ECLI:NL:RBMNE:2014:618

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2014
Publicatiedatum
18 februari 2014
Zaaknummer
16.701824-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van echtgenote in Lelystad met gevangenisstraf en werkstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2014, is de verdachte beschuldigd van mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote in de periode van 24 juni 2013 tot en met 2 juli 2013 te Lelystad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zijn echtgenote heeft mishandeld door haar bij het haar te pakken, haar te slaan en te schoppen, wat heeft geleid tot letsel en pijn. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verdachte zijn echtgenote heeft bedreigd met de dood, wat de ernst van de situatie vergroot. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 60 dagen geëist, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uur. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk schuldig bevonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder ambulante behandeling en een werkstraf van 60 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en heeft de noodzaak van behandeling benadrukt om herhaling van geweld te voorkomen. De uitspraak is gedaan in het belang van de veiligheid van de echtgenote en de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.701824-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 februari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
ter terechtzitting verklaard te verblijven te [adres],

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft laatstelijk plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 3 februari 2014, waarbij de verdachte is verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.J. van der Woude.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. van den Brink en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen, op of omstreeks de periode van 24 juni 2013 tot en
met 02 juli 2013 te Lelystad
(telkens) opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te
weten[slachtoffer],
- (rond 24 juni 2013) bij het haar heeft gepakt en/of (hardhandig) heeft
vastgepakt en/of meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het lichaam
en/of het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (hierna) meermalen, althans eenmaal, met zijn vuisten op/tegen het lichaam
heeft gestompt en/of geslagen en/of op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of
geschopt en/of
- (rond 2 juli 2013) meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het lichaam
heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of aan de haren
(omhoog) heeft getrokken en/of meermalen, althans eenmaal met de vuist in/op
het gezicht heeft gestompt en/of geslagen
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juni 2013 tot en
met 02 juli 2013 te Lelystad
(telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk
dreigend
- (rond 24 juni 2013) die [slachtoffer] de woorden toegevoegd:"Ik ga de kinderen
vermoorden en ga daarna zelfmoord plegen", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) een mes gepakt en/of is (vervolgens) met dat mes in de hand in

de richting van die [slachtoffer] gelopen en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "ik ga je vermoorden als je
nog langer blijft schreeuwen en huilen", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of
- (rond 2 juli 2013) die [slachtoffer] de woorden toegevoegd:"Je moet nu vluchten,
anders ga ik je echt vermoorden" en/of "En waag het niet om naar de politie te
gaan anders ga ik jou vermoorden. Ik snijd je keel open en die van je kinderen
ook!" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 3 juli 2013 is door [slachtoffer] aangifte gedaan van vrijheidsberoving, zware mishandeling en bedreiging door verdachte. Dit zou hebben plaatsgevonden in de periode van 24 juni 2013 tot en met 2 juli 2013. Verdachte is op 3 juli 2013 aangehouden en in verzekering gesteld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit heeft zij verwezen naar de aangifte, de aanvullende aangifte van aangeefster (inclusief de foto’s), het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2013, waarin is gerelateerd dat het oog van de latere aangeefster blauw was en nagenoeg dicht zat, en de verklaring van getuige[getuige 1].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft zij verwezen naar de aangifte en de aanvullende aangifte van aangeefster, alsmede naar het proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2013, waarbij een film van een gesprek tussen aangeefster en verdachte is uitgekeken die zich op een mobiele telefoon bevond.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman erop gewezen dat slechts de foto’s, die zich bij de aanvullende aangifte bevinden, objectieve informatie bevatten over het letsel van aangeefster. Deze foto’s wijzen op gering letsel en niet op een periode van drie dagen van slaan en schoppen, zoals aangeefster heeft beweerd. Bovendien relateren de verbalisanten in het proces-verbaal van aangifte niet ambtshalve over het letsel van aangeefster. Ook getuige [getuige 2] (de moeder van aangeefster) zegt niets over letsel.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is naar voren gebracht dat hiervoor slechts de aangifte voorhanden is en er voor het overige geen bewijsmiddelen aanwezig zijn die tot een veroordeling kunnen leiden.