecreëerd worden bij reglement of gewoon besluit. Commissies en werkgroepen aan wie geen zelfstandige beslissingsbevoegdheid gegeven wordt, kunnen wel op die manier ontstaan. Worden in de statuten van een vereniging aan bijvoorbeeld een wedstrijdcommissie bestuurlijke bevoegdheden gedelegeerd dan kan deze commissie als orgaan van de vereniging worden aangemerkt. (...)
4.5.
In het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2012 (ECLI:NL:GHARN:2012:BX0852) heeft het gerechtshof in rechtsoverweging 4.4. overwogen:
‘Het hof overweegt als volgt. De wet geeft geen definitie van het begrip “orgaan” van een rechtspersoon, maar uit het stelsel van de wet volgt, dat onder het begrip “orgaan” in dit verband kan worden verstaan een uit één of meer personen bestaande functionele eenheid die door de wet of de statuten met beslissingsbevoegdheid in vennootschappelijke aangelegenheden is bekleed.
4.6.
In de Akte van statutenwijziging van de Stichting van 4 oktober 2006 staat opgenomen:
Onder punt 5 van de ‘Inleiding’:
Reden voor wijziging van deze statuten is dat de stichting een stichting was volgens de kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk. Dit kerkgenootschap is per 1 mei 2004 door vereniging opgegaan in de Protestantse Kerk in Nederland, gevestigd te Utrecht. Krachtens overgangsbepaling 251 bij de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (hierna ook: ‘de kerk’) en overgangsbepaling 2 bij de generale regeling stichtingen, behorende bij deze kerkorde, is de stichting sinds genoemde vereniging protestantse stichting in de zin van de generale regeling stichtingen.
In artikel 1 (NAAM EN ZETEL) lid 2:
De stichting is een voortzetting van de Hervormde Stichting Kerk en Wereld en is thans een stichting overeenkomstig de artikel 2 en 3 van de generale regeling voor stichtingen als bedoeld in ordinantie 11 tot en met 27 van de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (hierna ook: ‘de kerk’).
In artikel 14 (ONTBINDING EN VEREFFENING) lid 2:
De Kleine Synode is bevoegd bij schriftelijk en gemotiveerd besluit na advies van het bestuur van de dienstenorganisatie de stichting te ontbinden. Het besluit tot ontbinding door de Kleine Synode kan slechts worden genomen
na(onderstreping voorzieningenrechter) overleg met het bestuur van de stichting.
4.7.
Hoewel de Stichting een kerkelijke stichting is, zoals ook blijkt uit haar statuten, is de Stichting ook een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:285 BW en verder.
Dit maakt dat de Stichting niet alleen onderworpen is aan het kerkelijk recht, maar dat zij zich ook tot de burgerlijke rechter kan wenden met de vraag het besluit van een orgaan te vernietigen wegens één van de drie in artikel 2:15 lid 1 a-c BW genoemde gronden.
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet de Kleine Synode worden aangemerkt als een orgaan van de Stichting.
Op grond van artikel 14, tweede lid van de statuten van de Stichting heeft de Kleine Synode een duidelijke welomschreven bevoegdheid om binnen de Stichting een functie vervullen en een besluit te nemen, te weten het bewerkstelligen van de ontbinding van de stichting.
Dit wordt nog duidelijker indien men beziet dat het bestuur op dat besluit niet of nauwelijks invloed kan uitoefenen omdat dit besluit niet in maar na overleg met het bestuur wordt genomen.
4.9.
De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de Stichting belang heeft bij haar verzoek, mede gelet op het feit dat de vervaltermijn uit artikel 2:15 lid 5 BW op 29 november 2014 verstrijkt, de rechtspersoon daar geen afstand van kan doen en de stuitingsregeling van artikel 3:316 BW niet van toepassing is. Derhalve zal het verzoek als op de wet gegrond worden toegewezen, als na te melden, waarbij geldt dat voor de te benoemen persoon geen bijzondere gedragsregels gelden en deze persoon in de te entameren vernietigingsprocedure (materieel) verweer kan voeren, zich kan refereren of zich kan beperken tot het aanvoeren van argumenten ter onderbouwing van de geldigheid van het bestreden besluit. Ter zitting hebben de Stichting en PKN overeenstemming bereikt over om, in het geval dat onderhavig verzoek zal worden toegewezen, de heer [E] te benoemen. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter de heer [E] aldus benoemen.
4.10.
De Stichting zal, zoals verzocht en in het licht van artikel 2:15 lid 3 onder b, laatste zin BW in de kosten van deze procedure worden veroordeeld, welke aan de zijde van PKN tot op heden – conform het Liquidatietarief – kunnen worden begroot op € 904,00 (2 punten x € 452,00) aan salaris advocaat en € 608,00 aan griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
benoemt als persoon, die ter zake van het geding strekkende tot vernietiging van het besluit van 29 november 2013 in de plaats treedt van de Stichting:
[E], algemeen directeur dienstenorganisatie Protestantse Kerk in Nederland,
domicilie kiezende ten kantore van de advocaat van PKN mr. Van der Feltz:
Javastraat 22
2585 AN Den Haag;
5.2.
veroordeelt de Stichting in de kosten van deze procedure, welke aan de zijde van PKN zijn begroot op € 904,00 aan salaris advocaat en € 608,00 aan griffierecht;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
draagt de griffier op om een afschrift van deze beschikking aan de heer [E] toe te zenden.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.C. Heuveling van Beek en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2014. [1]

Voetnoten

1.WT / 4193