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken, van het onderliggende strafdossier en van hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht. De rechtbank overweegt ten aanzien van de tenlastegelegde feiten het navolgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 24 juni 2013 door verdachte bij haar haar is beetgepakt en heel hard door verdachte is geslagen met gebalde vuisten tegen haar ribben, hoofd, schouders en benen. Ook schopte hij haar in de ribben en benen. Zij zag later blauwe plekken en schaafplekken op haar lichaam. Deze mishandelingen duurden drie dagen. Nadat aangeefster verdachte terugsloeg bedreigde hij haar door te zeggen dat hij de kinderen zou vermoorden, waarna hij zelfmoord zou plegen. Op 2 juli 2013 sloeg verdachte aangeefster tegen de grond, waarna zij nog een paar schoppen kreeg en hij haar aan de haren omhoog trok en haar ten slotte een paar harde vuistslagen in het gezicht gaf. Later volgden opnieuw harde vuistslagen op het hoofd en het gezicht. Verdachte schreeuwde naar haar: “
En waag het niet om naar de politie te gaan anders ga ik jou vermoorden. Ik snijd je keel open en die van je kinderen ook! Denk aan je kinderen!” [2]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aangeefster bij haar mond heeft gepakt, waardoor ze blauwe plekken op haar wang heeft gekregen. [3] Ter terechtzitting heeft verdachte nog verklaard dat hij haar beet pakte en zijn hand op haar mond legde, waardoor zij een bloedlip kan hebben opgelopen [4] .
In het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2013 relateren verbalisanten dat de latere aangeefster op dat moment ernstige verwoningen had [5] . Zij had een blauw en dik opgezet oog, dat nagenoeg dicht zat. Haar linker kaak was enorm opgezet, zij had aan de rechterzijde van haar gezicht een blauw plekje onder het oog en ze had diverse blauwe plekken op haar armen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 2 juli 2013 zag dat de helft van het gezicht van aangeefster blauw gekleurd was [6] . Haar lippen waren kapot en zij had wondjes op haar rechterarm. Ook zag zij rode puntjes in het wit van haar ogen en voelde zij een onderhuidse bult op haar gezicht.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 2 juli 2013 hoorde dat verdachte schreeuwde, maar dat hij niet heeft gezien dat verdachte aangeefster sloeg [7] .
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat wettig en overtuigend bewezen kan worden, dat verdachte aangeefster rond 24 juni 2013 heeft mishandeld door haar bij het haar te pakken, haar vast te pakken, tegen het lichaam en het gezicht te slaan/stompen en tegen haar lichaam te schoppen en te trappen. De rechtbank baseert dit op het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2013 waarin de verbalisanten verklaren over divers en ernstig letsel bij aangeefster, de aangifte waarin aangeefster verklaart dat zij op 24 juni 2013 overal door verdachte geslagen is en de verklaring van verdachte dat hij haar tijdens een ruzie stevig heeft vastgepakt, waardoor haar lip kan zijn gaan bloeden.
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de tenlastegelegde mishandeling rond 2 juli 2013. Het letsel waarover aangeefster en getuige [getuige 1] verklaren past ook bij het letsel van de mishandeling rond 24 juni 2013 en kan ook op 2 juli 2013 nog bij aangeefster aanwezig zijn geweest. Bovendien heeft getuige [getuige 3] op 2 juli 2013 wel de ruzie van aangeefster met verdachte gehoord, maar niet gezien dat daarbij geweld is gebruikt.
Feit 2
De rechtbank spreekt verdachte vrij van dit feit, nu zich – behoudens de aangifte - geen bewijsmiddelen in het dossier bevinden die de aangifte ondersteunen en kunnen bijdragen tot het wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op of omstreeks 24 juni 2013 te Lelystad
opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten [slachtoffer],
- bij het haar heeft gepakt en hardhandig heeft
vastgepakt en meermalen met kracht op/tegen het lichaam
heeft geslagen en/of gestompt en
- meermalen op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt

waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting inhoudende ambulante behandeling bij De Waag en de verplichting om mee te werken aan het begeleidingstraject van Bureau Jeugdzorg en het ‘Signs of Safety’ traject. Ten slotte heeft de officier van justitie een werkstraf van 120 uur gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf aangevoerd dat in het geval van een veroordeling de eis van de officier passend is.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zijn echtgenote mishandeld in hun eigen woning. Verdachte heeft hiermee een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vrouw. Bovendien heeft verdachte ervoor gezorgd dat het gevoel van veiligheid van zijn vrouw in hun eigen woning is verminderd, terwijl dit juist de plek is waar zij zich veilig moet kunnen voelen. Bovendien woonden ook de zeer jonge kinderen van verdachte en aangeefster bij hen in, waarbij niet uit te sluiten is dat zij (een deel van) het geweld hebben waargenomen. Slachtoffers van huiselijk geweld kunnen daarvan nog lange tijd gevolgen, zoals gevoelens van onveiligheid en angst, ondervinden.
De rechtbank maakt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 december 2013 op dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, echter dit zijn geen soortgelijke feiten als de feiten waar verdachte zich thans schuldig aan heeft gemaakt. Bovendien dateren de feiten al van langer geleden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 18 oktober 2013. De reclassering concludeert dat verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag neemt en geen reflectief vermogen of zelfinzicht toont. Het risico op het onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat, omdat verdachte zich weliswaar redelijk aan afspraken houdt, maar wel zo dat het hem uitkomt. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting inhoudende ambulante behandeling bij De Waag en de verplichting om mee te werken aan het begeleidingstraject van Bureau Jeugdzorg en het ‘Signs of Safety’ traject.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een psychologisch onderzoek van 24 december 2013, opgesteld door drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog. De psycholoog concludeert dat er bij verdachte sprake is van cannabisafhankelijkheid en nicotine-afhankelijkheid met een onderliggende persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale trekken. Nu deze stoornissen en gebrekkige ontwikkelingen ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde aanwezig waren, is te adviseren om verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het tenlastegelegde. Het recidiverisico is hoog. Aan de rechtbank wordt een verplichting tot een ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek en reclasseringscontact als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel in overweging gegeven.
Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met een psychiatrisch onderzoek van 13 januari 2014, opgesteld door C.J.F. Kemperman, psychiater. Laatstgenoemde concludeert dat er sprake is van cannabis en mogelijk ook amfetamine/cocaïne afhankelijkheid, deels in remissie, met een persoonlijkheidsstoornis met cluster A en B trekken. De toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde kan als verminderd worden gezien. Het recidiverisico is hoog. Geadviseerd wordt behandeling bij De Waag met aandacht voor de achterdocht, verslavings- en impulsieve gedrag en begeleiding bij het opbouwen van huisvesting en een goede dagbesteding van verdachte.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van psychiater en psycholoog over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare. Op grond van voormelde rapportages en het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten, zodat het bewezen verklaarde strafbare feit hem niet ten volle kan worden toegerekend.
Alles overziende en rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten, die op het feit zoals bewezen verklaard van toepassing zijn, acht de rechtbank de na te noemen (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf en werkstraf, alsmede de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden passend.
Zoals hiervoor is overwogen was verdachte ten tijde van het delict (gelet op de inhoud van het psychologisch en psychiatrisch onderzoek) verminderd toerekeningsvatbaar, gezien de geconstateerde stoornis en de persoonlijkheidsproblematiek. Nu deze stoornis en de persoonlijkheidsproblematiek blijkens het oordeel van de psycholoog en psychiater nog steeds actueel zijn, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen indien er geen behandeling of begeleiding van de verdachte plaatsvindt. De rechtbank acht het om die reden geboden de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
9 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen , 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 27, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven en spreekt hem van het meer of anders tenlastegelegde vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
45 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd (van 2 jaar):
* bij Reclassering Nederland zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* onder behandeling zal stellen bij forensische psychiatrie De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven
* zal deelnemen aan het begeleidingstraject van Bureau Jeugdzorg en het ‘Signs of Safety’ traject of een soortgelijk traject, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
60 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter, mrs. G. Blomsma en D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Veen-Looy, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013048327, doorgenummerd 1 tot en met 166.
2.Pagina’s 21 tot en met 29
3.Pagina’s 52 tot en met 70
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 februari 2014.
5.Pagina 116
6.Pagina 145
7.Pagina’s 158 en 159